ECLI:NL:OGEAC:2019:257

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
Cur201802164 en Cur201802227
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorschot kosten noodregeling Ennia en de rol van de rechter bij noodregelingen onder de LTBK

In deze beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 22 oktober 2019, wordt de noodregeling voor verschillende entiteiten van Ennia besproken. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) heeft verzocht om een verhoging van het eerder vastgestelde voorschot voor de kosten van de noodregeling van NAf 100.000 naar NAf 25 miljoen. Dit verzoek is gedaan op basis van de reeds gemaakte kosten, die tot en met 16 augustus 2019 in totaal NAf 13.227.847 bedroegen, voornamelijk bestaande uit advocaatkosten. Het Gerecht heeft besloten het voorschot te verhogen tot NAf 15 miljoen en verzoekt CBCS om op de faillissementsrolzitting van 25 februari 2020 een onderbouwd verzoek in te dienen voor de daadwerkelijk gemaakte kosten. De beschikking benadrukt de beperkte rol van de rechter bij noodregelingen onder de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen (LTBK), waarbij de rechter enkel betrokken is bij de vaststelling van de kosten en niet bij het toezicht op de uitvoering van de noodregeling. De beschikking verwijst ook naar eerdere noodregelingen en de uitdagingen waarmee rechters worden geconfronteerd bij het toetsen van de kosten zonder zicht op de uitvoering van de noodregeling. De rechter heeft aangegeven dat bij toekomstige verzoeken om kostenvaststelling een informatief verslag moet worden bijgevoegd, vergelijkbaar met de verslagen die curatoren in faillissementen indienen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING

in de noodregeling ten aanzien van

1. ENNIA Caribe Leven N.V.,

2. ENNIA Caribe Schade N.V.,

3. ENNIA Caribe Zorg N.V.,

4. EC Investments B.V.,

5. ENNIA Caribe Holding N.V.

6. EC Holding N.V.

De procedure

1. Verwezen wordt naar:
- de beschikkingen van 4 en 6 juli 2018 waarbij de noodregeling werd uitgesproken;
- het verzoekschrift van mrs. Keizer en Altena namens de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) van 27 augustus 2019.

Beoordeling

2. Artikel 35 lid 1 LTBK bepaalt dat het Gerecht het bedrag vaststelt van de kosten van de noodregeling, welke kosten ten laste komen van de kredietinstelling. Ingevolge het tweede lid van dit artikel omvatten de kosten van de noodregeling de door of namens CBCS ter zake gedane uitgaven en de vergoeding van de door of namens haar ter zake verrichte werkzaamheden.
3. CBCS verzoekt het bij eerdere beschikking bepaalde voorschot van NAf 100.000 op de kosten van de noodregeling te verhogen tot NAf. 25 miljoen. Volgens CBCS en het door CBCS overgelegde overzicht is tot en met 16 augustus 2019 een bedrag van in totaal NAf. 13.227.847 aan de noodregeling besteed, hoofdzakelijk bestaand uit advocaatkosten in het binnen- en buitenland. CBCS verwacht nog aanzienlijke kosten te zullen moeten maken.
4. Het Gerecht zal het eerder bepaalde voorschot verhogen tot NAf. 15 miljoen. CBCS zal worden verzocht op de hierna te noemen faillissementsrolzitting een onderbouwd verzoek om vaststelling van de tot dan toe daadwerkelijk gemaakte kosten te doen.
5. In dit verband wijst het Gerecht nog op het bericht van het Gerecht aan het bestuur van CBCS van 18 juli 2016, waarin onder meer het volgende staat:
“Zoals u weet is de rol van de rechter te Curacao bij noodregelingen zeer beperkt. De rechter beslist op het verzoek tot toepassing van de noodregeling, maar komt vervolgens nog slechts in beeld voor de vaststelling van de kosten. Anders dan in Nederland, kent onze wet geen toezicht door en verslaglegging aan een rechter-commissaris. Het toezicht is geheel toevertrouwd aan de Centrale Bank, met een uitzondering dus voor de kosten.
Ik heb de gang van zaken in de lopende noodregelingen eens doorgenomen. Het betreft:
Banco Latino (1994)- NAf 4.250.000
Banco Consolidado (1994) - NAf 1.750.000
Banco Principal (1995) - NAf 1.750.000
Interunion Bank (1996) - NAf 750.000
Stichting Spaarfonds HMK-HMB (2000) - Naf 35.000
FCIB (2006) - NAf 25.500.000
Giro Bank (2013) - NAf 5.809.930,27
Het totaal van de tot dusver door het Gerecht begrote kosten (voorschotten) staat in deze opsomming steeds vermeld.
In alle dossiers worstelen de RC's met het feit dat zij zonder zicht op de uitvoering van de noodregeling invulling moeten geven aan hun wettelijke taak de kosten (marginaal) te toetsen. Ik verwijs in het bijzonder naar de aangehechte brief van RC mr. Hoppers van 5 augustus 2003.
Ik zou willen voorstellen dat in het vervolg bij verzoeken ex art. 35 LTBK ten behoeve van de RC een informatief verslag wordt bijgevoegd, vergelijkbaar met de openbare verslagen zoals curatoren in faillissementen die gewoon zijn in te dienen. Dit zoveel mogelijk met inachtneming van de Faillissementsrichtlijnen 2012 en de daarbij gevoegde modellen, te vinden op de website van het Hof: (…)
Voor de cijfermatige onderbouwing van verzoeken om kostenvaststelling zou voorts standaard op zijn minst een overzicht moeten worden bijgevoegd van de betaalde facturen van externe deskundigen, met vermelding van de namen van de betrokkenen, de basis waarop wordt gedeclareerd (uur/dag), het afgesproken tarief en de aard van de werkzaamheden, alsmede een overzicht van de interne kosten van de Centrale Bank (door wie, wat, wanneer, hoeveel tijd, hoe berekend).
En uiteraard dient na vaststelling van een voorschot, zoals bij FCIB in 2007, steeds een afrekening te volgen.”
6. Naar analogie van hetgeen in de Faillissementsrichtlijnen 2012 van curatoren en bewindvoerders wordt verlangd, zal de bij een volgend verzoek gevoegde kostenopstelling moeten zijn getekend door de aangestelde gemachtigden.

Beslissing

Het Gerecht:
verhoogt het reeds bepaalde voorschot van Naf. 100.000 voor de kosten van de noodregeling tot NAf. 15 miljoen en verzoekt CBCS op de faillissementsrolzitting van 25 februari 2020 een verzoek te doen als hiervoor onder 4, 5 en 6 bedoeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019.