ECLI:NL:OGEAC:2019:257
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling voorschot kosten noodregeling Ennia en de rol van de rechter bij noodregelingen onder de LTBK
In deze beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 22 oktober 2019, wordt de noodregeling voor verschillende entiteiten van Ennia besproken. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) heeft verzocht om een verhoging van het eerder vastgestelde voorschot voor de kosten van de noodregeling van NAf 100.000 naar NAf 25 miljoen. Dit verzoek is gedaan op basis van de reeds gemaakte kosten, die tot en met 16 augustus 2019 in totaal NAf 13.227.847 bedroegen, voornamelijk bestaande uit advocaatkosten. Het Gerecht heeft besloten het voorschot te verhogen tot NAf 15 miljoen en verzoekt CBCS om op de faillissementsrolzitting van 25 februari 2020 een onderbouwd verzoek in te dienen voor de daadwerkelijk gemaakte kosten. De beschikking benadrukt de beperkte rol van de rechter bij noodregelingen onder de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen (LTBK), waarbij de rechter enkel betrokken is bij de vaststelling van de kosten en niet bij het toezicht op de uitvoering van de noodregeling. De beschikking verwijst ook naar eerdere noodregelingen en de uitdagingen waarmee rechters worden geconfronteerd bij het toetsen van de kosten zonder zicht op de uitvoering van de noodregeling. De rechter heeft aangegeven dat bij toekomstige verzoeken om kostenvaststelling een informatief verslag moet worden bijgevoegd, vergelijkbaar met de verslagen die curatoren in faillissementen indienen.