ECLI:NL:OGEAC:2019:253

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
CUR201903906
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van personalia en adresgegevens door incassomedewerkster in kort geding

In deze zaak heeft de stichting Fundashon Kas Popular (FKP) op 18 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend in kort geding tegen een gedaagde, die als incassomedewerkster werkzaam was bij FKP. FKP vorderde dat de gedaagde de volledige personalia en adresgegevens van verschillende personen zou verstrekken, die betrokken zouden zijn bij een fraudezaak waarbij FKP zou zijn opgelicht en gelden zou zijn verduisterd. De behandeling van het kort geding vond plaats op 4 en 11 november 2019. Tijdens de eerste zitting verklaarde de gedaagde dat zij enkele van de betrokken personen kende en dat zij beschikte over hun gegevens, maar weigerde deze te verstrekken. FKP betwistte dat zij op basis van enkel een naam de benodigde gegevens bij Kranshi kon verkrijgen, wat de gedaagde als argument gebruikte om de vordering te betwisten. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld en dat zij FKP moest bijstaan in haar pogingen om de schade te verhalen op de betrokken derden. De vordering van FKP werd toegewezen, maar de gevorderde lijfsdwang werd afgewezen. In plaats daarvan werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde in gebreke zou blijven met het verstrekken van de gevraagde gegevens. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:
de stichting FUNDASHON KAS POPULAR,
gevestigd in Curaçao,
eiseres, hierna FKP te noemen,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.L.J. Zending.

1.1. Het procesverloop

1.1.
FKP heeft op 18 oktober 2019 een verzoekschrift in kort geding ingediend.
1.2.
Op 4 november 2019 heeft de behandeling van het kort geding plaatsgehad. Namens FKP zijn verschenen […] en mr. H.W. Braam als gemachtigde. Gedaagde is in persoon verschenen.
1.3.
De behandeling is op 11 november 2019 voortgezet. Namens FKP zijn dezelfde personen verschenen. Gedaagde is niet in persoon verschenen, maar bij haar gemachtigde.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
FKP vordert, samengevat, veroordeling van gedaagde tot opgave aan FKP van de volledige personalia en adresgegevens van de in productie 2 onder de kop “naam begunstigde MCB” genoemde personen, een en ander uitvoerbaar bij lijfsdwang dan wel onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2.
Het gaat FKP om de personalia en adresgegevens van de volgde personen:
dhr. […],
mw. […],
mw. […],
dhr. […],
mw. […],
dhr. […],
dhr. […],
dhr. […],
dhr. […],
mw. […],
mw. […],
mw. […],
w. […].
2.3.
FKP legt aan de vordering ten grondslag dat na onderzoek is gebleken dat gedaagde, tezamen met derden, op grote schaal heeft gefraudeerd, FKP heeft opgelicht en gelden van FKP heeft verduisterd. Kort gezegd heeft gedaagde, bij FKP werkzaam als incassomedewerkster, voor een totaalbedrag van NAf 202.693,31 overgemaakt op bankrekeningen bij MCB die op naam staan van de onder 2.2 genoemde personen, terwijl het om gelden ging die moesten worden gerestitueerd aan huurders door wie (via loonbeslagen) te veel aan FKP was betaald. Gedaagde heeft de gelden volgens FKP dus niet op de bankrekening van de desbetreffende huurders laten overboeken, maar op bankrekeningen van bedoelde derden.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2019 heeft gedaagde gezegd dat zij enkele van de onder 2.2 vermelde personen en hun adressen kent. Zij heeft verklaard dat zij de namen en rekeningnummers waarop de gelden zijn gestort doorkreeg van […], de persoon genoemd onder 2.2 f). Ook heeft zij gezegd […] en […], de personen genoemd onder 2.2 a) en e) te kennen. Als adressen noemde gedaagde […], […] en […].
2.5.
De behandeling van het kort geding is op verzoek van gedaagde een week aangehouden opdat zij rechtsbijstand kon zoeken en om haar in de gelegenheid te stellen FKP de door FKP verzochte gegevens te verstrekken.
2.6.
Bij de voortzetting van mondelinge behandeling van 11 november 2019, alwaar gedaagde niet in persoon aanwezig was, is namens haar bevestigd dat gedaagde beschikt over de gegevens van enkele van de onder 2.2 genoemde personen. Gedaagde heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat op haar geen rechtsplicht rust om die gegevens aan FKP te verstrekken. Verder heeft de gemachtigde gesteld dat FKP geen belang heeft bij haar vordering, omdat FKP zelf in staat is om de desbetreffende gegevens bij Kranshi op te vragen.
2.7.
Het Gerecht stelt voorop dat gedaagde niet heeft betwist dat zij jegens FKP onrechtmatig heeft gehandeld op de wijze als door FKP gesteld. Uit dat onrechtmatig handelen vloeit voort gedaagde de plicht voort om de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. Zeker nu gedaagde zelf volgens FKP geen verhaal biedt, dient zij FKP bij te staan in haar pogingen tot verhaal van de schade op mogelijk betrokken derden.
2.8.
FKP heeft betwist dat zij op basis van enkel een naam in staat is om uittreksel bij Kranshi te verkrijgen. Volgens FKP is daarvoor naast de naam ook een adres, id-nummer of volledige tweede voornaam nodig. Gelet op deze betwisting, waarvan niet voorshands kan worden aangenomen dat deze ongegrond is, het vaststaande gegeven dat gedaagde de beschikking heeft over in ieder geval enkele van de verzochte gegevens en de omstandigheid dat het volgens gedaagde zelf eenvoudig is de Kranshi-gegevens te verkrijgen, zal het Gerecht voorbijgaan aan de stelling van gedaagde dat FKP bij haar vordering geen belang heeft. Daarnaast is niet uit te sluiten dat gedaagde kennis draagt van gegevens over de betrokkenen die niet overeenstemmen met of niet voorkomen in de bestanden van Kranshi.
2.9.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vordering.
2.10.
De gevorderde lijfsdwang zal worden afgewezen. Op grond van artikel 587 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal een vonnis alleen dan uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt. Lijfsdwang moet dus worden gezien als een laatste redmiddel. Het is in dit geval nog niet gebleken dat de gevorderde opgave niet op andere wijze gerealiseerd kan worden. Daarom zal geen lijfsdwang, maar de subsidiair gevorderde dwangsom worden toegewezen als hierna in de beslissing vermeld.
2.11.
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze bedragen:
explootkosten NAf 347,95
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 1.500,00 +
totaal: NAf 2.297,95.

3.Beslissing

Het Gerecht,
rechtdoende in kort geding,
3.1.
veroordeelt gedaagde om binnen een week na betekening van dit vonnis aan FKP opgave te doen van de volledige personalia en adresgegevens van de hiervoor onder 2.2 genoemde personen, zulks op straffe van een dwangsom van NAf 500 voor iedere dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft, met een maximum van NAf 50.000,
3.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan FKP van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 2.297,95,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken.
MB