ECLI:NL:OGEAC:2019:252

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
CUR201701831 en CUR201701832
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht bij verzoek om vergoeding griffierecht na intrekking beroep

In deze zaak heeft de besloten vennootschap AVA CURACAO B.V. een verzoek ingediend om vergoeding van het griffierecht na intrekking van haar beroep. Het beroep was ingesteld tegen beschikkingen van de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning en de Gouverneur, gedateerd 4 en 25 juli 2017. De verzoekster heeft op 24 juni 2019 de beroepen ingetrokken en verzocht om terugbetaling van het griffierecht. Het Gerecht heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 17, zesde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), de indiener van het beroepschrift recht heeft op vergoeding van het griffierecht door het bestuursorgaan, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren tegemoet is gekomen. In dit geval was dat niet aan de orde, waardoor het Gerecht zich onbevoegd verklaarde om van het verzoek kennis te nemen. Het Gerecht heeft verder aangegeven dat de verzoekster zich in dat geval rechtstreeks tot het bestuursorgaan kan wenden voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter M.E.B. de Haseth op 6 augustus 2019, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op het verzoek van:
de besloten vennootschap
AVA CURACAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson, advocaat,
om vergoeding van griffierecht in geval van intrekking van het beroep.

Procesverloop

Bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 22 september 2017, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de onderscheiden beschikkingen van de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke planning en de Gouverneur van onderscheidenlijk 4 en 25 juli 2017.
Bij brief van 16 mei 2019 heeft de griffier van het Gerecht partijen uitgenodigd voor de behandeling van deze beroepen ter zitting van het Gerecht.
Bij e-mailbericht van 24 juni 2019 heeft verzoekster de beroepen ingetrokken en het Gerecht verzocht om vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 17, zesde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt aan de indiener van het beroepschrift bij intrekking van het beroep om redenen dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen, het door hem gestorte griffierecht vergoed door dat orgaan. In de overige gevallen heeft het bestuursorgaan bij intrekking de bevoegdheid het gestorte recht geheel of gedeeltelijk te vergoeden, aldus die bepaling.
Ingevolge het zevende lid houdt, bij gegrondverklaring van het beroep, de uitspraak van het Gerecht tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem gestorte griffierecht wordt vergoed ten laste van het bij de uitspraak aangewezen bestuursorgaan.
Ingevolge het achtste lid wordt het gestorte griffierecht terugbetaald door de griffier van het Gerecht, indien artikel 54, derde lid, van toepassing is.
Ingevolge artikel 50, tiende lid, gelezen in verbinding met het negende lid, kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de desbetreffende partij is tegemoet gekomen, het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, worden veroordeeld.
2. Reeds omdat het Gerecht na intrekking van de beroepen aan uitspraken daarop niet toekomt, is het bepaalde in artikel 17, zevende lid, van de Lar in dit geval niet van toepassing. Voorts is artikel 54, derde lid, in dit geval niet van toepassing, zodat artikel 17, achtste lid evenmin grondslag biedt voor terugbetaling van het griffierecht door de griffier van het Gerecht. Verder is het bestuursorgaan niet geheel of gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet gekomen, zodat artikel 50, tiende lid, van de Lar evenmin van toepassing is. Uit het bepaalde in artikel 17, zesde lid, van de Lar volgt voorts dat verzoekster zich met het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht in de overige gevallen rechtstreeks tot de desbetreffende bestuursorganen kan wenden. De vergoeding van het griffierecht is in dat geval derhalve een zaak van het bestuursorgaan, waarbij de bestuursrechter geen bevoegdheden heeft.
3. De conclusie is dat voor terugbetaling van het griffierecht na intrekking van het beroep anders dan vanwege tegemoetkoming door het bestuursorgaan, zoals door verzoekster verzocht, de Lar geen grondslag biedt. Het Gerecht is dan ook onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

Beslissing

Het Gerecht:
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2019 te Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.