ECLI:NL:OGEAC:2019:249

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
CUR201903557
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing beslag in kort geding tussen vrouw en man, tevens notaris, met betrekking tot eigendom van auto en boot

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, ging het om een kort geding tussen een vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en een notarispraktijk, vertegenwoordigd door de notaris zelf. De eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat was gelegd op haar tegoeden bij een stichting, terwijl de gedaagden een geldvordering in reconventie instelden. De eiseres had een affectieve relatie gehad met de notaris en had in het verleden een boot en een auto aangeschaft, waarvan de koopsommen door de notarispraktijk en een stichting waren betaald. De eiseres stelde dat het beslag vervallen was omdat de eis in de hoofdzaak niet tijdig was overbetekend aan de stichting. Het Gerecht oordeelde dat het beslag inderdaad van rechtswege was vervallen en dat de eiseres geen belang meer had bij haar vordering tot opheffing. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, omdat het achterwege blijven van de overbetekening voor risico van de gedaagden kwam. In reconventie werd de vordering van de gedaagden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de eiseres ongerechtvaardigd was verrijkt. Het Gerecht verklaarde de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
de besloten vennootschap
NOTARISPRAKTIJK [NOTARIS] B.V.,
[NOTARIS],
gevestigd respectievelijk wonende in Curaçao,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski.
Partijen zullen hierna [eiseres], de vennootschap en [notaris] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • het verzoekschrift van 26 september 2019, met producties;
  • de aanvullende producties van [eiseres];
  • de eis in reconventie, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 29 oktober 2019;
  • de pleitaantekeningen van mr. Lovert.
1.2.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] is afkomstig uit Martinique.
2.2. [
notaris] is notaris te Curaçao.
2.3. [
notaris] oefent zijn praktijk uit via de vennootschap. Aan zijn praktijkuitoefening is tevens een Stichting Derdengelden Notaris [notaris] (hierna: de stichting) verbonden.
2.4. [
eiseres] en [notaris] hebben van 2014 tot eind 2018 een affectieve relatie gehad.
2.5. [
eiseres] is woonachtig in een huis op Curaçao dat zij in eigendom had, maar op advies van [notaris] heeft overgedragen aan SPF San Sebastiaan (hierna: de SPF).
2.6.
In mei 2016 heeft [eiseres] in Martinique een boot (Boston Whaler) in eigendom verkregen. De koopsom voor de boot is betaald door de vennootschap.
2.7.
Op 23 augustus 2017 heeft [eiseres] in Martinique een auto in eigendom verkregen. De koopsom van de auto bedroeg EUR 19.375. Een bedrag van EUR 5.000 is door [eiseres] betaald. Het restant is betaald door de stichting.
2.8.
Na het verbreken van de relatie hebben partijen overleg gevoerd over onder andere de export van de boot naar Curaçao en de overdracht van de eigendom naar [notaris] (of een door hem opgerichte rechtspersoon). Van geen van beide is het gekomen.
2.9.
Met verlof van het gerecht hebben gedaagden op 12 september 2019 conservatoir beslag doen leggen onder de SPF ten laste van [eiseres] op al hetgeen de SPF aan [eiseres] verschuldigd is.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert, samengevat, dat gedaagden worden bevolen het beslag op te heffen, op straffe van een dwangsom, en dat zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van NAf 1.236,95 en in de proceskosten, alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Gedaagden vorderen dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van
EUR 51.335,17, vermeerderd met de wettelijke rente, en tevens met veroordeling in de proceskosten, alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Ter zitting is gebleken dat het beslag van rechtswege is vervallen, omdat de eis in de hoofdzaak niet tijdig is overbetekend aan de SPF (artikel 721 Rv). [eiseres] heeft in zoverre geen belang meer bij haar vordering tot opheffing. Het gerecht tekent hierbij aan dat van (de gemachtigde van) gedaagden mag worden verwacht de SPF onmiddellijk op de hoogte te stellen van het vervallen zijn van het beslag. Ter zitting is namens gedaagden toegezegd daarvoor te zullen zorgdragen.
4.2.
Ter zitting heeft [eiseres] haar geldvordering laten vallen.
4.3.
Het achterwege blijven van de overbetekening is een omstandigheid die voor risico van gedaagden komt. De termijn voor het indienen van de eis in de hoofdzaak was nog niet verstreken op het moment dat het onderhavige kort geding aanhangig werd gemaakt. Aangenomen mag worden dat [eiseres] dit kort geding niet zou zijn begonnen als zij daarmee uitsluitend haar (in omvang beperkte) geldvordering had willen incasseren. Gelet hierop komt het voor risico van gedaagden dat dit kort geding gevoerd moest worden. Gedaagden behoren daarom te worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. Deze worden begroot op NAf 450 voor griffierecht, NAf 579 voor explootkosten en NAf 1.500 voor salaris.
In reconventie
4.4.
De vordering betreft een geldvordering. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter moet onderzoeken of de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is en of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Ook moet het restitutierisico in de afweging worden betrokken. Tegen deze achtergrond geldt verder het volgende.
4.5.
De vordering strekt ertoe dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van het totaal van de koopsommen voor de auto en de boot. Het standpunt van gedaagden is dat [eiseres] tot het bedrag van die koopsommen ongerechtvaardigd is verrijkt. De boot en de auto zijn volgens gedaagden gekocht voor persoonlijk gebruik door [notaris], maar uitsluitend vanwege de in Martinique geldende wetgeving op naam van [eiseres] gezet. [eiseres] geldt daardoor als eigenaar, hoewel er geen rechtsgrond bestond om de eigendom aan haar over te dragen, aldus gedaagden.
4.6.
Vast staat dat de koopprijs voor de boot is betaald door de vennootschap. Vast staat ook dat de koopprijs voor de auto is betaald door de stichting. Deze feiten wijzen er in beginsel niet op dat [notaris] zelf enige vordering heeft op [eiseres]. Al om deze reden is in elk geval geen sprake van een vordering van [notaris] die hard genoeg is om in kort geding te kunnen worden toegewezen.
4.7.
In verband met het feit dat de koopprijs voor de auto door de stichting is betaald, is ter zitting kort van gedachten gewisseld over de vraag om welke reden een stichting die zich bezighoudt met het beheer van gelden van derden een kennelijk voor privégebruik bedoelde auto aanschaft. In dat verband is namens gedaagden aangevoerd dat het hiervoor benodigde geld afkomstig was van de vennootschap en niet van derden. Enige onderbouwing voor die stelling is echter niet gegeven. Bij die stand van zaken kan in elk geval niet met voldoende mate van zekerheid worden aangenomen dat de vennootschap een vordering op [eiseres] heeft ter zake de auto.
4.8.
Voor wat betreft de boot geldt het volgende. Partijen verschillen in wezen niet van mening over de reden van het feit dat [eiseres] in juridische zin als eigenaar geldt. [eiseres] is het met gedaagden eens, waar zij hebben betoogd dat de boot op naam van [eiseres] is gezet omdat het volgens de wetgeving in Martinique niet mogelijk is deze te registreren op naam van een niet-ingezetene. Partijen hebben het niet gehad over de vraag hoe deze situatie in juridische zin zou moeten worden geduid. In beginsel kan echter niet worden ingezien dat enigerlei verrijking van [eiseres] – als daarvan al sprake is – zonder rechtsgrondslag heeft plaatsgevonden. Er was immers een afspraak op grond waarvan de boot (juridisch) eigendom van [eiseres] is geworden. Mogelijk bestaat voor [eiseres] inmiddels een verplichting tot teruggave van de boot, maar dat doet aan de rechtsgrondslag voor de (eventuele) verrijking niet af. Een verrijking die haar rechtvaardiging vindt in een rechtshandeling kan niet ongerechtvaardigd zijn. Ook ten aanzien van de boot is dus vooralsnog niet van een vordering van de vennootschap gebleken.
4.9.
Gedaagden hebben overigens ook geen feiten gesteld op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat zij een voldoende spoedeisend belang hebben bij het verkrijgen van een voorschot op de in de bodemprocedure gevorderde schadevergoeding.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. Deze worden begroot op NAf 750.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In conventie
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres], begroot op NAf 2.529;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van [eiseres], begroot op NAf 750;
5.6.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 november 2019.