Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw die sinds 2001 in Curaçao verblijft, en de minister van Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming, maar deze aanvraag werd afgewezen op basis van het uitlandigheidsvereiste. Eiseres heeft twee minderjarige kinderen die in Curaçao wonen bij hun vader, maar zij heeft niet aangetoond dat zij op een betekenisvolle manier invulling geeft aan het gezinsleven met hen. De minister van Justitie heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 9 van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat, terwijl de minister van Justitie ook vertegenwoordigd was. Het Gerecht heeft overwogen dat, hoewel artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bescherming biedt aan het gezinsleven, de belangen van de staat en de openbare orde zwaarder wegen in dit geval. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven buiten Curaçao voort te zetten. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de verblijfsaanvraag terecht was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.