ECLI:NL:OGEAC:2019:246

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
CUR201803900
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat door eiser, verblijvend buiten Curaçao, was ingesteld tegen een beschikking van de minister van Justitie. De beschikking, gedateerd 29 november 2017, betrof de verwijdering en inbewaringstelling van eiser, alsook een ongewenstverklaring voor een periode van drie jaar. Eiser heeft op 20 november 2018 beroep ingesteld, maar het Gerecht oordeelde dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de beschikking. Eiser had de beschikking op 29 november 2017 ontvangen en de termijn eindigde op 11 januari 2018. Het Gerecht concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de termijnoverschrijding het gevolg was van bijzondere omstandigheden. Eiser had namelijk een klacht ingediend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op 29 mei 2018, maar wachtte nog bijna een half jaar met het indienen van zijn beroepschrift. Het Gerecht zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Haan, in aanwezigheid van griffier mr. O.H.M. Leito.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

verblijvend buiten Curaçao,
eiser,
gemachtigden: mrs. B.W. Scheperboer en M. Elzinga-Soumah, advocaten,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. S.X.T. Hato, advocaat.

Procesverloop

Bij beschikking van 29 november 2017 heeft verweerder de verwijdering en inbewaringstelling van eiser gelast en hem voorts voor drie jaar de binnenkomst in Curaçao ontzegd (de ongewenstverklaring).
Eiser heeft daartegen op 20 november 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft ter zitting van het Gerecht op 4 oktober 2019 plaatsgevonden. Eiser werd daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigden en verweerder door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, als de dag waarop deze is gegeven. Op grond van het vierde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn in ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Op grond van het vijfde lid doet het bestuursorgaan bij zijn beschikking mededeling van de mogelijkheid van het indienen van beroep en de termijn, waarbinnen het beroepschrift moet worden ingediend.
2. Het bestreden besluit is voorzien van de aantekening dat de inhoud ervan aan eiser in een voor hem begrijpelijke taal is voorgelezen, en tevens is het voorzien van een correcte rechtsmiddelenclausule. Op 29 november 2017 heeft eiser getekend voor de ontvangst van het bestreden besluit, waarna de wettelijke beroepstermijn op 30 november 2017 begon en op 11 januari 2018 eindigde.
Vastgesteld moet worden dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend.
Het Gerecht ziet geen aanknopingspunten om met toepassing van artikel 16, vierde lid, van de Lar de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daaraan staat in de weg dat is gebleken dat namens eiser op 29 mei 2018 een klacht over zijn verwijdering en ongewenstverklaring is ingediend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Nu eiser daarna nog bijna een half jaar heeft gewacht met het indienen van zijn beroepschrift bij het Gerecht, kan hij niet staande houden dat hij dat heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
De omstandigheden dat eiser bij het gehoor dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd niet werd bijgestaan door een advocaat, en dat hij voor zijn verwijdering uit Curaçao beweerdelijk niet in staat was daartegen een rechtsmiddel aan te wenden, maken het voorgaande niet anders.
3. De slotsom is dat het beroep wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019 te Curaçao, in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.