Uitspraak
1.Verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
tijdensde looptijd van de overeenkomst concurrentie heeft aangedaan door buiten het platform van Hamar om huizen te koop aan te bieden. Het is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk dat dit geval wordt bestreken door artikel 4J van de overeenkomst. Die bepaling heeft immers uitdrukkelijk betrekking op de periode na beëindiging van de samenwerking. Nu van een andere grondslag voor het gevorderde verbod en de boete niet is gebleken, komt ook dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking.
verkoopcontract heeft. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de eigenaar op een eerder moment al een
verhuuropdracht aan [gedaagde] heeft verstrekt. Hamar heeft dit niet weersproken. Bij die stand van zaken kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] het verbod van artikel 4J heeft overtreden. De vordering is daarom niet toewijsbaar.