ECLI:NL:OGEAC:2019:239
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over de geldvordering en rechtsgeldigheid van een vaststellingsovereenkomst na verkeersongeval
In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Ennia Caribe Leven N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval waarbij zij betrokken was op 9 januari 2017. Eiseres heeft een geldvordering ingesteld, omdat zij stelt dat zij nog steeds behandeling voor haar klachten nodig heeft, maar dat Ennia geen verdere betalingen doet. Eiseres heeft eerder een vaststellingsovereenkomst ondertekend, maar beroept zich op de nietigheid en vernietigbaarheid daarvan, omdat deze tot stand zou zijn gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden. De rechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere de mondelinge behandeling op 25 september 2019 heeft plaatsgevonden.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang voor de geldvordering, maar dat er ook terughoudendheid moet worden betracht bij het toewijzen van een geldvordering in kort geding. Eiseres heeft gesteld dat haar echtgenoot de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend zonder volmacht en dat deze overeenkomst onder druk is tot stand gekomen. De rechter heeft overwogen dat Ennia niet op de vaststellingsovereenkomst kan terugvallen, omdat deze mogelijk vernietigbaar is door misbruik van omstandigheden.
Echter, de rechter heeft ook geconcludeerd dat eiseres niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de omvang van de schade en dat er geen spoedeisendheid is aangetoond voor de vorderingen inzake inzage in het medisch dossier en benoeming van deskundigen. Uiteindelijk heeft de rechter de vordering van eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2019 door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.