ECLI:NL:OGEAC:2019:231

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
CUR201902944
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van besluiten van de Algemene Ledenvergadering van de coöperatie Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit de coöperatie Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU en enkele bestuursleden, in kort geding dat het gerecht hen zou gebieden om bepaalde besluiten van de Algemene Ledenvergadering (ALV) van 21 juli 2019 op te schorten. De eisers stelden dat deze besluiten, die onder andere leidden tot ontslag van enkele bestuursleden, niet rechtsgeldig waren genomen. De procedure werd gevoerd tegen verschillende gedaagden, die ook leden van de coöperatie waren. De eisers voerden aan dat de oproeping voor de ALV in strijd met de statuten was geschied en dat de agendapunten onvoldoende duidelijk waren.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de vorderingen van eisers niet ontvankelijk waren, omdat de coöperatie zelf niet als gedaagde was betrokken in de procedure. Het gerecht benadrukte dat een vordering tot vernietiging van besluiten van een orgaan van een rechtspersoon tegen die rechtspersoon zelf moet worden ingesteld. Aangezien de besluiten van de ALV als besluiten van de coöperatie gelden, moesten de eisers zich tot de coöperatie wenden en niet tot de gedaagden. Het gerecht verklaarde de coöperatie niet-ontvankelijk in haar vorderingen en wees de overige vorderingen af.

De uitspraak werd gedaan door mr. Th. Veling op 25 september 2019, waarbij de eisers in de proceskosten werden veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de juiste procespartijen in rechtszaken die betrekking hebben op rechtspersonen en hun besluiten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.de coöperatie ALGEMENE SPAAR- EN KREDIETCOOPERATIE ACU,

2.
[EISER 2],
3.
[EISER 3],
4.
[EISER 4],
5.
[EISER 5],
6.
[EISER 6],
7.
[EISER 7],
gevestigd respectievelijk wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
tegen

1.[GEDAAGDE 1],

2.
[GEDAAGDE 2],
3.
[GEDAAGDE 3],
4.
[GEDAAGDE 4],
5.
[GEDAAGDE 5],
6.
[GEDAAGDE 6],
7.
[GEDAAGDE 7],
wonende in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mr. F.B.M. Kunneman en mr. G.A.H. Bakhuis.
Partijen zullen hierna ook bij hun respectieve achternaam genoemd worden. Eiseres onder 1 wordt aangeduid als ACU.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 20 augustus 2019;
- de aanvullende producties van eisers;
- de producties van gedaagden;
- de mondelinge behandeling van 11 september 2019;
- de pleitnotities van de gemachtigden van beide partijen;
- de door gedaagden ter zitting overgelegde “tijdlijn”.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
ACU is een coöperatie die haar leden in staat stelt geld te sparen en te lenen.
2.2.
ACU heeft op dit moment ongeveer 30.000 leden.
2.3.
Op grond van haar statuten beschikt ACU zowel over een bestuur als over een raad van toezicht (hierna: RvT). Daarnaast kent ACU ook een huishoudelijk reglement en een verkiezingsreglement.
2.4.
Eisers onder 2 t/m 7 vormden tot medio 2019 het bestuur van ACU.
2.5.
Gedaagden onder 4 t/m 7 zijn lid van de RvT van ACU. Gedaagden onder 1 t/m 3 zijn leden van ACU.
2.6.
Vanaf 2015 hebben bij verschillende gelegenheden de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) en de eigen interne auditdienst (hierna: IAD) zorgen geuit over de bedrijfsvoering en de governance van ACU.
2.7.
Tijdens de jaarlijkse ALV van 16 juni 2019 is het jaarverslag van de RvT besproken en door de vergadering aangenomen. Desgevraagd door een van de leden heeft de RvT negatief geadviseerd over het verlenen van decharge aan het bestuur. Vervolgens heeft de voorzitter van het bestuur ([eiser 2], tevens eiser sub 2) de ALV geschorst.
2.8.
Op 5 juli 2019 heeft de RvT een oproep voor een buitengewone algemene ledenvergadering (hierna: BALV), te houden op 19 juli 2019, doen uitgaan. De agenda bevat onder punt 6 het volgende:
Akshonan pa garantisa un bon maneho di ACU
Tevens heeft de RvT een BALV aangekondigd voor 21 juli 2019 voor het geval tijdens de BALV van 19 juli 2019 het vereiste quorum niet gehaald zou worden.
2.9.
Op 18 juli 2019 heeft [eiser 7] (eiseres onder 7) met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden ontslag genomen als bestuurslid.
2.10.
Tijdens de behandeling van agendapunt 6 in de BALV van 21 juli 2019 heeft [gedaagde 2] (gedaagde sub 2) een voorstel ingediend om de bestuursleden [eiser 2], [eiser 4], [eiser 7] en [eiser 3] (eisers sub 2 t/m 4 en sub 7) te ontslaan en zo nodig te schorsen voor een periode van twee weken, en voorts over te gaan tot tijdelijke benoeming tot bestuurders van (onder anderen) [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 4] en [gedaagde 3] (gedaagden sub 1 t/m 4).
2.11.
Tijdens de bespreking van dit voorstel heeft [eiser 3] (eiseres sub 4) te kennen gegeven al ontslag als bestuurder te hebben genomen.
2.12.
De notulen van de BALV luiden overigens, voor zover van belang, als volgt:
5.99
Sra. [gedaagde 7], voorzitter van de RvT en tevens handelend als voorzitter van de BALV] ta splika kiko ta kontenido di e akshon #1 riba kual mester vota i ta bisa ku tin un kambio chikitu den e puntonan di e atenshon, referiendo na e punto ku [[eiser 3]] tambe a pidi su retiro. Konsekuentemente den e akshon, retiro ta keda pidí pa [[eiser 2]] i [[eiser 4]].
2.13.
De BALV heeft voor het voorstel gestemd.
2.14.
Blijkens de notulen van zijn vergadering van 22 juli 2019 heeft de RvT benoemd tot tijdelijke bestuurders [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (gedaagden onder 1 t/m 4), zij het onder voorbehoud van goedkeuring door CBCS. Volgens de notulen bestaat het tijdelijke bestuur van ACU daarmee uit genoemde vier personen en [eiser 6] en [eiser 7] (eisers sub 6 en 7).

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen in kort geding dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, jegens ieder van gedaagden:
( i) zal gebieden om schriftelijk aan ieder lid van het personeel van ACU en ook in alle
lokaal verschijnende dagbladen en op de Facebook pagina van ACU kenbaar te maken dat geen der gedaagden sub 1 tot en met 4 deel uitmaakt van het bestuur van ACU;
(ii) zal verbieden om eisers of een van eisers te hinderen in de uitoefening van de bestuursbevoegdheden die toekomen aan leden van het bestuur van ACU en wel voor zolang de betreffende eiser nog lid van het bestuur van ACU zal zijn;
(iii) zal verbieden om, alleen of gezamenlijk handelende, zich met het uitoefenen van enige krachtens de wet of statuten van ACU aan het bestuur en/of enig lid van het bestuur van ACU toegekende interne of externe bestuursbevoegdheid in te laten en/of enige dergelijke bevoegdheid uit te oefenen als ware hij lid van het bestuur van ACU;
(iv) zal verbieden om zich, op enigerlei wijze, binnen de gebouwen en de kantoren van ACU of daarbuiten, als bestuurder van ACU te gedragen en/of uit te geven;
( v) zal verbieden om, uitgezonderd als deel van het 1/25ste deel van het totaal aantal leden van ACU, alleen of gezamenlijk handelende, enige ALV van ACU op te roepen of te beleggen of aan een niet door eisers sub 2 tot en met 7, als het bestuur van ACU, bijeengeroepen algemene vergadering van leden van ACU en/of aan enige besluitvorming in een niet door eisers sub 2 tot en met 7, als het bestuur van ACU, bijeengeroepen algemene vergadering van leden van ACU deel te nemen;
(vi) zal gebieden om aan ieder van eisers de, al dan niet elektronische, sleutel of sleutels, die toegang geeft of geven tot de geautomatiseerde administratiebestanden alsook de gebouwen en kantoren van ACU, tegen afgifte door ieder van eisers van een schriftelijk ontvangstbewijs, of te geven;
(vii) alle besluiten, die zijn genomen op de vergadering van leden van ACU, die op 21 juli 2019 is gehouden, waaronder die tot ontslag van [eiser 2] en [eiser 4] als leden van het bestuur van ACU, op te schorten en wel totdat in een bodemprocedure omtrent de rechtsgeldigheid van deze besluiten een einduitspraak zal zijn uitgevaardigd door de daartoe bevoegde rechter;
(viii) zal bevelen te gehengen en te gedogen dat alle besluiten, die op de vergaderingen van de leden van ACU, die op 21 juli 2019 is gehouden, zijn genomen, waaronder die tot ontslag van [eiser 2] en [eiser 4] als leden van het bestuur van ACU, zijn opgeschort en opgeschort zullen blijven totdat in een bodemprocedure omtrent de rechtsgeldigheid van deze besluiten een einduitspraak zal zijn uitgevaardigd door de daartoe bevoegde rechter;
met bepaling dat de betreffende gedaagde, die een of meer der hiervoor sub (i) tot en met (viii) genoemde door het gerecht aan haar of hem te geven verbod en/of gebod overtreden zal, een dwangsom van ANG 5.000 ten gunste van ieder van eisers zal verbeuren voor iedere dergelijke overtreding, kosten rechtens.
3.2.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak. Met het geschil over de samenstelling van het bestuur is immers het goede functioneren van ACU in het geding. Het andersluidende standpunt van gedaagden wordt verworpen.
4.2.
Aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil komt het gerecht echter niet toe. De reden is vooral dat de zaak tegen de verkeerde partijen aanhangig is gemaakt. Dit gebrek, waarop gedaagden hebben gewezen, kan in deze procedure niet worden hersteld. Eisers zullen zo nodig een nieuwe procedure moeten beginnen tegen de juiste partij. Hierna zal het gerecht dit oordeel toelichten.
4.3.
Aan alle vorderingen van eisers ligt het standpunt ten grondslag dat de besluiten genomen in de BALV van 21 juli 2019 niet rechtsgeldig zijn. De oproeping van de BALV geschiedde volgens eisers in strijd met de statuten door de RvT en niet door het bestuur, het agendapunt 6 was onvoldoende duidelijk omschreven, en het voorstel tot ontslag en schorsing van zittende bestuurders en benoeming van tijdelijke bestuurders was in strijd met de statuten niet tijdig tevoren bekend gemaakt. Ook is volgens eisers op meerdere punten sprake van strijd met de voorschriften uit het huishoudelijk reglement. Deze klachten van eisers hebben daarmee betrekking op handelen in strijd met voorschriften die de totstandkoming van besluiten regelen, op handelen in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:7 BW en op handelen in strijd met een reglement. Dat betekent dat deze besluiten, als het standpunt van eisers juist is, vernietigbaar zijn (artikel 2:21 lid 3 BW). Dit heeft tot gevolg dat de besluiten geldig zijn totdat zij worden vernietigd. Het gerecht verwerpt dus het standpunt van eisers dat de besluiten (niet slechts vernietigbaar, maar) nietig zijn.
4.4.
Zo lang de hier bedoelde besluiten niet vernietigd zijn, moet er gelet op het voorgaande vanuit worden gegaan dat [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4] en Isenia (eisers sub 2 t/m 4 en sub 7) als bestuursleden zijn ontslagen dan wel geschorst en dat het bestuur van ACU wordt gevormd door [eiser 5], [eiser 6] (eisers sub 5 en 6), [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (gedaagden sub 1 t/m 4). De vraag is daarom of er een (geldig) bestuursbesluit is genomen om ACU als eisende partij in deze procedure te laten optreden. ACU treedt weliswaar op als eiser, maar vier van de zes bestuursleden bevinden zich aan de andere zijde. Het lag daarom voor de hand dat eisers zouden stellen en onderbouwen dat een dergelijk bestuursbesluit bestaat. Dat hebben eisers echter niet gesteld, ook niet nadat gedaagden hierop uitdrukkelijk hadden gewezen. Bij de huidige stand van zaken kan daarom niet worden aangenomen dat ACU daadwerkelijk als eisende partij in deze procedure heeft willen optreden. Zij is daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
4.5.
Een vordering die moet leiden tot vernietiging van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon moet worden ingesteld tegen die rechtspersoon. Het besluit van het orgaan moet immers in juridische zin aan die rechtspersoon worden toegerekend en geldt daarmee als besluit van die rechtspersoon. In kort geding kan niet worden gevorderd dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon wordt vernietigd. Wel kunnen voorzieningen worden gevorderd die zijn gebaseerd op de vernietigbaarheid van het desbetreffende besluit. In een dergelijk kort geding zal de rechter beoordelen of aannemelijk is dat de bodemrechter tot de vernietiging van het besluit zal overgaan. Is dat niet het geval, dan zal in kort geding ook geen grond bestaan om het besluit te schorsen of betrokkenen te verbieden uitvoering te geven aan het besluit. Dit alles betekent dat ook een kort geding, waarin gevraagd wordt maatregelen te nemen op basis van het standpunt dat besluiten van de rechtspersoon vernietigbaar zijn, tegen die rechtspersoon zullen moeten worden ingesteld.
4.6.
Deze situatie doet zich hier voor. Eisers menen dat de in de BALV genomen besluiten vernietigbaar zijn. Die besluiten gelden als besluiten van ACU en dus moeten eisers zich tot ACU wenden met hun vorderingen en niet tot gedaagden. Dat is ook logisch, omdat ACU – degene van wie de gewraakte besluiten zijn – zich moet kunnen verdedigen tegen het standpunt dat de besluiten vernietigbaar zijn. Hierop lopen alle vorderingen stuk. Zoals hiervoor al overwogen, maakt het geen verschil dat de vernietiging als zodanig in dit kort geding niet aan de orde is. Dat doet er immers niet aan af dat alle vorderingen wel degelijk op die vernietigbaarheid zijn gebaseerd. Nu die vernietiging per definitie niet kan worden uitgesproken in een geding tegen
dezegedaagden, ook niet in een bodemprocedure, bestaat geen grond om – vooruitlopend op een mogelijke bodemprocedure tegen ACU – voorlopige voorzieningen te treffen zoals door eisers gevorderd. Het onderhavige geschil moet, zowel in de bodem als in een kort geding, worden beoordeeld in een procedure waarin ACU als gedaagde is betrokken en ook als zodanig verweer kan voeren.
4.7.
ACU zal dus niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen. De vorderingen van de overige eisers zullen worden afgewezen.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen eisers worden veroordeeld in de proceskosten. ACU wordt daarbij buiten beschouwing gelaten, nu zij niet geacht kan worden bevoegdelijk in rechte te hebben opgetreden.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
verklaart ACU niet-ontvankelijk in haar vorderingen en wijst de vorderingen voor het overige af;
5.2.
veroordeelt eisers sub 2 t/m 7 in de proceskosten, begroot op NAf 1.500 en
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op 25 september 2019.