In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 oktober 2019 uitspraak gedaan in een beroep van [X] B.V. tegen de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De belanghebbende had op 26 september 2017 een verzoek om vrijstelling van invoerrechten ingediend voor een partij ringbanden en tabbladen, welke door de Inspecteur was afgewezen. Na bezwaar en een daaropvolgend beroep, heeft het Gerecht de douanewaarde van de goederen vastgesteld op NAf 16.737. De waarde van de tabbladen werd vastgesteld op NAf 11.715 en de waarde van de ringbanden op NAf 5.022. De verschuldigde invoerrechten voor de tabbladen waren nihil, terwijl voor de ringbanden een bedrag van NAf 276 aan invoerrechten verschuldigd was. De belanghebbende had reeds NAf 1.757,40 aan invoerrechten betaald, waardoor het Gerecht oordeelde dat er een bedrag van NAf 1.481,40 aan de belanghebbende diende te worden gerestitueerd. Het Gerecht heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover het de handhaving van de verschuldigde invoerrechten betreft en heeft de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 150 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.