ECLI:NL:OGEAC:2019:203

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
CUR201902686
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens werkweigering na gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over een verzoek van een werknemer, aangeduid als [verzoeker], die op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, de naamloze vennootschap Selikor N.V. De werknemer was sinds 1 mei 2000 in dienst als chauffeur en had te maken met een periode van arbeidsongeschiktheid door een polsoperatie. Na een reorganisatie was hij overgeplaatst naar een andere afdeling, maar meldde hij zich op 14 januari 2019 opnieuw ziek, ondanks dat de bedrijfsarts hem arbeidsgeschikt had verklaard voor aangepaste werkzaamheden. Selikor had hem opgedragen zich te melden bij de landfill in Malpais, maar [verzoeker] weigerde dit en meldde zich in plaats daarvan bij de Veegdienst. Na meerdere waarschuwingen en een schriftelijke sommatie om zich te melden, heeft Selikor op 25 januari 2019 het ontslag op staande voet gegeven wegens werkweigering.

Het gerecht heeft de omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de aard van de werkweigering en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Het oordeelde dat Selikor voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van [verzoeker] en dat het ontslag gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat [verzoeker] zich niet had gehouden aan de redelijke instructies van zijn werkgever en dat het ontslag op staande voet op goede gronden was gegeven. De verzoeken van [verzoeker] om het ontslag te vernietigen en om schadevergoeding werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Selikor. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek,
gemachtigde: M.A.F. Simmons,
tegen
de naamloze vennootschap
SELIKOR N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
verzoekster in tegenverzoek,
gemachtigde: mr. K.D. Keizer.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en de stichting genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift met producties van 25 juli 2019;
  • het verweerschrift, tevens verzoek voorwaardelijke ontbinding, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 4 september 2019;
  • de pleitnota’s van beide gemachtigden.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
verzoeker] is op 1 mei 2000 bij Selikor in dienst getreden in de functie van chauffeur. Zijn laatstelijk verdiende salaris bedraagt NAf 2.922 bruto per maand.
2.2.
In oktober 2018 heeft binnen Selikor een reorganisatie plaatsgevonden. In dat kader is [verzoeker] overgeplaatst van de afdeling stadsbeheer (ook welk genoemd “veegdienst”) naar de afdeling “huis- en bedrijfsafvalstoffen”.
2.3. [
verzoeker] is vanwege een ingreep aan zijn pols arbeidsongeschikt geweest van 29 oktober 2018 tot 2 januari 2019. Op 3 januari 2019 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld.
2.4.
Blijkens een bericht van de bedrijfsarts van Selikor is [verzoeker] weer arbeidsgeschikt verklaard per 14 januari 2019. Het bericht bevat de volgende opmerking:
Betrokkene is nog niet geheel hersteld van zijn polsaandoening en moet nu weer fysiotherapie ondergaan. Op dit moment overmatige belasting dominante rechter hand vermijden en het advies is om hem voorlopig alleen in te zetten als chauffeur stadsbeheer.
2.5.
Selikor heeft [verzoeker] op 11 januari 2019 bericht dat hij zich op 14 januari 2019 diende te melden bij de landfill in Malpais. Over de daar te verrichten werkzaamheden had Selikor tevoren overleg gevoerd met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft met het voorstel van Selikor voor de aangepaste werkzaamheden van [verzoeker] bij de landfill ingestemd.
2.6.
Op 14 januari 2019 heeft [verzoeker] zich opnieuw ziek gemeld. Hij heeft zich niet in Malpais gemeld.
2.7.
Blijkens een bericht van de bedrijfsarts is [verzoeker] met ingang van 16 januari 2019 arbeidsongeschikt verklaard. Het bericht luidt verder als volgt:
Werknemer is arbeidsgeschikt met de volgende mutaties ingaande: 21-01-2019
In tijdsnorm: 100%
In kwaliteitsnorm: Betrokkene is nog niet inzetbaar voor de functie van chauffeur vuilnisophaaldienst. Is wel inzetbaar voor passend werk, zoals voorgesteld door Selikor
Werknemer is volledig arbeidsgeschikt met ingang van 02-02-2019
2.8.
Op 21 januari 2019 heeft [verzoeker] zich gemeld bij de Veegdienst en niet bij de landfill in Malpais.
2.9.
Bij brief van 24 januari 2019 heeft Selikor gesommeerd zich alsnog te melden bij de landfill. Tevens heeft Selikor hem in die brief de disciplinaire maatregel van voorwaardelijk ontslag opgelegd.
2.10.
Noch op 24 januari 2019 noch op 25 januari 2019 heeft [verzoeker] zich voor hervatting van zijn werkzaamheden gemeld, dus ook niet bij de landfill.
2.11.
Bij brief van 25 januari 2019 heeft Selikor [verzoeker] op staande voet ontslagen wegens, kort gezegd, werkweigering.
2.12. [
verzoeker] heeft tijdig de nietigheid van dit ontslag ingeroepen.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt, samengevat, dat het gerecht bij beschikking,
  • het bezwaar van [verzoeker] gegrond verklaart;
  • het ontslag van [verzoeker] als ongegrond en ongeldig aanmerkt;
  • er rekening mee houdt dat het familie- en maatschappelijke leven van [verzoeker] als gevolg van het ontslag een flinke deuk heeft opgelopen;
  • aan [verzoeker] een passende schadevergoeding zal toekennen;
  • Selikor veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Selikor verzoekt dat het gerecht de arbeidsovereenkomst ontbindt voor zover die nog bestaat, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.3.
Partijen voeren allebei verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Het gaat om de aard en ernst van de dringende reden die de werkgever aanleiding tot het ontslag gaf en om de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. De werkgever moet zo nodig de relevante feiten bewijzen.
4.2.
Selikor heeft [verzoeker] ontslagen wegens werkweigering. Uit de vaststaande feiten blijkt dat dit besluit is gevolgd op een periode van volledige en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Gedurende arbeidsongeschiktheid mag van de werkgever verwacht worden met de beperkingen van de werknemer rekening te houden en hem, voor zover volledige hervatting van de eigen werkzaamheden nog niet verantwoord is, te belasten met werkzaamheden die gelet op zijn beperkingen passend zijn. Selikor stelt dat zij in deze zin heeft gehandeld en het gerecht volgt haar in dat standpunt. Ter toelichting wijst het gerecht op het volgende.
4.3.
Vast staat dat [verzoeker] vanwege de problemen aan zijn pols nog niet inzetbaar was op zijn eigen werkzaamheden van chauffeur bij de afdeling “huis- en bedrijfsafvalstoffen”. Naar het oordeel van de bedrijfsarts kon [verzoeker] wel ingezet worden op andere werkzaamheden. [verzoeker] heeft de juistheid van die opvatting niet betwist. Vast staat dat de bedrijfsarts aanvankelijk had geadviseerd om [verzoeker], bij wijze van aangepaste werkzaamheden, in te zetten als chauffeur bij de veegdienst. Selikor heeft echter onbetwist gesteld dat die werkzaamheden voor wat betreft de belasting aan de pols niet minder belastend zijn dan de eigen werkzaamheden van [verzoeker]. Gelet daarop is het niet onredelijk dat Selikor nader overleg met de bedrijfsarts heeft gevoerd. Niet gezegd kan worden Selikor zonder meer het advies van de bedrijfsarts had moeten opvolgen, nu dat advies kennelijk gebaseerd was op een onjuiste inschatting van de lichamelijke belasting van de desbetreffende werkzaamheden. De bedrijfsarts heeft zich klaarblijkelijk kunnen vinden in het voorstel van Selikor voor andere aangepaste werkzaamheden voor [verzoeker], te weten het werk op de landfill. [verzoeker] had zich daarom in beginsel moeten voegen naar de opdracht van Selikor om zich op de landfill te melden.
4.4.
Door zich niet melden bij de landfill heeft [verzoeker] dus een in beginsel redelijke instructie van de werkgever naast zich neergelegd. Dat moet beschouwd worden als werkweigering en behoeft niet door Selikor te worden geaccepteerd. [verzoeker] heeft op de zitting verklaard dat hij niet op de landfill kan werken, omdat hij dan teveel last krijgt van zijn ogen. Dat rechtvaardigt echter niet dat hij zich in het geheel niet bij de landfill heeft gemeld. Van hem had in elk geval verwacht mogen worden naar de landfill toe te gaan, met de desbetreffende leidinggevende te overleggen over zijn werk en dat werk een kans te geven. Als vervolgens zou blijken dat die werkzaamheden tot andere klachten zou leiden, zou een nieuwe situatie zijn ontstaan, die dan opnieuw door de bedrijfsarts en Selikor beoordeeld had moeten worden. Zo ver is het echter niet gekomen.
4.5.
Selikor heeft voldoende rekening gehouden met de belangen van [verzoeker] door hem uitdrukkelijk te waarschuwen alvorens naar het zware middel van een ontslag op staande voet te grijpen. [verzoeker] was dus gewaarschuwd en desondanks heeft hij zich ook na ontvangst van die waarschuwing niet gemeld, overigens ook niet op een andere werkplek van Selikor. Dat hij in de ochtend van 25 januari 2019 een afspraak had met de oogarts, zoals hij op de zitting heeft verklaard, kan hier niet aan afdoen. In de eerste plaats niet omdat hij deze verhindering kennelijk niet aan Selikor heeft gemeld. In de tweede plaats geldt dat, gelet op wat er voor [verzoeker] op het spel stond, in redelijkheid van hem verwacht had mogen worden prioriteit te geven aan zijn verplichtingen jegens zijn werkgever en niet aan de (gestelde) afspraak met de oogarts. Uit de stellingen van [verzoeker] kan niet worden afgeleid dat hij zodanig dringende klachten aan zijn ogen had dat hij niet anders kon dan naar de oogarts te gaan.
4.6.
Al met al is het gerecht van oordeel dat Selikor op goede gronden tot ontslag op staande voet is overgegaan. Dat dit ontslag ernstige gevolgen heeft voor [verzoeker], maakt dit niet anders. Van Selikor kan in redelijkheid niet worden gevergd het dienstverband voort te zetten met een medewerker die, ondanks waarschuwing, halsstarrig weigert zich op de aangewezen werkplek te melden. [verzoeker] heeft op zijn beurt genoeg gelegenheid gehad om zich te beraden op de redelijkerwijs te verwachten gevolgen van zijn werkweigering.
4.7. [
verzoeker] heeft aangevoerd dat Selikor erop uit was om hem weg te krijgen, omdat zij hem als actief vakbondslid lastig vindt. Dit betoog kan [verzoeker] niet helpen. De hiervoor geschetste omstandigheden die tot het ontslag hebben geleid, kunnen in redelijkheid niet in verband worden gebracht met het werk van [verzoeker] binnen de vakbond. Als juist zou zijn dat Selikor de pik op [verzoeker] had, dan valt overigens niet te begrijpen dat hij het zo ver heeft laten komen dat hij Selikor een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven.
4.8.
De verzoeken van [verzoeker] zullen dus worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden begroot op NAf 1.000 aan salaris gemachtigde.
4.9.
Omdat niet uitgesloten kan worden dat in een eventueel hoger beroep anders geoordeeld wordt over de geldigheid van het ontslag, heeft Selikor belang bij haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek.
4.10.
Selikor verzoekt primair ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. Dit verzoek is toewijsbaar, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Overigens zou het verzoek ook toewijsbaar zijn op grond van gewijzigde omstandigheden zonder dat in dat geval een ontbindingsvergoeding zou worden toegekend. De gedragingen van [verzoeker], die geheel in zijn risicosfeer liggen, hebben ervoor gezorgd dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen niet denkbaar meer is.
4.11.
Vanwege de aard van de procedure bestaat aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van Selikor, begroot op NAf 1.000;
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van heden voor zover deze niet eerder rechtsgeldig is geëindigd;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019.