In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over een verzoek van een werknemer, aangeduid als [verzoeker], die op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, de naamloze vennootschap Selikor N.V. De werknemer was sinds 1 mei 2000 in dienst als chauffeur en had te maken met een periode van arbeidsongeschiktheid door een polsoperatie. Na een reorganisatie was hij overgeplaatst naar een andere afdeling, maar meldde hij zich op 14 januari 2019 opnieuw ziek, ondanks dat de bedrijfsarts hem arbeidsgeschikt had verklaard voor aangepaste werkzaamheden. Selikor had hem opgedragen zich te melden bij de landfill in Malpais, maar [verzoeker] weigerde dit en meldde zich in plaats daarvan bij de Veegdienst. Na meerdere waarschuwingen en een schriftelijke sommatie om zich te melden, heeft Selikor op 25 januari 2019 het ontslag op staande voet gegeven wegens werkweigering.
Het gerecht heeft de omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de aard van de werkweigering en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Het oordeelde dat Selikor voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van [verzoeker] en dat het ontslag gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat [verzoeker] zich niet had gehouden aan de redelijke instructies van zijn werkgever en dat het ontslag op staande voet op goede gronden was gegeven. De verzoeken van [verzoeker] om het ontslag te vernietigen en om schadevergoeding werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Selikor. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van de uitspraak.