ECLI:NL:OGEAC:2019:197

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
Lar CUR201801438
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking van documenten door de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

In deze zaak heeft de Exploitatie Maatschappij Brakkeput N.V., vertegenwoordigd door haar directeur, een verzoek ingediend op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) om openbaarmaking van interne en externe documenten met betrekking tot reclameborden en bewegwijzeringsborden. Dit verzoek werd op 21 februari 2018 ingediend, maar de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning heeft hierop niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een beroepschrift van de eiseres op 14 mei 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van drie weken heeft beslist en dat er geen melding is gemaakt van een eventuele verdaging van deze termijn.

De rechtbank heeft overwogen dat de stukken die door eiseres zijn opgevraagd, betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid, namelijk het vergunningenbeleid voor reclameborden langs de Caracasbaaiweg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen onder de Lob, aangezien er geen beslissing is genomen op het verzoek van eiseres. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen één maand na de uitspraak alsnog te beslissen op het verzoek. Tevens is bepaald dat het land Curaçao het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is bekendgemaakt op 26 augustus 2019. Tegen deze beslissing staat verzet open binnen de dag van bekendmaking van de uitspraak, conform artikel 80 van de Lar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar
in het geding tussen:
de naamloze vennootschap
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ BRAKKEPUT N.V.,handelend onder de naam
BOATHOUSE FOOD & MARINA,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: [ directeur van eiseres],
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,

verweerder,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en A.C. van Hoof, advocaten.

Procesverloop

Bij brief van 21 februari 2018, door verweerder ontvangen op 16 maart 2018, heeft eiseres op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob) verweerder verzocht om openbaarmaking van voorhanden zijnde (geanonimiseerde) interne (memo’s) als externe documenten, met betrekking tot eiseres, gerelateerd aan reclameborden en /of bewegwijzeringsborden. Voorts heeft eiseres een zevental vragen gesteld (het verzoek).
Bij beroepschrift van 14 mei 2018 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (Lob) wordt onder bestuursorgaan verstaan: de minister die het rechtstreeks aangaat. Op grond van de aanhef en onder b wordt onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Op grond van de aanhef en onder c wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of tot de onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame directies, departementen, diensten, bureaus, secretariaten en instellingen.
Op grond van artikel 5, eerste lid, wordt de beslissing op een verzoek door het bestuursorgaan genomen.
Op grond van artikel 6 beslist het bestuursorgaan op het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie weken na de dag waarop het verzoek is ontvangen. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste drie weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
1.1
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijke termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 16a, eerste lid, is indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig geven van een beschikking, het niet aan een termijn gebonden.
Op grond van artikel 79, eerste lid, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt, omdat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Hij overweegt daartoe het volgende.
2.1
Het verzoek ziet op de stukken met betrekking tot het vergunningenbeleid ten aanzien van reclameborden geplaatst langs de Caracasbaaiweg. Blijkens de memorie van toelichting bij de Lob strekt de landsverordening ertoe het geheel van informatie dat bij het bestuur berust in beginsel voor iedereen toegankelijk te maken. In de considerans van de landsverordening is opgenomen dat openheid en openbaarheid van belang zijn voor een goede democratische bestuursvoering. Voorts dient de term ‘bestuurlijk’ volgens de memorie van toelichting bij de Nederlandse Wet openbaarheid en bestuur (hierna: Wob: kamerstukken II, 19859, nr. 3, p.25) ruim te worden opgevat en heeft deze betrekking op het openbaar bestuur in al zijn facetten. De definitie van de term ‘bestuurlijke aangelegenheid’ in de Lob komt geheel overeen met die in de Wob, waarmee de wetgever hier te lande kennelijk heeft beoogd aan te sluiten bij de Nederlandse regeling, zodat de totstandkomingsgeschiedenis van die regeling die geleid heeft tot vorenbedoelde ruime uitleg van die term in de Nederlandse rechtspraak ook betekenis heeft voor de uitleg van dezelfde term in de Lob.
2.2
In dit licht bezien gaan de stukken met betrekking tot het vergunningenbeleid ten aanzien van reclameborden geplaatst langs de Caracasbaaiweg over een bestuurlijke aangelegenheid.
3. Bij e-mailbericht van 12 juni 2018 (de mail) heeft Ruimtelijke Ordening en Planning (ROP) in de persoon van [persoon], als gevolg van een op 30 mei 2018 tussen de directeur van eiseres en [persoon] plaatsgevonden overleg, antwoord op de vragen 1 en 7 van eiseres gegeven. Uit de mail blijkt niet dat [persoon] gemandateerd is om namens verweerder op te treden. Ook overigens kan daaruit niet worden opgemaakt dat het een beschikking betreft waartegen bezwaar/ beroep openstaat op grond van de Lar. Het Gerecht kwalificeert de mail dan ook als een mededeling van informatieve aard dat niet is gericht op een zelfstandig rechtsgevolg.
4. Nu verder ook niet is gebleken dat verweerder binnen de in artikel 6 van de Lob bepaalde termijn van drie weken heeft beslist en niet is gebleken dat eiseres in kennis is gesteld van verdaging van de beslistermijn, was de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking op het verzoek verstreken. Nu eiseres daartegen beroep heeft ingesteld, kan de als beschikking aan te merken weigering tijdig te beslissen dan ook kennelijk niet in stand blijven.
5. Het Gerecht zal het beroep tegen de weigering te beslissen op het verzoek met toepassing van artikel 79, eerste lid, van de Lar gegrond verklaren en verweerder opdracht geven om binnen één maand na het doen van deze uitspraak alsnog te beslissen op het verzoek.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van daarvoor in aanmerking komende kosten aan de zijde van eiseres. Wel zal het Gerecht bepalen dat het land Curaçao aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Beslissing
Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde weigering te beschikken op de aanvraag;
  • bepaaltdat verweerder binnen één (1) maand na het doen van deze uitspraak alsnog zal beslissen op de vragen van het verzoek;
  • draagthet Land
    ophet betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 26 augustus 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.