ECLI:NL:OGEAC:2019:196

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
Lar CUR201800031
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep inzake AOV-pensioenaanvraag en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft eiser, wonend in Nederland en domicilie kiezend in Curaçao, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (verweerster) dat zijn bezwaar tegen de toekenning van ouderdomspensioen ongegrond verklaarde. De aanvraag voor het ouderdomspensioen was ingediend op 28 december 2016, maar de verweerster had de ingangsdatum vastgesteld op 1 januari 2016. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroep het gevolg was van bijzondere omstandigheden, namelijk psychologische problemen die hem verhinderden om tijdig te handelen. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was overschreden. Echter, het Gerecht concludeerde dat de termijnoverschrijding niet aan eiser kon worden toegerekend, omdat het beroepschrift op 6 december 2017 was verzonden, maar pas op 3 januari 2018 door de griffie was ontvangen. Dit werd toegeschreven aan een in de sfeer van de postdienst gelegen omstandigheid. Het Gerecht oordeelde dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege moest blijven en verklaarde het beroep ontvankelijk. Eiser's verzoek om een langere terugwerkende kracht voor het pensioen werd echter ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn psychologische problemen hem verhinderden om een aanvraag in te dienen. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Nederland, domicilie kiezend in Curaçao,
eiser,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 1 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerster aan eiser op zijn aanvraag van 28 december 2016 ouderdomspensioen toegekend en de ingangsdatum daarvan bepaald op 1 januari 2016.
Bij beschikking van 8 november 2017 (het bestreden besluit), aangetekend verzonden op 14 november 2017, heeft verweerster het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 26 juni 2019. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt als de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, de dag waarop deze is gegeven. Op grond van het vierde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kan worden.
1.1
Op grond van artikel 6 van de Landverordening Algemene Ouderdomsverzekering (LvAOV oud) heeft degene, die verzekerd is geweest en de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op ouderdomspensioen.
Op grond van artikel 9, eerste lid, wordt het ouderdomspensioen alsmede een verhoging daarvan op aanvraag toegekend door de Sociale Verzekeringsbank (de Bank).
Op grond van artikel 10 wordt de aanvraag om ouderdomspensioen alsmede een verhoging van het ouderdomspensioen ingediend ter plaatste door de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn aangewezen.
Op grond van artikel 11, eerste lid, gaat het ouderdomspensioen in op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de belanghebbende aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen voldoet. Op grond van het tweede lid kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan een jaar voor de eerste dag der maand, volgende op die, waarin de aanvraag werd ingediend of waarin de ambtshalve toekenning plaatsvond. De Bank kan voor bijzondere gevallen van het bepaalde in de vorige volzin afwijzen.
2. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep oordeelt het Gerecht als volgt. verzamelstaten
2.1
Gebleken is dat verweerster het bestreden besluit op 14 november 2017 aan het juiste adres van eiser heeft gezonden. Uit de sticker op de envelop waarin het beroepschrift is verzonden, blijkt dat het beroepschrift gedateerd op 6 december 2017 op diezelfde dag per aangetekende post naar het Gerecht is verzonden. Uit een op de envelop geplaatste stempelafdruk met de datum 3 januari 2018 blijkt dat het beroepschrift niet ter Griffie van het Gerecht is ontvangen binnen de in artikel 16, eerste lid, van de Lar gestelde termijn van zes weken, welke in het onderhavige geval eindigde op 27 december 2017.
2.2
Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Lar moet worden geoordeeld of de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan eiser toe te rekenen bijzondere omstandigheden.
Bij de beoordeling van de vraag of er in dit geval aanleiding bestaat tot een dergelijk oordeel, neemt het Gerecht het volgende in aanmerking. Het Gerecht acht aannemelijk dat eiser het op 6 december 2017 gedagtekende beroepschrift op diezelfde dag aangetekend per post heeft bezorgd, nu de envelop waarin het beroepschrift is verzonden een sticker inzake de aangetekende verzending draagt met de dagtekening 6 december 2017. Aangezien deze terpostbezorging ruim drie weken voor het einde van de beroepstermijn heeft plaatsgevonden, acht het Gerecht het feit dat het beroepschrift de griffie van het Gerecht pas op 3 januari 2018 heeft bereikt, kennelijk te wijten aan een in de sfeer van de postdienst gelegen omstandigheid. Deze omstandigheid kan niet aan eiser worden toegerekend nu eiser bij het verzenden van zijn beroepschrift per aangetekende post erop kon vertrouwen dat het beroepschrift binnen uiterlijk twee weken na verzending bij het Gerecht in Curaçao zou worden bezorgd en dus tijdig door het Gerecht zou worden ontvangen.
In gevallen zoals het onderhavige waar de eisende partij zich in het buitenland bevindt, in persoon procedeert en van de postdienst gebruikmaakt, zouden fouten van die dienst, of die nu de postverzending of –bezorging betreffen, niet tot verlies van het beroepsrecht moeten leiden. Nu in het onderhavige geval de termijnoverschrijding haar oorzaak in een in de sfeer van de postdienst gelegen omstandigheid bevindt, dient de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te blijven. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
3. Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd in 2013 op 28 december 2016 een pensioenaanvraag bij verweerster ingediend. Vervolgens heeft verweerster het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, genomen. Daarbij is overwogen dat geen bijzondere omstandigheden bekend zijn geworden op grond waarvan het pensioen kan worden toegekend met een langere terugwerkende kracht dan een jaar voor de aanvraagdatum.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding het gevolg is van psychologische problemen die hem niet in staat stelden om zijn belangen te behartigen en dat dit onder meer betekent dat hij niet in staat was tijdig beroep tegen het bestreden besluit in te stellen.
5. Ter beoordeling staat of in eisers geval sprake is van een bijzonder geval dat verweerster aanleiding heeft moeten geven een langere terugwerkende kracht toe te passen dan een jaar. Volgens het beleid van verweerster is er sprake van een bijzonder geval indien belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen. Op grond van dit beleid wordt door verweerster in elk voorkomend geval aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden bezien of het geval als bijzonder kan worden aangemerkt. Beoordeeld wordt of het complex van omstandigheden in onderlinge samenhang een bijzonder geval oplevert.
6. De onder 4 genoemde omstandigheid geeft geen aanleiding om van een bijzonder geval te kunnen spreken, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn psychologische problemen hem niet in staat stelden zelf een pensioenaanvraag in te dienen. De door eiser te laat ingediende pensioenaanvraag valt alleen toe te schrijven aan onbekendheid met de geldelijke wettelijke regeling. Deze onbekendheid vormt volgens vaste rechtspraak geen bijzonder geval. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. D. Haan, voorzitter, J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.