2.2Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Lar moet worden geoordeeld of de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan eiser toe te rekenen bijzondere omstandigheden.
Bij de beoordeling van de vraag of er in dit geval aanleiding bestaat tot een dergelijk oordeel, neemt het Gerecht het volgende in aanmerking. Het Gerecht acht aannemelijk dat eiser het op 6 december 2017 gedagtekende beroepschrift op diezelfde dag aangetekend per post heeft bezorgd, nu de envelop waarin het beroepschrift is verzonden een sticker inzake de aangetekende verzending draagt met de dagtekening 6 december 2017. Aangezien deze terpostbezorging ruim drie weken voor het einde van de beroepstermijn heeft plaatsgevonden, acht het Gerecht het feit dat het beroepschrift de griffie van het Gerecht pas op 3 januari 2018 heeft bereikt, kennelijk te wijten aan een in de sfeer van de postdienst gelegen omstandigheid. Deze omstandigheid kan niet aan eiser worden toegerekend nu eiser bij het verzenden van zijn beroepschrift per aangetekende post erop kon vertrouwen dat het beroepschrift binnen uiterlijk twee weken na verzending bij het Gerecht in Curaçao zou worden bezorgd en dus tijdig door het Gerecht zou worden ontvangen.
In gevallen zoals het onderhavige waar de eisende partij zich in het buitenland bevindt, in persoon procedeert en van de postdienst gebruikmaakt, zouden fouten van die dienst, of die nu de postverzending of –bezorging betreffen, niet tot verlies van het beroepsrecht moeten leiden. Nu in het onderhavige geval de termijnoverschrijding haar oorzaak in een in de sfeer van de postdienst gelegen omstandigheid bevindt, dient de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te blijven. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
3. Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd in 2013 op 28 december 2016 een pensioenaanvraag bij verweerster ingediend. Vervolgens heeft verweerster het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, genomen. Daarbij is overwogen dat geen bijzondere omstandigheden bekend zijn geworden op grond waarvan het pensioen kan worden toegekend met een langere terugwerkende kracht dan een jaar voor de aanvraagdatum.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding het gevolg is van psychologische problemen die hem niet in staat stelden om zijn belangen te behartigen en dat dit onder meer betekent dat hij niet in staat was tijdig beroep tegen het bestreden besluit in te stellen.
5. Ter beoordeling staat of in eisers geval sprake is van een bijzonder geval dat verweerster aanleiding heeft moeten geven een langere terugwerkende kracht toe te passen dan een jaar. Volgens het beleid van verweerster is er sprake van een bijzonder geval indien belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen. Op grond van dit beleid wordt door verweerster in elk voorkomend geval aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden bezien of het geval als bijzonder kan worden aangemerkt. Beoordeeld wordt of het complex van omstandigheden in onderlinge samenhang een bijzonder geval oplevert.
6. De onder 4 genoemde omstandigheid geeft geen aanleiding om van een bijzonder geval te kunnen spreken, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn psychologische problemen hem niet in staat stelden zelf een pensioenaanvraag in te dienen. De door eiser te laat ingediende pensioenaanvraag valt alleen toe te schrijven aan onbekendheid met de geldelijke wettelijke regeling. Deze onbekendheid vormt volgens vaste rechtspraak geen bijzonder geval. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.