ECLI:NL:OGEAC:2019:191

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
Lar CUR201900571
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering vergunning taxibedrijf onredelijk laat ingediend

In deze zaak hebben de besloten vennootschappen CTN GROUP B.V. en CTN TAXI & TOURS B.V. beroep ingesteld tegen de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning. Het beroep is ingediend op 15 februari 2019, tegen de weigering van de minister om te beschikken op hun verzoek tot het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van een taxibedrijf, dat op 29 juli 2016 was ingediend. De minister heeft een verweerschrift ingediend, waarop het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld.

Het Gerecht overweegt dat op grond van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur, de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet aan een termijn gebonden is. Echter, het Gerecht stelt vast dat het beroep onredelijk laat is ingediend, aangezien er bijna twee jaar en zeven maanden zijn verstreken tussen de indiening van het verzoek en het indienen van het beroep. Eisers hebben geen redenen aangevoerd die een verschoonbare termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.

Daarom heeft het Gerecht besloten dat verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig is en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan en bekendgemaakt op 26 augustus 2019, met de mogelijkheid tot verzet binnen twee weken na bekendmaking.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar in het geding tussen:

de besloten vennootschappen CTN GROUP B.V. en CTN TAXI & TOURS B.V.,

beide gevestigd in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: [gemachtigde],
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,

verweerder.

Procesverloop

Bij beroepschrift van 15 februari 2019 hebben eisers beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om te beschikken op het door hen op 29 juli 2016 bij verweerder ingediende verzoek tot het verkrijgen van een vergunning dan wel ontheffing voor het uitoefenen van een taxibedrijf (het verzoek).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3, eerste lid, eerste volzin, van de Eilandsverordening inzake het vervoer van personen met motorrijtuigen op de openbare weg tegen vergoeding (A.B. 1969, no. 23, zoals daarna herhaaldijk gewijzigd; de Verordening personenvervoer) kunnen vergunningen door het bestuurscollege worden verleend voor het exploiteren van onderscheidenlijk een kleine autobus, een huurauto, een of meer grote autobussen of een of meer toerwagens.
Op grond van artikel 4, eerste lid, worden aanvragen om een vergunning schriftelijk tot het bestuurscollege gericht en ingediend bij de secretaris van de betrokken commissie.
Artikel 11, eerste lid, eerste volzin, kan de belanghebbende tegen een weigering van een vergunning of van een voortzetting ener vergunning, of een wijziging, niet verlenging, schorsing of intrekking van een vergunning bij de eilandsraad in beroep komen door de indiening van een bezwaarschrift binnen veertien dagen na de uitreiking van een afschrift van het besluit aan de betrokkene of een zijner huisgenoten.
1.1
Op de voet van artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur verkrijgen de in artikel 1 bedoelde eilandsverordening van het eilandgebied Curaçao de staat van landsverordening van Curaçao.
Op de voet van artikel 6, vijfde lid, wordt waar melding wordt gemaakt van ambten, organen, instellingen, diensten of kantoren van het eilandgebied Curaçao, treden daarvoor in de plaats de overeenkomstige met inachtneming van de Staatsregeling ingestelde ambten, organen, instellingen, diensten of kantoren van het land Curaçao. Op grond van het negende lid treedt waar van enige beslissing beroep wordt opengesteld op de eilandsraad, daarvoor in de plaats beroep overeenkomstig de bepalingen van de Lar.
1.2
Op grond van artikel 3, tweede lid van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven of – bij het ontbreken van zulk een termijn – wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 16a, eerste lid, is indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig geven van een beschikking, het niet aan een termijn gebonden. Op grond van het derde lid wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Op grond van artikel 79, eerste lid, onder b, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroep hem niet nodig voorkomt, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Hij overweegt daartoe het volgende.
2.1.
Eisers hebben op 29 juli 2016 het verzoek ingediend. Pas op 15 februari 2019, bijna twee jaar en zeven maanden na indiening van het verzoek, hebben eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op hun verzoek. Dit is volgens het Gerecht onredelijk laat als bedoeld in artikel 16a, derde lid, van de Lar. Nu eisers geen redenen hebben aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding, ziet het Gerecht geen grond om die overschrijding toe te schrijven aan niet aan eisers toe te rekenen bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Lar. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 26 augustus 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.