Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiseres],
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond;
wijsthet verzoek om voorlopige voorziening
af.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel rentenier, welke door de Minister op 31 januari 2018 was afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 31 augustus 2018 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres op 8 november 2018 beroep ingesteld en op 14 december 2018 verzocht om een voorlopige voorziening. De openbare behandeling vond plaats op 21 januari 2019.
Het Gerecht overwoog dat op grond van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, een beschikking kan worden geschorst indien de uitvoering daarvan onevenredig nadeel met zich meebrengt. Eiseres stelde dat het verschil tussen het normbedrag en haar gemiddelde inkomen relatief klein was en dat zij recht had op toewijzing van haar verzoek vanwege haar verblijfsduur op Curaçao. Het Gerecht oordeelde echter dat het verschil in inkomen geen bijzondere omstandigheid vormde die aanleiding gaf om van het beleid af te wijken. Eiseres had niet aangetoond dat zij over het normbedrag beschikte en had geen andere bijzondere omstandigheden aangevoerd.
De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door rechter N.M. Martinez en bekendgemaakt in aanwezigheid van griffier S.N. Aswani. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.