ECLI:NL:OGEAC:2019:186

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
Cur201801033
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Landsverordening Ongevallenverzekering op overwerk niet uitbetaald door werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de Sociale Verzekeringsbank, en verweerster. Eiser had verzocht om ongevallengeld op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOV) na een verkeersongeval dat plaatsvond terwijl hij een cheque voor overwerk ging ophalen. De verweerster had eerder een verzoek van eiser om ongevallengeld afgewezen, evenals een verzoek om ziekengeld. Eiser stelde dat hij recht had op ongevallengeld omdat het ongeval zich voordeed in het kader van zijn werkzaamheden voor de werkgever.

Het Gerecht overwoog dat de LvOV alleen van toepassing is als de werkzaamheden onder het arbeidsgezag van de werkgever vallen. Vastgesteld werd dat het overwerk niet door de werkgever werd uitbetaald, maar door het Buurtcentrum zelf. Hierdoor viel het overwerk niet onder het arbeidsgezag van de werkgever, en was de LvOV niet van toepassing. Het Gerecht concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij schade had geleden door een onrechtmatige beschikking van verweerster. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het bestreden besluit bleef in stand.

De uitspraak benadrukt het belang van de relatie tussen de werkzaamheden en het arbeidsgezag van de werkgever in het kader van de toepassing van de LvOV. Eiser kan enkel een vordering bij de burgerlijke rechter instellen voor schadevergoeding, aangezien er geen onrechtmatige beschikking is vastgesteld. Het Gerecht besloot geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 27 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerster een verzoek van eiser om hem op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOV) ongevallengeld toe te kennen afgewezen. Voorts zal verweerster hem ziekengeld – zolang hij arbeidsongeschikt is – toekennen en niet langer dan de periode tot en met 31 juli 2017.
Bij beschikking van 22 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerster een verzoek van eiser om hem op grond van de LvOV ongevallengeld alsook ziekengeld – dit laatste zolang hij arbeidsongeschikt is – toe te kennen, afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 26 juni 2019. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1 van de LvOV wordt onder werkgever verstaan: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens hier te lande gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland. Voorts wordt onder ongeval verstaan: een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen.
Op grond van artikel 5, eerste lid, heeft de werknemer die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
2. Eiser, geboren op [geboortedatum], was in tijdelijke dienst van [de werkgever] (de werkgever) in de functie van invaller beheerder bij de afdeling Sentro di Bario Sta. Maria (het Buurtcentrum). Op 24 februari 2017 is eiser, na afronding van zijn werkzaamheden voor zijn werkgever, in opdracht van [de coördinatrice] (coördinatrice bij het Buurtcentrum) een cheque ter betaling van de door hem bij het Buurtcentrum overgewerkte uren bij haar thuis gaan halen. Op zijn terugweg naar zijn huis is eiser betrokken geweest bij een verkeersongeval (het incident). Als gevolg van het incident heeft eiser letsel aan zijn rug opgelopen. Eiser heeft sedert het incident niet meer kunnen werken. Op het verzoek van eiser om ongevallengeld heeft verweerster het primaire besluit genomen, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit. Aan het primaire besluit heeft verweerster ten grondslag gelegd dat eiser niet de kortste weg van zijn werk naar huis heeft genomen, maar eerst zijn huis voorbij heeft gereden om een cheque thuis bij [de coördinatrice] op te halen en dat het incident na van het woonadres van [de coördinatrice] te zijn vertrokken heeft plaatsgevonden. Voorts is het verzoek om schadevergoeding afgewezen nu de LvOV daarin niet voorziet.
3. Aan de orde is de vraag of de door eiser extra verrichte werkzaamheden ten behoeve van het Buurtcentrum onder het arbeidsgezag van de werkgever vallen ofwel in opdracht van de werkgever zijn verricht, zodat bepaald kan worden of de LvOV in de onderhavige zaak van toepassing is.
Vaststaat dat het door eiser bij het Buurtcentrum verrichtte overwerk niet door de werkgever werd uitbetaald, maar door het Buurtcentrum zelf. Nu het om overwerk gaat en eiser daarvoor door het Buurtcentrum werd uitbetaald, dient te worden aangenomen dat de door eiser bij het Buurtcentrum verrichtte werkzaamheden onder het arbeidsgezag van het Buurtcentrum vallen. Het ophalen van de cheque bij [de coördinatrice] was dan ook niet in het kader van zijn dienstverband bij zijn werkgever, waardoor de LvOV in deze zaak niet van toepassing is. De LvOV hoeft dan ook niet te worden uitgevoerd ten aanzien van het incident.
4. Om voor schadevergoeding in aanmerking te komen dient eiser aan te tonen dat hij schade heeft geleden die veroorzaakt is door een in rechte onrechtmatig geoordeelde beschikking van verweerster. Nu van een zodanige beschikking niet is gebleken, laat staan dat eiser heeft aangetoond dat hij daarvan schade heeft geleden, heeft verweerster eisers bezwaren hieromtrent terecht ongegrond verklaard. Eiser kan terzake van zijn verzoek om een schadevergoeding uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit in stand kan worden gelaten.
6. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. D. Haan, voorzitter, J. Sybesma en L. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.