ECLI:NL:OGEAC:2019:183

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
Cur201800752
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot verkoop van volkswoningen en de rol van de civiele rechter in Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om de aankoop van een volkswoning. De afwijzing vond plaats op 8 september 2017, waarna het bezwaar van [eiser 1] op 11 januari 2018 kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De eisers hebben vervolgens beroep ingesteld, waarop verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.W. Braam, een verweerschrift indiende. De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 24 april 2019.

Het Gerecht heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de bevoegdheid om over te gaan tot verkoop van een volkswoning aan de huurder, die voldoet aan de voorwaarden van de Eilandsverordening eigendomsverkrijging volkswoningen Curaçao (LevvC), aan het eilandgebied Curaçao is toegekend. Het Gerecht concludeert dat beslissingen van het land Curaçao in deze context geen beschikkingen zijn in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), en dat de civiele rechter de bevoegde rechter is voor geschillen over de verkoop van volkswoningen.

Het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard, met de overweging dat tegen de afwijzing van het verzoek geen beroep openstond bij het Gerecht. De beslissing van verweerder om het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren werd door het Gerecht als juist beoordeeld, hoewel op andere gronden. De uitspraak werd gedaan op 15 augustus 2019, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
beide wonend in Curaçao,
eisers,
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,

verweerder,
gemachtigde: mr. H.W. Braam, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 8 september 2017 (de afwijzing) heeft verweerder het verzoek van [eiser 1] tot aankoop van de door hem verhuurde volkswoning, plaatselijk bekend als te [adres] (de volkswoning), afgewezen.
Bij brief van 11 januari 2018 (de brief) heeft verweerder het door [eiser 1] tegen de afwijzing gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft ter zitting van het Gerecht op 24 april 2019 plaatsgevonden. Eisers zijn daar verschenen. Verweerder is bij zijn gemachtigde verschenen, vergezeld door mr. H. van Rossum (werkzaam bij het betrokken ministerie).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Staatsregeling van Curaçao is het land Curaçao een openbare rechtspersoon.
1.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Eilandsverordening eigendomsverkrijging volkswoningen Curaçao (lees: LevvC), zoals gewijzigd bij A.B. 1989, no. 39, kan, aan de huurder van een volkswoning, die aan de in artikel 3 gestelde voorwaarden voldoet, op zijn verzoek door het eilandgebied de door hem gehuurde volkswoning worden verkocht, tegelijk met de uitgifte van de bij die woning behorende grond in erfpacht, tegen betaling van de restantwaarde c.q. verkoopwaarde zoals deze is op de datum waarop de koopovereenkomst wordt gesloten.
1.2
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao verkrijgen de Eilandsverordeningen van het eilandgebied Curaçao de staat van landsverordeningen Curaçao.
Op grond van artikel 6, tweede lid, treedt, waar melding wordt gemaakt van het eilandgebied Curaçao, daarvoor in de plaats het land Curaçao.
1.3
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Op grond van artikel 7, eerste lid, eerste volzin, kunnen natuurlijke personen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Op grond van artikel 16, eerste lid, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt als de dag waarop deze is gegeven, de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt.
2. Het Gerecht verwerpt het door verweerder opgeworpen verweer dat het beroepschrift buiten de daarvoor openstaande beroepstermijn is ingediend en daarom niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Uit de door eisers overgelegde envelop met daarop de datumstempel van het postkantoor blijkt onweersproken dat de brief op 25 januari 2018 aan hen is verzonden. De beroepstermijn liep dan op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar op 9 maart 2018 af. Het beroepschrift is door eisers op 8 maart 2018, en dus tijdig, bij het Gerecht ingediend. Het beroep is ontvankelijk.
3. Bij brief van 27 juni 2017 heeft [eiser 1] een verzoek om de volkswoning in eigendom te mogen verkrijgen door middel van aankoop (het verzoek) bij verweerder ingediend. Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 8 september 2017 afgewezen. Het door [eiser 1] daartegen gemaakte bezwaar is bij de brief kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Aan de kennelijk niet-ontvankelijkverklaring heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de afwijzing een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling betreft, waartegen geen bezwaar of beroep openstaat.
4. De vraag die in dit geschil ter beoordeling ligt is of het bezwaar tegen de afwijzing terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Ter beantwoording van deze vraag moet worden bezien of de beslissing op het verzoek een beschikking waartegen op grond van de Lar bezwaar en/of beroep kan worden gemaakt en/of ingesteld. Het Gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
4.1
De bevoegdheid om over te gaan tot verkoop van de aan een huurder van een volkswoning, die aan de in artikel 3 van de LevvC gestelde voorwaarden voldoet, is aan het eilandgebied Curaçao (lees: het land Curaçao) toegekend. Het land Curaçao (het land) is op grond van artikel 1, eerste lid, van de Staatsregeling een openbare rechtspersoon. Dit betekent dat beslissingen op verzoeken ingevolge artikel 2 van de LevvC die het land neemt, geen beschikkingen in de zin van de Lar kunnen worden aangemerkt. De omstandigheid dat verweerder in dezen als vertegenwoordiger van het land optreedt, maakt dat niet anders nu het door de wetgever aangeduide beslissingsbevoegde orgaan geen bestuursorgaan is.
4.2
Het vorenstaande in aanmerking genomen, is het Gerecht van oordeel dat het oordeel van het land over het al dan niet overgaan tot verkoop van een volkswoning civielrechtelijk van aard is en dat rechtsgeschillen daarover dan ook tot de competentie van de civiele rechter behoren. De civiele rechter is hier de bevoegde rechter.
4.3
De slotsom is dat tegen de afwijzing geen beroep openstond bij het Gerecht en dus ook geen bezwaar bij verweerder. Tot die conclusie is verweerder in de brief ook gekomen, echter op andere gronden. Met verbetering van de gronden waarop de brief berust, is het Gerecht van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar van eisers tegen de afwijzing kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2019 te Curaçao, in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. zie hoofdstuk 5 van de Lar.