ECLI:NL:OGEAC:2019:174

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
CUR201803332
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over stille cessie en dividendvorderingen tussen GIROBANK N.V. en GENPER HOLDINGS N.V.

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft GIROBANK N.V. (hierna: de bank) een vordering ingesteld tegen GENPER HOLDINGS N.V. (hierna: Genper) met betrekking tot dividendvorderingen die voortvloeien uit een stille cessie. De bank stelt dat zij recht heeft op betaling van een bedrag van NAf 1.814.136, vermeerderd met rente en kosten, op basis van dividenduitkeringen die Polbeer Holding B.V. (hierna: Polbeer) mogelijk heeft jegens Genper. De bank baseert haar vordering op een cessie-akte van 6 juni 2014, waarin Polbeer haar vorderingen op Genper aan de bank heeft overgedragen.

Genper betwist de rechtsgeldigheid van deze cessie en stelt dat de vordering niet rechtsgeldig is overgedragen, omdat de vordering uit hoofde van dividend pas ontstaat na een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders. Het gerecht overweegt dat voor een geldige cessie vereist is dat de vordering met voldoende bepaaldheid is omschreven en dat deze rechtstreeks voortvloeit uit een bestaande rechtsverhouding. Het gerecht concludeert dat de vordering van de bank niet rechtsgeldig is overgedragen, omdat de dividendvorderingen pas ontstaan na een besluit van de AvA, wat betekent dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie.

In reconventie vordert Genper afgifte van een uittreksel van de cessie-akte en opheffing van de conservatoire beslagen. Het gerecht wijst de vordering tot afgifte van het uittreksel af, maar beveelt de bank wel om de beslagen op te heffen, omdat de bank geen vordering op Genper heeft. De bank wordt veroordeeld in de proceskosten van Genper, terwijl Genper in de proceskosten van de bank wordt veroordeeld in de reconventie. Het vonnis is uitgesproken op 26 augustus 2019.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GIROBANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigden: mr. A. Huizing en mr. E.J.J. Huizing,
tegen
de naamloze vennootschap
GENPER HOLDINGS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A. Diaz.
Partijen worden ook aangeduid als de bank en Genper.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 oktober 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord/eis in reconventie, met producties;
- de behandeling ter comparitie van 21 juni 2019;
- de namens de bank overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De bank heeft geld geleend aan R.G.L. [kredietnemer] (hierna: [kredietnemer]). Het openstaande bedrag bedraagt NAf 1.847.500.
2.2. [
kredietnemer] is aandeelhouder van Polbeer Holding B.V. (hierna: Polbeer).
2.3.
Tot zekerheid voor de terugbetaling door [kredietnemer] van het geleende bedrag is op 6 juni 2014 tussen de bank en Polbeer een “Deed of assignment” tot stand gekomen. Deze akte bevat de volgende bepalingen, weergegeven voor zover van belang:
1. By these presents Polbeer assigns to the Bank any and all claims Polbeer currently has or will at any time acquire against any third party […] as additional security […].
2. Polbeer will give the Bank a statement of its outstanding claims on assignment forms to be made available to Polbeer by the Bank. […] By taking delivery of the assignment forms the Bank will be considered to have accepted the assignment of the claims stated on such forms.
2.4.
Polbeer is (minderheids)aandeelhouder van Genper.
2.5.
In de jaren 2010 tot en met 2013 heeft Genper dividenduitkeringen aan Polbeer gedaan.
2.6.
Op 20 mei 2016 heeft de bank de akte aan Genper doen betekenen.
2.7.
Met toestemming van het gerecht heeft de bank ten laste van Genper conservatoir beslag doen leggen onder MCB-bank (hierna: MCB), Curaçao Ports Authority N.V. (hierna: CPA) en Curaçao Ports Services (hierna: CPS).

3.Het geschil

3.1.
De bank vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, veroordeling van Genper tot betaling van NAf 1.814.136, vermeerderd met rente, tot betaling van NAf 10.000 ter zake van buitengerechtelijke kosten en tot vergoeding van de proceskosten.
3.2.
Genper vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, veroordeling van de bank tot het overleggen van een uittreksel als bedoeld in artikel 3:94 lid 4 BW, op straffe van een dwangsom, en voorts tot opheffing van de conservatoire beslagen, kosten rechtens.
3.3.
Partijen voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van de wederpartij, met veroordeling van de wederpartij in de proceskosten.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
De vordering van de bank heeft betrekking op de aanspraken ter zake van dividenduitkeringen die Polbeer (mogelijk) heeft jegens Genper. De bank stelt zich op het standpunt dat die vorderingen rechtsgeldig aan haar zijn overgedragen. Voor wat betreft de hoogte van de vordering baseert de bank zich op de gemiddelde dividenduitkering die Genper jaarlijks heeft gedaan in de periode 2010 tot en met 2013. De vordering bestaat uit de som van die gemiddelden voor de jaren 2014 tot en met 2017.
4.2.
Genper bestrijdt de rechtsgeldigheid van de cessie. Voor wat betreft de omvang van de vordering voert Genper aan dat zij uit hoofde van dividend over de jaren 2015 en 2016 nog een bedrag van in totaal afgerond NAf 132.000 aan Polbeer verschuldigd is en dat dit bedrag nog het enige is dat openstaat. Voor 2017 heeft de AvA besloten geen dividend uit te keren.
4.3.
Het gerecht overweegt het volgende.
4.4.
Op grond van artikel 3:94 lid 1 BW is voor een geldige cessie vereist dat een tot cessie bestemde akte bestaat en dat mededeling daarvan wordt gedaan aan de schuldenaar. De over te dragen vordering moet met voldoende bepaaldheid in de akte zijn omschreven (artikel 3:84 lid 2 BW). Levering kan ook zonder mededeling aan de schuldenaar plaatsvinden, met dien verstande dat de levering zonder die mededeling niet aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen. Voor levering van toekomstige vorderingen door middel van een stille cessie geldt daarnaast als vereiste dat de vordering op het tijdstip van de levering rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding (artikel 3:94 lid 3 BW).
4.5.
De cessie-akte dateert van 6 juni 2014. De in deze procedure door de bank ingestelde vordering heeft betrekking op (vermeende) vorderingen uit dividend over de jaren 2014 tot en met 2017. Nu gesteld noch gebleken is, en overigens ook niet in de rede ligt, dat ten tijde van de totstandkoming van de cessie-akte al een dividendbesluit over 2014 was genomen, betreft het voor het geheel dus cessie van op dat moment toekomstige vorderingen. Overdracht daarvan is alleen mogelijk indien de vordering rechtstreeks voortvloeit uit een op dat moment reeds bestaande rechtsverhouding. Dit zou alleen anders zijn als na het tot stand komen van de cessie-akte de in artikel 2 van die akte genoemde “assignment forms” zijn opgesteld, maar Genper heeft onbetwist gesteld dat dergelijke formulieren niet tot stand zijn gekomen. Genper heeft aangevoerd dat niet voldaan is aan het vereiste dat de vordering rechtstreeks voortvloeit uit een al bestaande rechtsverhouding. Dit verweer slaagt.
4.6.
Het betreft hier de vordering van een aandeelhouder op de vennootschap tot uitkering van dividend. Weliswaar bestond tussen Polbeer en Genper al op het moment van levering een rechtsverhouding (Polbeer was immers aandeelhouder van Genper), maar de vordering uit hoofde van dividend vloeit daaruit niet rechtstreeks voort. Deze vordering ontstaat immers pas op het moment dat de algemene vergadering van aandeelhouders (van Genper) tot het doen van een winstuitkering besluit (artikel 2:118 lid 1 BW). Die noodzakelijke besluitvorming staat aan cessie bij voorbaat van dividenduitkeringen in de weg. Van stille cessie van de dividenduitkeringen over de periode 2014 tot en met 2017 is dus geen sprake geweest.
4.7.
Uit de stellingen van de bank en uit de tekst van het exploot van 20 mei 2016 leidt het gerecht af dat de betekening van de cessie-akte op die datum is bedoeld als mededeling in de zin van artikel 3:94 lid 3, tweede volzin, BW en niet om daarmee alsnog een cessie in de zin van artikel 3:94 lid 1 BW tot stand te brengen.
4.8.
Op het voorgaande stuit de vordering af. Van rechtsgeldige cessie van de toekomstige vorderingen uit hoofde van dividend is geen sprake. De overige verweren van Genper (ter zake de gestelde onbepaaldheid van de gecedeerde vorderingen, de omvang van de vorderingen van Polbeer op Genper en het beroep op artikel 6:37 BW) behoeven geen bespreking.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Girobank worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 10.000 voor salaris.
In reconventie
4.10.
Genper vordert afgifte van een door Polbeer gewaarmerkt uittreksel van de cessie-akte (artikel 3:94 lid 4 BW). Het gerecht zal deze vordering afwijzen, nu niet valt in te zien welk rechtens relevant belang Genper bij het uittreksel heeft. Gelet op het oordeel in conventie heeft de bank uit hoofde van de cessie immers geen vordering op Genper.
4.11.
In de tweede plaats vordert Genper een bevel aan de bank om de ten laste van Genper gelegde beslagen op te heffen. Gelet op het oordeel in conventie, is deze vordering toewijsbaar. Dit bevel zal worden versterkt met een dwangsom, zoals in het dictum omschreven.
4.12.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zal de bank worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 625 voor salaris.

5.De beslissing

In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de bank in de proceskosten van Genper, begroot op NAf 10.000;
In reconventie
5.3.
beveelt de bank de ten laste van Genper onder MCB, CPA en CPS gelegde beslagen op te heffen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van NAf 5.000 voor iedere dag of ieder dagdeel dat de bank hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van NAf 500.000;
5.4.
veroordeelt de bank in de proceskosten van Genper, begroot op NAf 625;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2019.