ECLI:NL:OGEAC:2019:170

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
CUR201801441
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake tariefindeling van ringbanden en tabbladen in het douanerecht

In deze tussenuitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gedateerd 7 augustus 2019, wordt de tariefindeling van ringbanden en tabbladen beoordeeld. De belanghebbende, X B.V., had een verzoek om vrijstelling van invoerrechten ingediend voor deze goederen, maar dit verzoek werd door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen afgewezen. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en is in beroep gegaan tegen de afwijzing. Tijdens de zitting op 27 februari 2019 werd de tariefindeling van de goederen ter discussie gesteld. De Inspecteur stelde dat de ringbanden en tabbladen moesten worden ingedeeld onder goederencode 48203000, met een heffing van 5,5% invoerrechten en 6% omzetbelasting. De belanghebbende betoogde echter dat de goederen onder goederencode 4901 moesten vallen, wat zou leiden tot een heffing van 0% invoerrechten en 0% omzetbelasting.

Het Gerecht oordeelt dat de tabbladen inderdaad onder tariefpost 4901 moeten worden ingedeeld, aangezien het belang van de goederen ligt in de gedrukte teksten en illustraties. De ringbanden daarentegen moeten worden ingedeeld onder goederencode 48203000, zoals de Inspecteur had voorgesteld. Het Gerecht stelt vast dat de afzonderlijke waarde van de ringbanden en tabbladen niet bekend is, waardoor het niet mogelijk is om de verschuldigde rechten bij invoer te bepalen. Het Gerecht geeft partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de waarde van de goederen, voordat een definitieve beslissing wordt genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 7 augustus 2019
BBZ nr. CUR201801441
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
TUSSENUITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X B.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 26 september 2017 voor een partij ringbanden en tabbladen een verzoek om vrijstelling van rechten bij invoer ingediend. Dit verzoek is door de Inspecteur afgewezen.
1.2
Belanghebbende heeft op 28 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. Daarbij is aangifte gedaan voor de goederen en is een bedrag van NAf 2.761,70 betaald. De Inspecteur heeft op 6 maart 2018 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
1.3
Belanghebbende is op 16 maart 2018 bij de Inspecteur in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft dat beroepschrift op 14 mei 2018 doorgezonden naar het Gerecht. Op 28 juni 2018 heeft belanghebbende wederom een beroepschrift ingediend. Dit beroepschrift is aangemerkt als aanvulling van de eerder ingediende beroepschrift.
1.4
Op 15 februari 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is naar de Inspecteur verzonden.
1.5
Belanghebbende heeft een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019 te Willemstad. Aldaar is namens belanghebbende Ing. A verschenen en namens de Inspecteur mr. B en C.
1.7
De behandeling ter zitting is geschorst om de Inspecteur de gelegenheid te geven om zijn zienswijze te geven over de tariefindeling van de door belanghebbende naar de zitting meegebrachte ringband en tabbladen. De Inspecteur heeft op 7 maart 2019 zijn reactie gestuurd. Een afschrift van de reactie van de Inspecteur is naar belanghebbende gestuurd.
1.8
Belanghebbende heeft op 21 maart 2019 een stuk ingediend. De Inspecteur heeft op 11 april 2019 een stuk ingediend. De stukken zijn telkens naar de wederpartij gestuurd.
1.9
De mondelinge behandeling is hervat op de zitting van 27 juni 2019. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende Ing. A en namens de Inspecteur mr. B, D en mr. E. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.10.
Na sluiting van de zitting heeft belanghebbende op verzoek van het Gerecht per e-mail een kopie van de ringband en van de tabbladen gestuurd. Een exemplaar hiervan is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende verzorgt trainingen waaronder de training ‘Y’. In verband daarmee heeft belanghebbende kartonnen ringbanden en tabbladen tezamen ingevoerd met de bedoeling om deze gezamenlijk als lesmateriaal te gebruiken bij voormelde training. In het beroepschrift is vermeld dat de goederen niet zijn geprijsd en niet voor de losse verkoop zijn bestemd.
2.2
Belanghebbende heeft vrijstelling van rechten verzocht op de voet van artikel 51 van de Landsverordening tarief van invoerrechten (LVTI). Ingevolge artikel 51 LVTI wordt vrijstelling van invoerrechten verleend voor de invoer van publicaties en documenten van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard. Aan belanghebbende is geen vrijstelling toegekend.
2.3
Vervolgens zijn de goederen ten invoer aangegeven. Ter zake van de invoer heeft belanghebbende een bedrag aan borg gesteld van NAf 2.761,70 aan invoerrechten (10,5%) en omzetbelasting (6%). De goederenomschrijving op het invoerdocument is “Andere artikelen van kunststof Ring Banden/Tabbladen”. Daarbij is de goederencode 39269090 vermeld.
2.4
In het nader stuk van 15 februari 2019 heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat de goederen onder een onjuiste goederenomschrijving en goederencode zijn ingevoerd. In het nader stuk is hierover – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“De aangegeven goederen zijn artikelen waarvan het belang ligt in de gedrukte teksten of illustraties, die daarop voorkomen en moesten aangegeven worden als drie kartons ‘Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen’ en vallen derhalve onder Hoofdstuk 49 van de ‘Toelichting op tarief van Invoerrechten’, goederencode 4901.9900, waarbij een heffing hoort van 0% invoerrechten en 0% omzetbelasting. (…)”
Volgens de informatie over de zending (zie productie 3 bij dit nader stuk) is de goederenomschrijving van de zending: 525 ringbanden van karton en 1053 sets tabbladen van karton/papier.
2.5
Belanghebbende heeft op de zitting van 27 februari 2019 een exemplaar gebracht van de ingevoerde ringbanden en tabbladen. Deze bleken niet van kunststof maar van karton te zijn. Belanghebbende heeft op zitting te kennen gegeven geen beroep meer te doen op de vrijstelling van artikel 51 LVTI. Op de kaft van de ringband is het bedrijfslogo van belanghebbende te zien. Op elk tabblad is tekst gedrukt. Er is een onderwerp vermeld met daarbij een illustratie die op het onderwerp betrekking heeft. Op de tabbladen zijn onder andere de volgende onderwerpen vermeld. ‘Tin cu paga ainda’, ‘Salario òf ònderstant’, ‘Otro Entrada’, ‘Bibienda’, ‘Koriente i awa’, ‘Belasting pa sushi’, ‘Telefon, kabel i internet’, ‘Kuido’, ‘Seguro’. Op de tabbladen is ook uitleg te zien over het onderwerp. Op het tabblad ‘Tin cu paga ainda’ is bijvoorbeeld de volgende tekst opgenomen: ‘Warda patras di e tap aki e kuentanan ku tin ku wòrdu paga ainda. Pone nan na fecha di vensimentu. Esaki ta e fecha cu e kuenta mester wòrdu paga. Wak kada bes ku bo tin ku hasi bo atministrashon, si bo tin kuenta di paga. (…).
2.6
De Inspecteur heeft bij schrijven van 7 maart 2019 zijn standpunt gegeven over de tariefindeling van de goederen. Voor de tariefindeling heeft de Inspecteur gebruik gemaakt van het door belanghebbende naar de zitting meegenomen exemplaar van de goederen (ringband met tabbladen). Volgens de Inspecteur moeten de ringbanden en tabbladen met toepassing van indelingsregels 3a en 3b worden ingedeeld in goederencode 48203000. Afzonderlijk ingevoerde tabbladen dienen in goederencode 48239090 te worden ingedeeld.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of belanghebbende voor de invoer van de goederen rechten bij invoer is verschuldigd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt dat de ringbanden en de tabbladen door haar zijn ontwikkeld, en – als een set - tezamen zijn ingevoerd. Het belang van de goederen ligt – aldus belanghebbende – in de gedrukte teksten en illustraties, die daarop voorkomen. Volgens haar hadden de goederen ingedeeld moeten worden in de goederencode 49019900 waarbij, aldus belanghebbende, een heffing hoort van 0% invoerrechten en 0% omzetbelasting.
3.3
Volgens de Inspecteur moeten de goederen ingedeeld worden in goederencode 48203000. Daarbij hoort een heffing van 5.5% invoerrechten en 6% omzetbelasting.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Vooraf

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat geen rechtsregel verbiedt dat de gronden van het beroep, ook na indiening van een beroepschrift kunnen worden aangevuld. Daarbij geldt wel dat de wederpartij hierdoor niet in zijn procesbelang mag worden geschaad. De tariefindeling van de goederen was in de bezwaarfase niet in geschil en was niet het onderwerp van de uitspraak op bezwaar. Dit brengt echter niet mee, zoals de Inspecteur voorstaat, dat de tariefindeling in de beroepsfase niet het onderwerp van het geschil kan zijn. Door belanghebbende is bij haar nader stuk van 15 februari 2019 de tariefindeling als geschilpunt ingebracht. Niet is gebleken dat de Inspecteur hierdoor in zijn procesbelang is geschaad. Hij heeft immers voldoende gelegenheid gehad om zijn zienswijze over de tariefindeling te kunnen geven. Er is daarom geen reden om de tariefindeling in deze zaak buiten beschouwing te laten.
4.2
Bij de berekening van rechten bij invoer is de Inspecteur uitgegaan van een tarief van invoerrechten van 10,5% en een tarief van omzetbelasting van 6%. In beroepsfase is het standpunt ingenomen dat op basis van de nieuwe indeling van de goederen het tarief van invoerrechten 5,5% bedraagt met een gelijkblijvend tarief van omzetbelasting. Het beroep is reeds om deze reden gegrond.
Wettelijk kader
4.3
De tariefindeling van goederen is geregeld in ‘Het Tarief van Invoerrechten’ (hierna: TvI). Het TvI is opgenomen als bijlage bij de Landsverordening tarief van invoerrechten (LTI) en omvat een naamlijst van goederen en de algemene regels voor de interpretatie daarvan, onder vermelding van bedragen en percentages (artikel 1, lid 2, onder c van de LTI). Het TvI is gebaseerd op het ‘Geharmoniseerd systeem voor de omschrijving en codering van goederen’, (hierna GS). De systematiek voor het indelen van goederen is vervat in de zes algemene regels voor de interpretatie van de nomenclatuur (hierna: indelingsregels).
4.4
In het TvI zijn de volgende indelingsregels opgenomen:
“Regel 1.
De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.
Regel 2.
(…)
b) Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.
Regel 3.
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de (…)artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde (…)goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;
(…)”
Tariefsindeling
4.5.
Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GS en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (vgl. HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-532/14, ECLI:EU:C:2016:337, punt 34).
4.5.1
Met betrekking tot de tariefsindeling van de ringbanden overweegt het Gerecht als volgt:
Het opschrift van hoofdstuk 48 luidt:
‘Papier en Karton; cellulose-, Papier- en kartonwaren’.
Tariefpost 4820 is als volgt verwoord:
‘Registers, (…) opbergmappen, mappen en banden (met losse bladen of andere) (…), van papier of van karton’
In de GS-toelichting op tariefpost 4820 is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
Deze post omvat verschillende artikelen van de papierhandel, (…). Hij omvat onder meer:
1. (…);
2. (…);
3. opbergmappen, mappen en banden, ontworpen voor losse bladen, tijdschriften en dergelijke (bijvoorbeeld klembanden, (…) ringbanden), alsmede omslagen voor dossiers;
4.5.2
De ringbanden zijn van karton en bevatten enkel het bedrijfslogo en naam van belanghebbende. De ringbanden dienen gelet op de hiervoor vermelde omschrijving in het tariefpost en de GS-toelichting ingedeeld te worden in post 4820 van het TvI. Het Gerecht is het eens met de indeling van de Inspecteur van de ringbanden in goederencode 48203000.
4.5.3
Met betrekking tot de tariefsindeling van de tabbladen overweegt het Gerecht als volgt:
Het opschrift van hoofdstuk 49 luidt:
‘Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen’.
In de algemene opmerkingen van de GS-toelichting is vermeld dat dit hoofdstuk al de artikelen omvat waarvan het belang ligt in de gedrukte teksten en illustraties, die daarop voorkomen. Ook is vermeld dat in de regel het hier bedoelde drukwerk wordt uitgevoerd op papier of karton.
Tariefpost 4901 is als volgt verwoord:
‘Boeken, brochures en dergelijk drukwerk, ook indien in losse vellen’.
In de GS-toelichting op tariefpost 4901 is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
‘Deze post omvat in algemene zin alle artikelen van de boekhandel en andere gedrukte, al dan niet geïllustreerde artikelen, die bestemd zijn om te worden gelezen, met uitzondering van reclamedrukwerk en van de artikelen die meer specifiek zijn omschreven onder andere posten van dit hoofdstuk, (…).
(…)
Onder deze post wordt ingedeeld:
(…)
(…)
met tekst bedrukte vellen die bestemd zijn om te worden bijeengevoegd in klem- of ringbanden (losbladige boeken).
4.5.4
Het Gerecht is het met belanghebbende eens dat het belang van de tabbladen ligt in de gedrukte teksten en illustraties. De kartonnen tabbladen moeten gelet op de omschrijving in de tariefspost en de GS-toelichting ingedeeld worden onder post 4901 van het TvI. De gedrukte teksten en illustraties op de kartonnen tabbladen hebben een meer dan bijkomstig karakter bij het primaire gebruik daarvan en dit brengt mee dat de tabbladen in hoofdstuk 49 moeten worden ingedeeld en niet in hoofdstuk 48 zoals de Inspecteur voorstaat. In dit verband is ook van belang aantekening 12 op hoofdstuk 48. Deze luidt als volgt:
‘Met uitzondering van de bij de posten 4814 en 4821 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld papier, karton en cellulosewatten, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen.’
4.6
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de ringbanden met toepassing van indelingsregel 3 moeten worden ingedeeld onder post 4901 omdat de ringbanden en de tabbladen als een set zijn ontwikkeld, tezamen zijn ingevoerd en bedoeld zijn als lesmateriaal. Indelingsregel 3 is echter niet aan de orde. Op basis van regel 3 kunnen ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden ingedeeld naar het goed waaraan de stellen of assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen. Om te kunnen spreken van ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ moeten de goederen bij invoer zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht. Niet is gebleken dat bij invoer aan deze voorwaarde werd voldaan.
4.7
De tabbladen dienen te worden ingedeeld in tariefpost 4901. Voor alle onderverdelingen van tariefpost 4901 geldt een heffing van 0% invoerrechten. Het Gerecht zal daarom niet ingaan op de nadere indeling van de tabbladen in die post. De ringbanden dienen te worden ingedeeld in goederencode 48203000. Daarbij hoort een heffing van 5.5% aan invoerrechten. Voor de tabbladen en de ringbanden geldt - anders dan belanghebbende meent – ingevolge artikel 14c, lid 1 van de Landsverordening omzetbelasting 1999, een heffing van 6% omzetbelasting (LOB). De heffing van 0% omzetbelasting geldt alleen voor de goederencodes vermeld in artikel 14c lid 3, van de LOB. Voormelde goederencodes zijn in deze bepaling niet vermeld.
4.8
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De afzonderlijke waarde van de ringbanden en de tabbladen is niet bekend bij het Gerecht. Daarom is het Gerecht niet in staat om op basis van de hiervoor bepaalde goederencodes de verschuldigde rechten bij invoer te bepalen. Het Gerecht zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de waarde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • stelt belanghebbende in de gelegenheid zich binnen 3 weken na verzending van deze tussenuitspraak uit te laten over de waarde. Vervolgens wordt de Inspecteur in de gelegenheid gesteld (met een termijn van 3 weken) om zich daarover uit te laten;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat
om de uitspraak te ondertekenen.