3.1.Parman vordert in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het volgende:
Parman zich wendt tot Uw Gerecht met het verzoek bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) Met betrekking tot de Verzekeraars en de Niet Gereguleerde Entiteiten:
i. de CBCS te bevelen een verzoek ex artikel 61 lid 3 LTV in te dienen tot intrekking van de noodregeling binnen een dag gerekend van de datum van het kort gedingvonnis of de CBCS te verbieden uitvoering te geven aan de noodregeling; en
ii. de reeds in het kader van de noodregeling genomen maatregelen en besluiten te schorsen; en
b) de CBCS te bevelen met Parman in overleg te treden met als doel om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn een voor alle partijen acceptabele herstructurering van de ENNIA Groep overeen te komen,
In geval de primaire vorderingen onder (a) en (b) worden afgewezen,
c) uitsluitend met betrekking tot de Niet Gereguleerde Entiteiten:
iii. de CBCS te bevelen een verzoek ex artikel 61 lid 3 LTV in te dienen tot intrekking van de noodregeling binnen een dag gerekend van de datum van het kort gedingvonnis of de CBCS te verbieden uitvoering te geven aan de noodregeling; en
iv. de reeds in het kader van de noodregeling genomen maatregelen en besluiten te schorsen; en
d) de CBCS te bevelen om binnen zeven dagen na de datum van het kort gedingvonnis schriftelijk uiteen te zetten welke stappen dienen te worden genomen in het kader van de herstructurering van de ENNIA Groep, zodat de Verzekeraars weer voldoen aan het vereiste solvabiliteitsniveau; en
e) de CBCS te bevelen dat de herstructurering binnen een door het Gerecht te bepalen termijn zal worden geïmplementeerd; en
f) te verbieden dat de CBCS enige activa van de ENNIA Groep verkoopt en/of overdraagt aan een partij of partijen die niet behoren tot de ENNIA Groep; en
g) de CBCS te bevelen om direct nadat de herstructurering is uitgevoerd, een verzoek ex artikel 61 lid 3 LTV in te dienen tot intrekking van de noodregeling ten aanzien van de Verzekeraars en de Niet Gereguleerde Entiteiten (laatstgenoemde entiteiten uitsluitend in geval de vorderingen onder (c) worden afgewezen); en
h) te bevelen dat de CBCS zich onthoudt van negatieve berichtgevingen over Parman, de ENNIA Groep en aan hen gelieerde personen; en
i. i) de CBCS te veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van het vonnis afschrift van de Bescheiden te verstrekken aan Parman, waartoe behoren:
i. alle correspondentie en documentatie vanaf 2006 tot heden die verband houden met de aanwijzingen of instructies die de CBCS aan de ENNIA Groep hebben gegeven in het kader van de herstructurering van de ENNIA Groep, van 2009, alsmede van de thans beoogde herstructurering, inclusief maar niet beperkt tot schriftelijke aanwijzingen of instructies, notulen van vergaderingen en correspondentie tussen de CBCS, Parman en/of de ENNIA Groep;
ii. de jaarrekeningen van de Verzekeraars en de Niet Gereguleerde Entiteiten van 2006 tot en met 2017;
iii. alle documentatie vanaf 2006 tot heden, waaronder correspondentie tussen de ENNIA Groep en Parman enerzijds en de CBCS anderzijds, betreffende de intercompany receivables van de Verzekeraars en de Niet Gereguleerde Entiteiten, dan wel en de daaraan ten grondslag liggende besluiten, inclusief maar niet beperkt tot schriftelijke aanwijzingen of instructies, notulen van vergaderingen en correspondentie tussen de CBCS, Parman en/of de ENNIA Groep;
iv. bankafschriften van EC Investments die zien op de afgelopen vijf jaar gerekend van de datum van het kort gedingvonnis;
v. alle correspondentie en documentatie die verband houden met alle betalingen die zijn verricht door EC Investments in de periode 2006 tot heden; en
vi. het verzoekschrift tot uitspreken van de noodregeling ten aanzien van EC Holding ingediend door de CBCS op 6 juli 2018,
een en ander op straffe van een dwangsom van ANG 500.000 (zegge: vijfhonderdduizend Antilliaanse guldens) per dag dat de CBCS in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag.
ZOWEL PRIMAIR ALS SUBSIDIAIR
j) een en ander (behoudens het gevorderde onder (i)) op straffe van een dwangsom van ANG 1 miljoen (zegge: een miljoen Antilliaanse guldens) per dag dat de CBCS in gebreke blijft aan een of meer van deze veroordelingen te voldoen, met een maximum van ANG 500 miljoen (zegge: vijfhonderd miljoen Antilliaanse guldens); en
k) de CBCS te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente, voor zover mogelijk, indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien da gen na betekening van het vonnis.