ECLI:NL:OGEAC:2019:147

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
CUR201801101
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afdracht van geïncasseerde gelden door incassobureau aan opdrachtgever

In deze zaak heeft Curaçao Pharmacal Company B.V. (eiseres) een kort geding aangespannen tegen Bo Sen Bek Incasso en Adviesburo B.V. (gedaagde) met betrekking tot de afdracht van geïncasseerde gelden. De eiseres heeft gedaagde opdracht gegeven om incassowerkzaamheden te verrichten voor een erkende vordering op Christian Care Medical Products N.V. van NAf 101.757,55. Gedaagde heeft een bedrag van NAf 80.000 van de debiteur ontvangen, maar heeft slechts NAf 12.750 aan eiseres afgedragen. Eiseres vordert nu de betaling van het resterende bedrag van NAf 59.250, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres toewijsbaar is, omdat gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt over de incassokosten. De rechter heeft de verweren van gedaagde verworpen, onder andere omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat er recht op een vergoeding voor rechtstreekse betalingen aan eiseres bestaat. De rechter heeft geoordeeld dat het onaanvaardbaar is dat gedaagde aanspraak maakt op een nadere vergoeding, gezien de omstandigheden van de zaak.

In de beslissing heeft de rechter gedaagde veroordeeld tot betaling van NAf 59.250, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 250 aan beslagkosten, NAf 313,55 aan oproepingskosten en NAf 5.250 voor salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
CURAÇAO PHARMACAL COMPANY B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Fowler-Davelaar,
tegen
BO SEN BEK INCASSO EN ADVIESBURO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.S. Johannes.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift van 16 april 2018
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating productie houdende een eisvermeerdering
- de akte van gedaagde van 17 juni 2019.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde heeft in opdracht van eiseres incassowerkzaamheden verricht. Het betrof een erkende vordering van eiseres op Christian Care Medical Products N.V., hierna ‘de debiteur’, van NAf 101.757,55. Uit de van maart 2014 daterende e-mailwisseling tussen partijen en de door gedaagde in die maand namens eiseres met de debiteur overeengekomen ‘schuldbekentenis tevens betalingsregeling’ (productie 2 bij het verzoekschrift) blijkt ondubbelzinnig dat aan gedaagde een beloning zou toekomen van 10% van de door gedaagde geïncasseerde gelden, van welke incassokosten de debiteur de verschuldigdheid - naast de hoofdsom - heeft aanvaard. Uit de niet-gemotiveerd betwiste stelling van eiseres blijkt voorts dat gedaagde een bedrag van NAf 80.000 van de debiteur heeft ontvangen en dat gedaagde daarvan slechts NAf 12.750 aan eiseres heeft afgedragen.
2.2
Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van NAf 59.250, zijnde het door gedaagde van de debiteur ontvangen bedrag van NAf 80.000 minus NAf 8.000 aan incassokosten minus het reeds afgedragen bedrag van NAf 12.750.
2.3.
De vordering van eiseres is toewijsbaar, vermeerderd met de niet-specifiek weersproken wettelijke rente. De door gedaagde gevoerde verweren moeten worden verworpen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.4.
Bij conclusie van antwoord heeft gedaagde gesteld dat gedaagde ‘altijd’ 15% aan eigen bijdrage aan eiseres in rekening bracht, naast de 10% die op de schuldenaar werd verhaald, en dat zij daarover afspraken maakte met een werkneemster van gedaagde. Nadat eiseres bij repliek gemotiveerd heeft gesteld dat er slechts één keer eerder sprake was van een door haar aan gedaagde verstrekte incasso-opdracht en dat in dat geval van een eigen bijdrage geen sprake was, is gedaagde daarop niet meer teruggekomen. Gelet daarop, alsmede gelet op de ondubbelzinnige bewoordingen van de e-mailwisseling bij aanvang van de opdracht (
‘Al final Curacao Pharmacal no tin niun gastu pa ku nos den e kaso aki, paso tur gastu e meneer te paga’), had gedaagde niet kunnen volstaan met de enkele stelling dat door haar met een werkneemster van eiseres een afwijkende afspraak is gemaakt. Bijzonderheden over die afwijkende afspraak, de achtergrond en de ratio daarvan zijn niet gesteld. Bij die stand van zaken moet worden voorbijgegaan aan het door gedaagde gedane bewijsaanbod en moet haar verweer worden gepasseerd.
2.5.
Gedaagde heeft zich voorts verweerd met de stelling dat haar ook een incassovergoeding toekomt voor de betalingen die rechtstreeks door de debiteur aan eiseres zijn gedaan - volgens eiseres in totaal NAf 10.000 - welke vergoeding in mindering dient te komen op hetgeen zij aan eiseres dient af te dragen. Ook dat verweer moet worden verworpen. In de eerste plaats volgt een dergelijke aanspraak van gedaagde op een vergoeding in geval van rechtstreekse betaling niet uit de bij aanvang van de opdracht gemaakte afspraken (productie 2 bij verzoekschrift). Daarbij komt dat gedaagde, toen de rechtstreekse betalingen in 2015 plaatsvonden, al een jaar in gebreke was met de afdracht van de gelden die zij voor eiseres had ontvangen. Gelet daarop stelt eiseres zich op goede grond op het standpunt dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat gedaagde nog aanspraak maakt op een nadere vergoeding.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de hierna omschreven beslissingen. De door eiseres gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen conform artikel 136 onder III van het Procesreglement Civiele Zaken. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Bij gebreke van complete beslagstukken zullen de beslagkosten behoudend worden begroot.

3.De beslissing

Het Gerecht
3.1.
veroordeelt gedaagde aan eiseres te betalen NAf 59.250, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met NAf 2.250 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 250 aan beslagkosten, NAf 313,55 aan oproepingskosten en NAf 5.250 voor salaris gemachtigde,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier op 8 juli 2019 in het openbaar uitgesproken.