Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTENVERGOEDING
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende, die woonachtig is in Curaçao, tegen de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De zaak betreft de teruggaaf van betaalde invoerrechten voor een motorjacht dat door belanghebbende in de Verenigde Staten is aangeschaft en naar Curaçao is verscheept. Belanghebbende had op 15 augustus 2014 aangifte ten invoer gedaan en invoerrechten en omzetbelasting betaald. Na afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf door de Inspecteur, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt en uiteindelijk beroep ingesteld.
De kern van het geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de betaalde invoerrechten. Belanghebbende stelt dat het motorjacht tijdelijk met vrijstelling van invoerrechten is toegelaten, terwijl de Inspecteur aanvoert dat de vrijstelling niet van toepassing is omdat belanghebbende ingezetene is. Het Gerecht overweegt dat voor de vrijstelling van invoerrechten moet worden voldaan aan de voorwaarden van de Landsverordening tarief van invoerrechten (LVTI), en dat belanghebbende ten tijde van de aangifte in Curaçao woonachtig was. Hierdoor was hij invoerrechten verschuldigd.
Het Gerecht concludeert dat de vrijstelling van invoerrechten niet van toepassing is en dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van de betaalde rechten. De uitspraak van de Inspecteur wordt bevestigd en het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.