ECLI:NL:OGEAC:2019:141

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
500.00021/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vuurwapenbezit en drugshandel met zware straf

Op 6 juni 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd. De zaak betreft de verdachte die op 13 september 2016 betrokken was bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne en hennep, evenals het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Tijdens de rechtszaak, die op 17 mei 2019 plaatsvond, eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van 8 jaar, terwijl de verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van vuurwapenbezit en drugshandel, en dat de verdediging geen overtuigende argumenten had aangedragen voor de verweren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een Mitsubishi L200 en twee Blackberry-telefoons. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00021/19

Uitspraak: 6 juni 2019
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. E.F. Sulvaran en A. Sulvaran, advocaten in Curaçao.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte, voorts dat wegens bewijsuitsluiting vrijspraak moet volgen en tot slot een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 13 september 2016, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
· een hagelgeweer (merk [wapenmerk 1], [wapennummer 1], serienummer[serienummer 1]), en/of
· een pistool (merk [wapenmerk 2], serienummer[serienummer 2]), en/of
· een pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], serienummer [SERIENUMMER 3]), en/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], serienummer [SERIENUMMER 4]), en/of
· een pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], [serienummer 5]), en/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 2], kaliber [wapennummer 2], zonder serienummer), en/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 3], kaliber [wapennummer 2], [serienummer 5]), en/of
· 30 lange patroonhouders (voor 30 patronen, merk [wapenmerk 3]), en/of
· een patroonhouder (voor 17 patronen, merk [wapenmerk 3]), en/of
· 2 patroonhouders (voor 17 patronen, merk [wapenmerk 3]), en/of
· 4 patroonhouders (2 voor 30 patronen, 1 voor 15 en 1 voor 16 patronen, merk [wapenmerk 3]),
in elk geval een of meerdere (zware) vuurwapen(s) en/of onderdelen van vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of:
· 8 hagelpatronen[wapennummer 1] (merk [wapenmerk 4]), en/ of
· 14 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en/of
· 34 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en/of
· 25 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] (merk [WAPENMERK 5]), en/of
· 25 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] (merk [wapenmerk 2]), en/of
· 50 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en/of
· 15 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en/of
· 63 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2],
in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(artikel 3 jo 5 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
2. hij op of omstreeks 13 september 2016, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 182265 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13); (artikel 3 jo 11-1 Opiumlandsverordening 1960)
3. hij op of omstreeks 13 september 2016, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/ of aanwezig heeft gehad en/ of heeft aangewend, ongeveer 11320 gram, in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (13.B. 2005 no. 13).
(artikel 4 jo 11-2 Opiumlandsverordening 1960)
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte omdat in strijd met artikel 5 en 6 EVRM sprake is geweest van een verkapte uitlevering van de verdachte. Voorts zou sprake zijn geweest van misbruik van de Vuurwapenverordening 1930 en zou er zijn gesjoemeld met bevelen.
Bij de beoordeling van deze verweren stelt het Gerecht het volgende voorop.
De niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging betreft een rechtsgevolg dat is voorzien in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Indien blijkt dat bij het onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte vormvoorschriften zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld (en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken), kan de rechter volgens die wetsbepaling het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die voldoet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het rechtsgevolg komt vanwege de daaraan gestelde voorwaarden slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. In de bewoordingen van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor de niet-ontvankelijkverklaring noodzakelijk dat in het onderzoek een vormverzuim is begaan doordat ambtenaren die met opsporing of vervolging zijn belast ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde. Daarbij moet bovendien doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak zijn tekortgedaan. Kortom, voor niet-ontvankelijkverklaring is alleen plaats indien het vormverzuim een onherstelbare schending van het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces betreft. Het verzuim dient bovendien een zodanige schending van die bepaling in het onderzoek van een strafzaak te betreffen dat dit – in zijn geheel beschouwd – hoe dan ook niet meer zal kunnen voldoen aan de eisen van een eerlijk proces.
Door de verdediging is gesteld dat de uitzetting van de verdachte door de Dominicaanse Republiek naar Curaçao in werkelijkheid een verkapte uitlevering betrof. Het Gerecht overweegt dat het verwijt van een onrechtmatige verkapte uitlevering en een (eventueel) daarmee gepaard gaande schending van artikel 5 EVRM in eerste instantie alleen de uitzettende staat regardeert. Dit betreft in de onderhanden zaak de Dominicaanse Republiek. De rechtmatigheid van het handelen van de autoriteiten van een andere soevereine staat dan Curaçao staat op zichzelf niet ter beoordeling van het Gerecht. Dit zou mogelijk anders zijn indien de autoriteiten van de ontvangende staat (in deze: Curaçao) welbewust hebben aangestuurd op een onrechtmatige verkapte uitlevering, hetgeen onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een schending van artikel 5 EVRM, althans als een onrechtmatige daad van Curaçao jegens de overgedragen persoon. Dit raakt echter niet aan de beginselen van een eerlijk proces.
Hoewel de verdediging heeft gesteld dat hierdoor ook de eisen van artikel 6 EVRM zouden zijn verzaakt, heeft de verdediging op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt op welke gronden moet worden aangenomen dat verdedigingsrechten van de verdachte in zijn strafzaak zijn geschonden. Reeds op die grond wordt het verweer verworpen.
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat er zou zijn gesjoemeld met de bevelen “preventief fouilleren” die zijn overgelegd in het onderzoek ter terechtzitting van medeverdachte [medeverdachte 1], wordt overwogen dat de verdediging niet heeft aangegeven op grond waarvan de verdachte hierdoor op enigerlei wijze is geschaad in zijn recht op een eerlijk proces zodat dit verweer reeds hierom niet kan slagen. Ook ten aanzien van het verweer dat de doorzoeking van de auto(s) onrechtmatig zou hebben plaatsgevonden zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die raken aan de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zodat ook dit verweer zal worden verworpen.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Overige formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op
of omstreeks13 september 2016
, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016,in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,voorhanden heeft gehad:
· een hagelgeweer (merk [wapenmerk 1], [wapennummer 1], [serienummer 1]), en
/of
· een pistool (merk [wapenmerk 2], serienummer [serienummer 2]), en
/of
· een pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], serienummer [SERIENUMMER 3]), en
/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], serienummer [SERIENUMMER 4]), en
/of
· een pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2], [serienummer 5]), en
/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 2], kaliber [wapennummer 2], zonder serienummer), en
/of
· een (automatisch) pistool (merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 3], kaliber [wapennummer 2], [serienummer 5]), en
/of
· 3
lange patroonhouders (voor 30 patronen, merk [wapenmerk 3]), en
/of
· een patroonhouder (voor 17 patronen, merk [wapenmerk 3]), en
/of
· 2 patroonhouders (voor 17 patronen, merk [wapenmerk 3]), en
/of
· 4 patroonhouders (2 voor 30 patronen, 1 voor 15 en 1 voor 16 patronen, merk [wapenmerk 3]),
in elk geval een of meerdere (zware) vuurwapen(s) en/of onderdelen van vuurwapens,in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/of:
· 8 hagelpatronen [wapennummer 1] (merk [wapenmerk 4]), en/ of
· 14 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en
/of
· 34 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en
/of
· 25 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] (merk [WAPENMERK 5]), en
/of
· 25 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] (merk [WAPENMERK 2]), en
/of
· 50 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en
/of
· 15 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], en
/of
· 63 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2],
in elk geval munitie,in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
Feit 2
hij op of omstreeks 13 september 2016
, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en
/ofheeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer182265 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne,zijnde
cocaïne (een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
Feit 3
hij op of omstreeks 13 september 2016
, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2016te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en
/ofin zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad
en/ of heeft aangewend, ongeveer11320 gram
, in elk geval een hoeveelheid,hennep,
althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish),zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (13.B. 2005 no. 13).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van alle feiten:
1. Een proces-verbaal van bevinding van 13 september 2016, pagina’s 1 e.v., voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op dinsdag 13 september 2016, omstreeks 01:20 uur bevonden wij ons op de [straatnaam 1]. Wij zagen vijf of zes auto’s en constateerden dat deze in een samengestelde formatie met een heel hoge snelheid in westelijke richting reden. Onder de auto’s bevonden zich een Toyota Prado en een zwarte pick-up Mitsubishi L-200. Op de [straatnaam 2] zagen wij een opvallende dienstauto met zijn optische verlichting aan die de rijbanen aan het versperren was. Vervolgens zagen wij dat de gehele formatie auto’s opeens op de uiterst rechter rijstrook begon te rijden en ze sloegen rechtsaf op de rijstrook die leidt naar [straatnaam 3]. Daarna sloegen de voorste auto’s linksaf in strijd met een gesloten verklaarde rijrichting. Het lukte de dienstwagen de gang van de Toyota Prado te blokkeren. De andere auto’s reden door. De zwarte pick-up zwenkte terug naar de [straatnaam 2] en reed door. Deze pick-up was voorzien van het kenteken [KENTEKENENUMMER 1]. Wij maakten gebruik van onze sirene en optische signalen om de pick-up te stoppen. De bestuurder negeerde het stopteken en voerde de snelheid op. De pick-up sloeg op een gegeven moment af en reed de [straatnaam 4] in. Aan het einde van de [straatnaam 4] zagen wij dienstwagens die met optische signalen de weg versperden. De pick-up stopte langs de weg. Bij het benaderen van de pick-up zagen wij dat deze onbeheerd achtergelaten werd.
2. Een proces-verbaal van aanhouding van 13 september 2016, pagina’s 33 e.v., voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5]:
Op dinsdag 13 september 2016, omstreeks 01.30 uur bevonden wij ons te [naam wijk 1] in een opvallende dienstauto. Via de mobilofoon hoorden wij dat de onopvallende patrouille van de Quick Response Team vier motorrijtuigen die op een verdachte wijze achter elkaar reden, op een afstand volgde. Rijdende op de [straatnaam 2] in de dienstauto met de optische verlichting aan, zagen wij dat een motorrijtuig van het merk en model Toyota Prado aan kwam rijden en kennelijk na het zien van onze auto de strook inreed die leidt naar [bedrijfsnaam 1]. Daarna sloeg de Toyota Prado linksaf, in strijd met de verboden rijrichting aldaar. Ter hoogte van [bedrijfsnaam 2] versperden wij de weg in een poging de bestuurder tot stoppen te brengen. De bestuurder gaf geen gevolg aan ons teken om te stoppen en bleef op ons af rijden. Wij losten een waarschuwingsschot om de auto te stoppen. Vervolgens werd de linker voorportier waar de mede inzittende zich bevond geopend en hij werd gelast om uit de auto te stappen. Bij het aanspreken van de mede inzittende zag ik, [verbalisant 5], dat hij een vuistvuurwapen met een verlengde patroonhouder bij zijn kruis had. Ik, [verbalisant 3] opende de rechter voorportier waar de bestuurder zich bevond en beval hem om uit de auto te stappen. Hij trachtte te vluchten door mij een duw te geven. Ik hoorde gelijk iets op het asfalt vallen. Ik, [verbalisant 4] zag dat een vuistvuurwapen van de bestuurder was gevallen. Ik, [verbalisant 4] schopte het vuurwapen weg. In verband met het hiervoor gerelateerde werden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op heterdaad aangehouden. Bij een onderzoek in het voertuig trof ik, [verbalisant 5] een verlengde patroonhouder inhoudende patronen en een zendontvangapparaat Icom IC-V80 aan op de stoel waar de mede inzittende zat. Op de middenconsole bij de versnellingsbak werd een patroonhouder inhoudende patronen en een mobiele telefoon aangetroffen. Op de achterbank werd een zwarte nylon koppelriem met een beenholster, een patroonhouder inhoudende patronen en een tas inhoudende een kruid lijkende op hennep en hasj aangetroffen. In de kofferruimte van het voertuig werden negen grote verpakkingen aangetroffen, waarvan één inhoudende vuurwapens en patronen. De inhoud van acht van voornoemde verpakkingen leek sterk op drugs balen. De hierboven genoemde Toyota Prado, voorzien van het kentekenplaat [KENTEKENNUMMER 2], de negen grote verpakkingen, de vuistvuurwapens en de patroonhouders werden in het belang van het verder onderzoek in beslag genomen.
3. Een proces-verbaal van bevinding van 13 september 2016, pagina 72 e.v. voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 6]:
Op 13 september 2016 werd in de nachtelijke uren door een aantal politiepatrouilles een achtervolging ingezet op een aantal voertuigen. Een daarvan, een zwarte Mitsubishi pick-up L-200 gekentekend [KENTEKENNUMMER 1] werd te [plaatsnaam 1] onbeheerd achtergelaten. Deze pick-up bleek op naam te staan van [eigenaar pick-up met kentekennummer 1]. Ambtshalve is bij het team narcotica bekend dat [eigenaar pick-up met kentekennummer 1] de oom is van de gebroeders [achternaam verdachte en medeverdachte 1]. Naar aanleiding hiervan werd huiszoeking gedaan op zijn adres en [eigenaar pick-up met kentekennummer 1] verklaarde dat zijn neef [verdachte] de auto in zijn bezit heeft. [eigenaar pick-up met kentekennummer 1] gaf een uitleg over de rijroute naar het woonadres van [verdachte]. Hierdoor kwam het onderzoeksteam erachter dat dit adres de [adres 1] is.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2016, pagina 86 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]:
Op 13 september 2016 werd huiszoeking verricht in de woning aan de [adres 1]. Tijdens de huiszoeking werden aangetroffen:
1. Een autosleutel van het merk Mitsubishi voorzien van een geel label met erop geschreven het kenteken [KENTEKENNUMMER 1]. De portieren van de Mitsubishi met kenteken [KENTEKENNUMMER 1] konden worden geopend met de aangetroffen sleutel. Tevens kon het voertuig met deze autosleutel worden gestart.
2. Een autosleutel van het merk Toyota, voorzien van beige label Toyota Prado [chassisnummer]. Bij onderzoek op 26 september 2016 hebben wij vastgesteld dat het voertuig Toyota Prado met kenteken [KENTEKENNUMMER 2] is voorzien van het chassisnummer [chassisnummer]. De portieren van deze Toyota Prado konden worden geopend met de aangetroffen sleutel. Tevens kon het voertuig met deze autosleutel worden gestart.
5. Een proces-verbaal van bevinding van 28 september 2016 pagina 108 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7]:
In de Mitsubishi L-200 kenteken [KENTEKENNUMMER 1] werd een mobiele telefoon model Blackberry type 9320 aangetroffen en in beslag genomen. In het geheugen van voornoemde telefoon trof ik aan:
- ten minste 45 selfies aan van dezelfde man, welke op uiteenlopende data en tijdstippen waren genomen;
- afbeeldingen welke ik ambtshalve herken als afbeeldingen die sterke gelijkenis vertonen met partijen verdovende middelen; daaronder een afbeelding met daarop drie zakken met inhoud die qua afmeting, vorm en materiaal gelijkenis vertonen met de balen die op 13 september 2016 in het voertuig [KENTEKENNUMMER 2] zijn aangetroffen;
- afbeeldingen welke ik ambtshalve herken als afbeeldingen van diverse handvuurwapens; daaronder drie afbeeldingen van een pistool [wapenmerk 3], die sterke gelijkenis vertoont met een van de vuurwapens die op 13 september 2016 in het voertuig [KENTEKENNUMMER 2] zijn aangetroffen;
- afbeeldingen welke mogelijk duiden op aanlandingen van partijen smokkelwaar met boten vanuit Venezuela naar de [plaatsnaam 2] of voorbereidingshandelingen daartoe; daaronder een afbeelding met een screenshot van een satellietfoto waarop met een rode lijn een route is te zien tussen Venezuela en Curaçao, drie afbeeldingen van de [plaatsnaam 2], een afbeelding van een Toyota 4 runner met op de motorkap een opvallende lange antenne van dezelfde soort als de antennes aangetroffen op de in beslag genomen voertuigen [KENTEKENNUMMER 1] en [KENTEKENNUMMER 2], twee afbeeldingen van een doos van een maritieme GPS receiver;
- afbeeldingen van patrouillevoertuigen van de kustwacht van het type Cutter en Super RHIB;
- afbeeldingen van mediaberichten over onderschepte partijen verdovende middelen dan wel aanhoudingen met betrekking tot verdovende middelen;
- afbeeldingen van screenshots van chatberichten vermoedelijk betrekking hebbend op verdovende middelen.
6. Eigen waarneming Gerecht:
Het Gerecht herkent de verdachte als de persoon die staat afgebeeld op de 45 zogenaamde “selfies” die zijn aangetroffen in de mobiele telefoon aangeduid in bewijsmiddel 5.
7. Een proces-verbaal van bevinding van 1 oktober 2016 pagina 163 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7]:
Tijdens de huiszoeking op de [adres 1] werd onder andere een GPS- apparaat aangetroffen en in beslag genomen.
Op 20 september 2016 ontving het onderzoeksteam een Radaranalyse rapport van het Maritiem Informatie Knooppunt van de Kustwacht. Uit voornoemd rapport is gebleken dat in de periode 12 september 2016 te 23:44 uur tot 13 september 2016 te 00:12 uur een verdacht radarcontact heeft plaatsgevonden in de [plaatsnaam 2] en hieruit kan worden opgemaakt dat er naar alle waarschijnlijkheid een aanlanding had plaatsgevonden.
Na onderzoek aan het inbeslaggenomen GPS toestel heb ik de volgende bevindingen gedaan. Op het uitgelezen GPS apparaat stonden diverse “tracks”. Deze tracks zijn routes welke door het apparaat zijn afgelegd. Tijdens het bekijken van deze tracks zag ik dat zes van deze tracks dezelfde plek aangaven als de door de radar van de kustwacht waargenomen aanlandingsplek in de [plaatsnaam 2].
Na onderzoek ter plaatse, is gebleken dat de drie afbeeldingen van de [plaatsnaam 2] die waren aangetroffen in de in beslag genomen Blackberry die in de Pick-up [KENTEKENNUMMER 1] was achtergelaten, zijn genomen in de omgeving van voornoemde aanlandingsplek.
8. Een proces-verbaal van bevinding van 19 oktober 2016 pagina 159 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7]:
Tijdens het onderzoek naar de uitleesdata van de in het voertuig Mitsubishi L200 kenteken [KENTEKENNUMMER 1] aangetroffen Blackberry 9320 heb ik de navolgende bevindingen gedaan. De mobiele telefoon was voorzien van PIN-nummer [PIN-nummer 1] en PIN- naam [PIN-naam 1] (hierna: [PIN-naam 1]).
Ik trof (onder meer) de navolgende chatgesprekken aan welke door de gebruiker van genoemde PIN-naam [PIN-naam] werden gevoerd.
Op 21 augustus 2016 zegt [gebruiker PIN-naam 1] dat hij nu in Miami is en dat hij er morgen weer is.
Op 3 september 2016 zegt [gebruiker PIN-naam 1] dat hij in Santo Domingo is.
Op 7 september 2016 zegt [gebruiker PIN-naam 1] dat zijn vlucht om zes uur vertrekt.
Uit gegevens van het Border Management System is het volgende gebleken:
[verdachte] is op 20 augustus 2016 van Curaçao naar Miami gereisd en op 22 augustus 2016 vanuit Miami teruggekeerd naar Curaçao.
[verdachte] is op 2 september 2016 van Curaçao naar Santo Domingo gereisd en op 7 augustus (het Gerecht begrijpt: september) vanuit Santo Domingo teruggekeerd naar Curaçao
9. Een proces-verbaal van bevinding van 26 oktober 2016 pagina 175 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7]:
Tijdens het onderzoek naar de uitleesdata van de in het voertuig Mitsubishi L200 kenteken [KENTEKENNUMMER 1] aangetroffen Blackberry 9320 heb ik de navolgende bevindingen gedaan. De mobiele telefoon was voorzien van PIN-nummer [PIN-nummer 1] en PIN-naam [PIN-naam 1]. Ik trof (onder meer) de navolgende chatgesprekken aan welke door de gebruiker van genoemde PIN-naam [PIN-naam 1] werden gevoerd:
Gesprek tussen [gebruiker PIN-naam 1] en NN-man
Een chatgesprek gevoerd op [datum 1] 2016. De NN-man feliciteert [gebruiker PIN-naam 1] met zijn verjaardag.
Gesprekken tussen [gebruiker PIN-naam 1] en [bijnaam 1]
Op 8 september zegt een man genaamd [bijnaam 1] tegen [gebruiker PIN-naam 1] dat de vriend 55 heeft ontvangen. De volgende dag zegt [bijnaam 1] dat de vriend een geldbedrag naar [gebruiker PIN-naam 1] heeft gestuurd en dat de rest verstuurd wordt door een andere man. [gebruiker PIN-naam 1] zegt dat hij hem heeft gesproken en dat het er 40 zijn. De volgende dag zegt [bijnaam 1] ze aan hem vragen of ze het geld al zijn komen brengen. [gebruiker PIN-naam 1] zegt dat de vriend van hem is gekomen en dat hij van hem 39 heeft gekregen. Op 12 september 2016 zegt [bijnaam 1] dat [gebruiker PIN-naam 1] hem geld in dollarbiljetten moet sturen.
Op 12 september 2016 zegt [Gebruiker PIN-naam 1] tegen [bijnaam 1] dat de twee kustwachters binnen zijn en dat hij [bijnaam 1] zal attenderen wanneer deze naar buiten gaan. Verder zegt [gebruiker PIN-naam 1] dat die van Aruba en die van Curaçao binnen zijn. Een paar uur later vraagt [bijnaam 1] hoe het is.
Op 12 september 2016 zegt [bijnaam 1] tegen [gebruiker PIN-naam 1] dat er 6 pakketten zijn kant op komen en 1 marihuana.
Op 12 september 2016 omstreeks 21:29 uur zegt [bijnaam 1] tegen [gebruiker PIN-naam 1] dat hij alles klaar moet zetten dat hij het naar hem zal sturen. Omstreeks 23:24 uur zegt [bijnaam 1] dat ze om 12:00 uur aankomen. [gebruiker PIN-naam 1] zegt dat alles slaapt en “die van de lucht” ook.
Gesprekken tussen [Gebruiker PIN-naam 1] en [gebruiker PIN-naam 2]
Op 12 september 2016 vraagt [Gebruiker PIN-naam 1] aan [gebruiker PIN-naam 2] of hij de “Cutter” ziet. [gebruiker PIN-naam 2] zegt dat hij een verrekijker nodig heeft. Even later zegt [Gebruiker PIN-naam 1] dat ze allebei binnen zijn.
Gesprekken tussen [Gebruiker PIN-naam 1] en [gebruiker PIN-naam 3]
Op 12 september 2016 omstreeks 22:08 uur zegt [gebruiker PIN-naam 3] dat ze een ketting hebben geplaatst en dat ze buitengesloten zijn. [gebruiker PIN-naam 3] zegt later dat hij het zal knippen.
Gesprekken tussen [Gebruiker PIN-naam 1] en [PIN-naam medeverdachte 1] ([medeverdachte 1])
Op 12 september 2016 omstreeks 22:14 uur zegt [PIN-naam medeverdachte 1] dat hij er is. Omstreeks 22:54 uur vraagt [Gebruiker PIN-naam 1] of ze de ketting hebben doorgeknipt. Omstreeks 23:09 zegt [PIN-naam medeverdachte 1] dat de ketting is doorgeknipt en dat ze binnen zijn.
Gesprekken tussen [Gebruiker PIN-naam 1] en [GEBRUIKER PIN-NAAM 4]
Op 13 september 2016 omstreeks 00:36 uur vraagt [Gebruiker PIN-naam 1] aan [GEBRUIKER PIN-NAAM 4] of de wapens van hem zijn. [GEBRUIKER PIN-NAAM 4] zegt ja. [GEBRUIKER PIN-NAAM 4] zegt dat hij alleen hetgeen hij van de jongen in Tucaca (Venezuela) heeft gekregen heeft en dat dat vier pistolen en een lang wapen betreft.
Gesprekken tussen [Gebruiker PIN-naam 1] en [gebruiker PIN-naam 5]
Op 13 september 2016 omstreeks 01:16 uur vraagt [Gebruiker PIN-naam 1] aan [gebruiker PIN-naam 5] of hij zijn radio heeft gevonden omdat deze bij het strand gevallen is.
Met betrekking tot feit 1
10. Een proces-verbaal overdracht vuurwapen en munitie aan het personeel van het Team Forensische Opsporing van 14 september 2016, pagina 52 e.v., voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 8]
Op 14 september 2016 hebben wij de volgende inbeslaggenomen voorwerpen die in de in beslaggenomen Toyota Prado, gekentekend [KENTEKENNUMMER 2] werden aangetroffen, overgedragen aan de hoofdagent [hoofdagent 1] van het Team Forensische Opsporing voor een onderzoek naar deugdelijkheid:
o Hagelgeweer van het merk “[wapenmerk 1]” [wapennummer 1] voorzien van het serienummer [serienummer 1] en twee (2) bijbehorende patroonhouders, elk inhoudende vier (4) hagelpatronen van het merk “[wapenmerk 4]”;
o Een pistool van het merk “[wapenmerk 2]” van het Fuerza Armada Nacional kaliber [wapennummer 2] voorzien van de serienummer [serienummer 2] met een bijbehorende patroonhouder inhoudende veertien (14) scherpe patronen met het bodemstempel [wapennummer 2][wapenmerk 6];
o Een zwart pistool van het merk “[wapenmerk 3]” model [wapenmodel 1] kaliber [wapennummer 3], voorzien van het serienummer [SERIENUMMER 3];
o Een zwart pistool van het merk “[wapenmerk 3]” model [wapenmodel 1] kaliber [wapennummer 3], voorzien van het serienummer [SERIENUMMER 4];
o Een zwart pistool van het merk “[wapenmerk 3]” model [wapenmodel 1] kaliber [wapennummer 3], voorzien van het [serienummer 5];
o Drie (3) lange patroonhouders (30) van het merk “[wapenmerk 3]”;
o Een lege patroonhouder (17) van het merk “[wapenmerk 3]”;
o Twee (2) patroonhouders (17) van het merk “[wapenmerk 3]” inhoudende elk zeventien (17) scherpe patronen;
o Een bruinkleurig kartonnen doosje inhoudende vijfentwintig (25) scherpe patronen [wapennummer 2] van het merk [WAPENMERK 5];
o Een bruinkleurig kartonnen doosje inhoudende vijfentwintig (25) scherpe patronen van het merk [WAPENMERK 2]; en
o Een zwart hoesje inhoudende vijftig (50) scherpe patronen [wapennummer 2].
11. Een proces-verbaal overdracht vuurwapen en munitie aan het personeel van het Team Forensische Opsporing, van 14 september 2016, pagina 61 e.v., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 8]
Op 14 september 2016 hebben wij de volgende inbeslaggenomen voorwerpen die in de in beslaggenomen Toyota Prado, gekentekend [KENTEKENNUMMER 2] werden aangetroffen, overgedragen aan de hoofdagent [hoofdagent 1] van het Team Forensische Opsporing voor een onderzoek naar deugdelijkheid:
o Een zwart pistool van het merk “[wapenmerk 3]” [wapenmodel 2] kaliber [wapennummer 3], zonder serienummer, met de bijbehorende patroonhouder inhoudende vijftien (15) scherpe patronen met bodemstempel [wapenmerk 7][wapennummer 2];
o Een zwart pistool van het merk “[wapenmerk 3]” [wapenmodel 3] kaliber [wapennummer 3], zonder serienummer; en
o Vier (4) patroonhouders van het merk “[wapenmerk 3]”, waarvan twee (2) inhoudende elke eenendertig (31) scherpe patronen, één (1) inhoudende vijftien (15) scherpe patronen en één (1) inhoudende zestien (16) scherpe patronen.
12. Een proces-verbaal van in beslag genomen vuurwapen en munitie van 31 januari 2017, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [verbalisant 9]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een hagelgeweer van het merk [wapenmerk 1], model [WAPENMODEL 4], kaliber [wapennummer 1], voorzien van het serienummer [serienummer 1] en acht hagelpatronen van het kaliber [wapennummer 1] voorzien van het bodemstempel “[WAPENMERK 4]” en twee patroonhouders. Het hagelgeweer is bestemd en geschikt om hagels/projectielen door een loop af te schieten. De werking van dit geweer berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Het hagelpatroon is een patroon geladen met hagelkorrels, bestemd om te worden afgeschoten uit een hagelgeweer. Voornoemde hagelpatroon is uitsluitend geschikt voor hagelgeweren van het kaliber [wapennummer 1].
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden hagelgeweer is een vuurwapen in de zin van de vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De voor onderzoek aangeboden hagelpatronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het hagelgeweer en de verschoten hagelpatronen zijn deugdelijk.
13. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N04, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk [wapenmerk 2], “Fuersa Armada Nacional”, kaliber [wapennummer 2], voorzien van het serienummer [serienummer 2] en 14 scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], allen voorzien van het bodemstempel [wapenmerk 6].
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool en de munitie zijn deugdelijk.
14. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N02, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk [wapenmerk 3] [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2] en voorzien van het serienummer [SERIENUMMER 3]. Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool is deugdelijk en tot schieten gereed.
15. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N05, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2] en voorzien van het serienummer [serienummer 4]. Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool is deugdelijk.
16. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N06, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 1], kaliber [wapennummer 2] en voorzien van het serienummer [serienummer 5]. Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool is deugdelijk en tot schieten gereed.
17. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 1 februari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N07, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: vierendertig scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] “[wapenmerk 2]”. Deze scherpe patronen zijn bestemd en uitsluitend geschikt voor pistolen of pistoolmitrailleurs van het kaliber [wapennummer 2].
Conclusie: de voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De patronen zijn deugdelijk.
18. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N08, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: honderd patronen van het kaliber [wapennummer 2]. Deze scherpe patronen zijn bestemd en uitsluitend geschikt voor pistolen of pistoolmitrailleurs van het kaliber [wapennummer 2] .
Conclusie: de voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De patronen zijn deugdelijk.
19. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N09, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk “[wapenmerk 3]”[wapenmodel 2], kaliber [wapennummer 2], waarvan het serienummer mechanisch geradeerd is en vijftien scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2], voorzien van het bodemstempel “[wapenmerk 7]”. Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool en de scherpe patronen zijn deugdelijk.
20. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N09, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: een pistool van het merk [wapenmerk 3] model [wapenmodel 3], kaliber [wapennummer 2], waarvan het serienummer mechanisch geradeerd is. Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Conclusie: het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. Het pistool is deugdelijk.
21. Een proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing van 31 januari 2017, genummerd TFOC.2016.10.17-N06, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [hoofdagent 1]:
Aangeboden voor verder onderzoek: vier patroonhouders bestemd voor patronen van het kaliber [wapennummer 2] en drieënnegentig patronen van het kaliber [wapennummer 2] . Twee van de patroonhouders bieden ligplaats (geschraagd) voor dertig patronen van het kaliber [wapennummer 2] en twee andere patroonhouders kunnen zeventien patronen van het kaliber [wapennummer 2] bevatten. De scherpe patronen van het kaliber [wapennummer 2] zijn bestemd en uitsluitend geschikt voor pistolen of pistoolmitrailleurs van het kaliber [wapennummer 2].
Conclusie: de patroonhouders zijn onderdelen van een vuurwapen en het voorhanden hebben daarvan is strafbaar in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De scherpe patronen zijn deugdelijk.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3
22. Een proces-verbaal van weging, testen en opsturen van monsters naar Laboratorium van 13 september 2016, pagina 41 e.v., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 8]
Op 13 september 2016 hebben wij van de hoofdagent [hoofdagent 2] de volgende inbeslaggenomen pakken overgenomen:
- Zeven (7) zakken, inhoudende honderdzesenzestig (166) pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste witachtige poeder; en
- Eén (1) zak inhoudende in totaal twintig 20 pakken, elke inhoudende een hoeveelheid samengeperst op hennep gelijkend kruid.
Bij weging van de 166 pakken bleken dezen een gezamenlijk bruto gewicht van 182265 gram te hebben. Bij weging van de 20 pakken bleken dezen een gezamenlijk bruto gewicht van 11320 gram te hebben. Wij testten vervolgens tien afzonderlijke pakken inhoudende samengeperste witachtige poeder op de aanwezigheid van cocaïne. Bij de gebruikte Narcotest (Scott Reagent Modified), trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mocht worden dat de geteste hoeveelheden witte poeder vermoedelijk cocaïne bevatten, een middel vermeld in de Opiumlandsverordening1960, zoals gewijzigd. Wij testten vervolgens 5 afzonderlijke pakken inhoudende op hennep gelijkend kruid op de aanwezigheid van hennep. Bij de gebruikte Narcotest (Duquenois Reagent) trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mocht worden dat de geteste hoeveelheden op hennep gelijkend kruid vermoedelijk hennep bevatten, een middel vermeld in de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd. Nadien werd door ons, vanuit 10 van de reeds omschreven pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste witachtige poeder afzonderlijk een geringe hoeveelheid als monsters genomen en vanuit 2 van de reeds omschreven pakken inhoudende een op hennep gelijkend kruid afzonderlijk een geringe hoeveelheid als monsters genomen. Deze monsters werden in twaalf afzonderlijke plastic potjes met dop gedaan en ter beschikking van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. gesteld. Het verzoek aan het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. was om na te gaan of in bijgaand materiaal één der verdovende middelen als bedoeld in de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd, kan worden getoond.
23. Een geschrift, te weten een rapport van Analytisch Diagnostisch Centrum van 1 december 2016, pagina 44 e.v. voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Het ontvangen en onderzochte materiaal bestond uit tien (10) plastic potjes met dopjes, elk inhoudende een geringe hoeveelheid witachtig poeder. Met behulp van Dunnelaagchromatografie en Gaschrom.-massaspectometrisch werd aangetoond dat het materiaal cocaïne bevatte. Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal cocaïne in de zin van de Opiumlandsverordening bevat.
24. Een geschrift, te weten een rapport van Analytisch Diagnostisch Centrum van 1 december 2016, pagina 47 e.v. voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Het ontvangen en onderzochte materiaal bestond uit twee (2) plastic potjes met dopjes, elk inhoudende een geringe hoeveelheid op hennep gelijkend kruid. Met behulp van Dunnelaagchromatografie werd het bestanddeel hennep aangetoond. Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal hennep in de zin van de Opiumlandsverordening 1960 bevat.
Bewijsoverwegingen
Bewijsuitsluiting
De verdediging heeft aangevoerd dat zowel de doorzoeking van de Toyota Prado als van de Mitsubishi met kentekennummer [KENTEKENNUMMER 1] geen grondslag vindt in de bevoegdheid als bedoeld in artikel 13d van de Vuurwapenverordening 1930 en artikel 10c van de Opiumlandsverordening 1960, noch is er sprake van een “redelijk vermoeden” als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de Vuurwapenverordening 1930.
Bij de beoordeling van dit verweer is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door een verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 413, zevende lid, Sv. Opmerking verdient tevens dat indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim (vgl. HR 19 februari 2013, LJN BY5321).
Het Gerecht stelt ten aanzien van de doorzoeking van de Toyota Prado vast dat de verdachte geen inzittende was van dat voertuig. Als er al ten tijde van de aanhouding van de inzittenden van de Toyota Prado en de doorzoeking van deze auto, normen zouden zijn overschreden of voorschriften niet zouden zijn nageleefd, is het niet de verdachte die hierdoor is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, zodat in de onderhavige zaak tegen de verdachte geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het eventuele verzuim. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel aanleiding geven, is geen sprake.
Voorts overweegt het Gerecht dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat de Mitsubishi met kentekennummer [KENTEKENNUMMER 1] deel uitmaakte van een formatie van aantal auto’s, waaronder de Toyota Prado. Gelet op de in de Toyota Prado aangetroffen vuurwapens en verdovende middelen bestond er vervolgens jegens de bestuurder van genoemde Mitsubishi voldoende verdenking van overtreding van de Vuurwapenverordening en de Opiumlandsverordening zodat de doorzoeking van de Mitsubishi op basis van de in deze verordeningen opgenomen bevoegdheden rechtmatig was. Het verweer wordt verworpen.
Identificatie gebruiker Blackberry 9320.
Tot de bewijsmiddelen behoren onder meer foto’s en chatgesprekken aangetroffen in de telefoon van het merk Blackberry type 9320 met daaraan gekoppeld het pinnummer [PIN-nummer 1] en de pinnaam: [PIN-naam 1].
Naar het oordeel van het Gerecht is voldoende komen vast te staan dat deze telefoon met het bijbehorende pinnummer en de pinnaam [PIN-naam 1] in gebruik was bij de verdachte. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in de telefoon vijfenveertig “selfies” van de verdachte zijn aangetroffen, welke op uiteenlopende data en tijdstippen zijn genomen. De identificatie wordt nog verder versterkt doordat de gebruiker van de telefoon op [datum 1] 2016 wordt gefeliciteerd met zijn verjaardag. De verjaardag van de verdachte is [datum 1]. Hiernaast meldt de gebruiker op 21 augustus 2016 dat hij in Miami is en op 3 september 2016 zegt hij dat hij in Santo Domingo is. Op 7 september 2016 meldt de gebruiker van de telefoon dat zijn vlucht om zes uur vertrekt en dat hij naar het vliegveld gaat. Uit de processtukken blijkt dat de verdachte op 20 augustus 2016 naar Miami is gereisd, dat hij op 2 september 2016 naar Santo Domingo is gereisd en dat hij op 7 september 2016 van Santo Domingo naar Curaçao is gereisd.
Algemeen
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
In de nacht van 12 op 13 september 2016 heeft in de periode tussen 23:44 uur en 00:12 uur een aanlanding plaatsgevonden in de [plaatsnaam 2]. Op 13 september 2016 omstreeks 01:30 uur is door een politiepatrouille een aantal auto’s waargenomen die naar het oordeel van de politie met hoge snelheid en op verdachte wijze achter elkaar rijden. Een van de auto’s betrof een Toyota Prado met kenteken [KENTEKENNUMMER 2] (hierna Toyota Prado) en een andere een Mitsubishi met kenteken [KENTEKENNUMMER 1] (hierna Mitsubishi). De politie wist de Toyota Prado te stoppen. In deze auto zijn 8 balen aangetroffen. Een van de balen bevatte vuurwapens en munitie en de overige balen bevatten cocaïne en hennep.
De Mitsubishi werd na een achtervolging onbeheerd aangetroffen. De getuige [eigenaar pick-up met kentekennummer 1] heeft verklaard dat de Mitsubishi in het bezit was van de verdachte. In de woning aan de [adres 1], de verblijfplaats van de verdachte, zijn autosleutels aangetroffen van de Mitsubishi. In de Mitsubishi is een telefoon van het merk Blackberry type 9320 aangetroffen, waarvan zoals hiervoor is overwogen kon worden vastgesteld dat deze in gebruik was bij de verdachte. Het Gerecht trekt uit deze feiten en omstandigheden de conclusie dat de verdachte zich in de nacht van 12 op 13 september 2016 in de Mitsubishi bevond. Hiernaast zijn in de door de verdachte gebruikte telefoon afbeeldingen aangetroffen van partijen verdovende middelen en van vuurwapens die grote gelijkenis vertoonden met de in de Toyota Prado aangetroffen verdovende middelen en vuurwapens. Ook zijn afbeeldingen aangetroffen waarop posities van patrouillevaartuigen van de Kustwacht en de Koninklijke Marine zijn te zien evenals afbeeldingen van navigatieapparatuur (GPS) en een afbeelding met een screenshot van een satellietfoto waarop met een rode lijn een route is te zien tussen Venezuela en Curaçao.
In de woning aan de [adres 1] zijn autosleutels van de Toyota Prado aangetroffen alsmede een GPS-apparaat waarin (onder meer) zes routes waren opgenomen die dezelfde plaats aangaven als de door de radar van de Kustwacht in de nacht van 12 op 13 september 2016 waargenomen aanlandingsplaats in de [plaatsnaam 2]. Hiernaast zijn in de telefoon van de verdachte diverse gesprekken aangetroffen van 12 en 13 september 2016 die betrekking hebben op het transport van een grote partij verdovende middelen en vuurwapens vanuit Venezuela naar Curaçao waarvan een deel voor de verdachte bestemd was. In de aanloop en gedurende het transport wordt de verdachte op de hoogte gehouden van patrouillevaartuigen van de kustwacht en/of de Koninklijke Marine. De verdachte geeft deze informatie vervolgens door aan (een van) de verzenders van het transport.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden leidt het Gerecht af dat de in de Toyota Prado aangetroffen vuurwapens en verdovende middelen afkomstig waren van een transport van Venezuela naar Curaçao waarvan de aanlanding in de nacht van 12 op 13 september 2016 heeft plaatsgevonden in de Sint Jorisbaai en dat de verdachte hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd die van zodanig gewicht is geweest dat dit zonder meer kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 eerste lid juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, onder A en B, van de Opiumlandsverordening 1960 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A en B van de Opiumlandsverordening 1960.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, onder A en B, van de Opiumlandsverordening 1960 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder A en B van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft samen met anderen op de openbare weg een grote hoeveelheid (onderdelen van) vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Het behoeft naar het oordeel van het Gerecht geen betoog dat verdachte met deze handelwijze ernstig gevaar voor de gezondheid en het leven van personen in het leven heeft geroepen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid met zich in een steeds gewelddadiger wordende samenleving.
De verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van grote hoeveelheden cocaïne en hennep. De ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze bestemd waren voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in cocaïne en hennep gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door de gebruikers veelvuldig gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
De verdachte heeft met zijn proceshouding niet laten blijken de ernst en het laakbare van zijn handelen in te zien en zich kennelijk uitsluitend laten leiden door het oogmerk van persoonlijk financieel gewin.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Ten nadele van de verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat de verdachte al eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Voorts is een strafverzwarende factor (mede ten opzichte van twee reeds veroordeelde medeverdachten) dat de verdachte een organiserende rol bij het drugs- en wapentransport heeft gespeeld.
Door de verdediging is gesteld dat de uitzetting van de verdachte van de Dominicaanse Republiek naar Curaçao in werkelijkheid een verkapte uitlevering betrof hetgeen een schending oplevert van artikel 5 EVRM, welke schending zou moeten leiden tot een forse strafvermindering.
Zoals reeds overwogen bij de verwerping van het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, regardeert het verwijt van een onrechtmatige verkapte uitlevering en een (eventueel) daarmee gepaard gaande schending van artikel 5 EVRM in eerste instantie alleen de uitzettende staat. Dit zou mogelijk anders zijn indien de autoriteiten van Curaçao welbewust hebben aangestuurd op een onrechtmatige verkapte uitlevering.
Hiervan is in dit geval echter niet gebleken.
Uit de processtukken komt naar voren dat het openbaar ministerie op 20 december 2016 Interpol heeft verzocht om de verdachte wereldwijd met een “Red Notice” te signaleren. Het openbaar ministerie heeft reeds in september 2017 aan Interpol Santo Domingo uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat dit geen uitleveringsverzoek betrof en dat kon worden volstaan met het doorgeven van zijn internationale migratiebewegingen. De verdachte is vervolgens op grond van een uitzettingsbeslissing van de autoriteiten van de Dominicaanse Republiek van 29 januari 2019 op 30 januari 2019 uitgezet naar Curaçao. Van enige bemoeienis van de autoriteiten van Curaçao met (de totstandkoming van) deze beslissing is niet gebleken. Gelet hierop is dan ook geen sprake van enige normschending die tot strafvermindering zou moeten leiden.
Alles afwegende acht het Gerecht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Ten aanzien van de Mitsubishi L200 met kenteken [KENTEKENNUMMER 1] overweegt het Gerecht dat de verdachte deze auto kennelijk ten eigen bate kon aanwenden en dat de twee telefoons van het merk Blackberry type 9320 en type 9790 en het GPS apparaat aan hem toebehoorden. Deze voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring nu het bewezen verklaarde daarme is begaan of voorbereid. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring hiervan gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68 en 1:136, 1:224 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de Mitsubishi L200 met kenteken [KENTEKENNUMMER 1], de twee telefoons van het merk Blackberry types 9320 en 9790 en het GPS-apparaat.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides, bijgestaan door
mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 6 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 16 april 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20190411.0940 en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam 1]”.