ECLI:NL:OGEAC:2019:14

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
Cur201800955
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift inzake boete opgelegd door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, gevestigd in Curaçao, en de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres had een boete van NAf 8.000,- opgelegd gekregen wegens het niet voldoen aan de verplichting tot verstrekking van inlichtingen aan de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres heeft op 27 maart 2018 beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om te beslissen op haar bezwaarschrift van 16 december 2016, dat gericht was tegen de boeteaanslag.

Het Gerecht overweegt dat, hoewel het beroep laat is ingediend, het hier gaat om een boete en dat er geen aanleiding is om het beroep als ‘onredelijk laat’ te beschouwen. Het Gerecht stelt vast dat de Sociale Verzekeringsbank niet binnen de wettelijk gestelde termijn van vier maanden heeft beslist op het bezwaarschrift, waardoor de termijn voor het geven van een beschikking reeds was verstreken op het moment van het indienen van het beroep. Het Gerecht oordeelt dat de weigering om te beslissen op het bezwaar niet in stand kan blijven en verklaart het beroep gegrond.

De uitspraak houdt in dat de Sociale Verzekeringsbank binnen één maand na de uitspraak alsnog moet beslissen op het bezwaarschrift van eiseres. Daarnaast wordt de Sociale Verzekeringsbank veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, ter hoogte van NAf 175,-, en dient het Land Curaçao het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. D. Haan, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. O.H.M. Leito.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak
van de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht (de voorzitter) op grond van artikel 79, eerste en derde lid, van de Lar in de zaak tussen:
[eiseres],
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: R. Torregrosa,
en
de Sociale Verzekeringsbank,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafacia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 8 december 2016 (de boeteaanslag) is aan eiseres een boete van NAf 8.000,- opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting tot verstrekking van inlichtingen aan verweerster.
Bij beroepschrift van 26 maart 2018, ingediend op 27 maart 2018, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van verweerster om te beschikken op haar bezwaarschrift van 16 december 2016, gericht tegen de boeteaanslag.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3, tweede lid van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 16a, eerste lid, is indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig geven van een beschikking, het niet aan een termijn gebonden.
Op grond van artikel 69, eerste lid, beslist het bestuursorgaan uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn kan, onder kennisgeving aan de bezwaarde en de andere partijen, eenmaal met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.
Op grond van artikel 79, eerste lid, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroep hem niet nodig voorkomt, omdat de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Hij overweegt daartoe het volgende.
2.1.
Nu verweerder niet binnen vier maanden heeft beslist op het bezwaarschrift, was ten tijde van het instellen van het beroep de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking op het bezwaar reeds lang verstreken.
Weliswaar is het beroep pas zeer laat ingediend, maar in aanmerking genomen dat het hier een boete betreft, ziet het Gerecht geen aanleiding om het als ‘onredelijk laat’ ingediend op grond van artikel 16a, derde lid, van de Lar niet-ontvankelijk te verklaren.
De als beschikking aan te merken weigering tijdig te beslissen kan kennelijk niet in stand blijven. Het Gerecht zal het beroep tegen de weigering te beslissen op het bezwaar gegrond verklaren en bepalen dat verweerder binnen één maand na het doen van deze uitspraak op het bezwaar van eiser dient te beslissen.
3. Er is aanleiding verweerder te veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 175,- ter vergoeding van de proceskosten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700,-, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak). Voorts zal het Gerecht bepalen dat het Land het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van NAf 150,- aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde weigering om te beschikken op het bezwaarschrift;
  • bepaaltdat verweerder binnen één maand alsnog moet beslissen op het bezwaarschrift;
  • veroordeeltverweerder in de proceskosten tot een bedrag van
NAf 175,- (zegge: honderdvijfenzeventig Nederlands-Antilliaanse guldens), te betalen aan eiseres;
-
draagthet Land Curaçao
ophet betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, de voorzitter, en uitgesproken ter openbare zitting van het Gerecht te Curaçao op 29 januari 2019, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.