In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. E.J. Maduro, en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De eisers hebben beroep ingesteld tegen een eindbeschikking van het Hof, gegeven op 30 januari 2018, in een civiele zaak die bekendstaat als 'Rancho'. De kern van de zaak betreft de vraag of het Gerecht bevoegd is om te oordelen over de eindbeschikking van het Hof, in het licht van de Landsverordening administratief recht (Lar).
Het Gerecht heeft overwogen dat op grond van artikel 15 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het Hof rechtspersoonlijkheid bezit en dat de Gerechten in eerste aanleg tot deze rechtspersoon behoren. Verder is in de Lar gedefinieerd wat onder een bestuursorgaan en een beschikking wordt verstaan. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat een (eind)beschikking door het Hof in een civiel geding niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Lar. Dit betekent dat het Gerecht zich onbevoegd acht om te oordelen over het beroep van eisers.
De beslissing van het Gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is bekendgemaakt op 18 juni 2019 en tegen deze beslissing staat verzet open binnen twee weken na de bekendmaking, conform artikel 80 van de Lar.