ECLI:NL:OGEAC:2019:138

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
CUR201802893
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. E.J. Maduro, en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De eisers hebben beroep ingesteld tegen een eindbeschikking van het Hof, gegeven op 30 januari 2018, in een civiele zaak die bekendstaat als 'Rancho'. De kern van de zaak betreft de vraag of het Gerecht bevoegd is om te oordelen over de eindbeschikking van het Hof, in het licht van de Landsverordening administratief recht (Lar).

Het Gerecht heeft overwogen dat op grond van artikel 15 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het Hof rechtspersoonlijkheid bezit en dat de Gerechten in eerste aanleg tot deze rechtspersoon behoren. Verder is in de Lar gedefinieerd wat onder een bestuursorgaan en een beschikking wordt verstaan. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat een (eind)beschikking door het Hof in een civiel geding niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Lar. Dit betekent dat het Gerecht zich onbevoegd acht om te oordelen over het beroep van eisers.

De beslissing van het Gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is bekendgemaakt op 18 juni 2019 en tegen deze beslissing staat verzet open binnen twee weken na de bekendmaking, conform artikel 80 van de Lar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar
in het geding tussen:

[eisers],

eisers,
gemachtigde: mr. E.J. Maduro,
en
de publiekrechtelijk rechtspersoon
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba(het Hof),
verweerster.

Procesverloop

Bij beroepschrift van 27 augustus 2018, bij het Gerecht ingediend op 31 augustus 2018, hebben eisers beroep ingesteld tegen de door het Hof op 30 januari 2018 gegeven eindbeschikking in de zogeheten civiele zaak ‘Rancho’.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie is er een Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Op grond van het tweede lid bezit het Hof rechtspersoonlijkheid. De Gerechten in eerste aanleg behoren tot de rechtspersoon Hof.
1.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Lar wordt in deze Landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder bestuursorgaan verstaan: een persoon of een college met enig openbaar gezag bekleed, met uitzondering van onafhankelijke, bij landsverordening of rijkswet ingestelde, organen die met rechtspraak zijn belast.
Op grond van artikel 3, eerste lid, wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Op grond van artikel 7, eerste lid, eerste volzin, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Op grond van artikel 79, eerste lid, onder a, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt, omdat het Gerecht onbevoegd is.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat het zich onbevoegd acht te oordelen over hetgeen daarbij aan de orde wordt gesteld.
Een (eind)beschikking door het Hof gegeven in een civiel geding is geen beschikking in de zin van de Lar, waartegen op grond van die wet beroep kan worden ingesteld. Het Hof is immers uitgezonderd van het begrip ‘bestuursorgaan’ in de Lar en neemt dan ook geen beschikkingen in de zin van die wet.
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaartzich
onbevoegd.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 18 juni 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.