Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 juni 2019 uitspraak gedaan over de afwijzing van een verblijfsvergunning voor arbeid als inwonend huishoudster. Eiseres, geboren op 11 juni 1966 in Colombia, had op 11 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, met als doel arbeid te verrichten als inwonend personeel bij haar garant. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Justitie, omdat eiseres niet kon aantonen dat de garant over een inkomen van minimaal NAf 36.000,- beschikte, zoals vereist volgens het beleid. Eiseres had wel een verklaring van de Inspectie der Belastingen overgelegd, maar deze toonde aan dat het gezinsinkomen van de garant en haar echtgenoot samen meer dan het vereiste bedrag was, wat niet voldeed aan de eis dat de garant zelf over het minimuminkomen moest beschikken.
Eiseres betoogde dat zij voldeed aan de algemene toelatingsvoorwaarden, maar het Gerecht oordeelde dat de eis van een verklaring van de garant zelf niet was nageleefd. De rechter benadrukte dat het beleid niet alleen op het gezinsinkomen is gebaseerd, maar specifiek op het persoonlijke inkomen van de garant. Bovendien werd opgemerkt dat de verleende tewerkstellingsvergunning geen invloed had op de beoordeling van de verblijfsaanvraag, aangezien deze beoordeling losstaat van de bevoegdheid van andere bestuursorganen.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde het bestreden besluit van de minister. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.