In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw die sinds 2002 in Curaçao verblijft, en de minister van Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming bij haar partner van Nederlandse nationaliteit. De aanvraag werd afgewezen op basis van het beleid dat alleen verblijfsvergunningen worden verleend aan personen die wettelijk zijn gehuwd of in een gelijkgestelde samenlevingsvorm verkeren. Eiseres had een samenlevingsovereenkomst gesloten, maar deze voldeed niet aan de vereisten voor een verblijfsvergunning.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing een inmenging in haar recht op respect voor haar familieleven oplevert, zoals beschermd onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Gerecht oordeelde dat de lange verblijfsperiode van eiseres in Curaçao en haar opgebouwde familieleven met haar partner en kinderen niet voldoende waren meegewogen door de verweerder. Het Gerecht concludeerde dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er geen adequate belangenafweging had plaatsgevonden.
De uitspraak van het Gerecht vernietigde het bestreden besluit van de minister en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen op de verblijfsaanvraag, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het Land Curaçao het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.