ECLI:NL:OGEAC:2019:135

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
CUR201400582
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor hotelvergunning en de interpretatie van de wetgeving in Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil tussen CHOGOGO RESORT CURAÇAO N.V. en de minister van Algemene Zaken over de leges voor een hotelvergunning. De minister had op 6 oktober 2010 een aanslag van NAf 3.000,- opgelegd aan de eiseres, welke aanslag door de minister werd gehandhaafd in een beslissing op bezwaar van 24 november 2014. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerecht. De behandeling van het beroep vond plaats zonder openbare zitting, met toestemming van beide partijen.

De kern van het geschil betreft de interpretatie van artikel 45 van de Landsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao 1992. Eiseres betoogde dat de wetgeving geen grondslag biedt voor de aanslag, omdat deze alleen betrekking zou hebben op lokaliteiten binnen het stadsdistrict en Salinja, terwijl haar hotel buiten deze gebieden is gelegen. Het Gerecht oordeelde echter dat de letterlijke interpretatie van de wet niet de bedoeling van de wetgever weergeeft. De wetgever had beoogd om voor bepaalde horeca-activiteiten buiten het stadsdistrict en Salinja lagere leges in rekening te brengen, maar niet om deze activiteiten volledig vrij te stellen van leges.

Het Gerecht concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd op 14 juni 2019 bekendgemaakt, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen de uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak
in het geding tussen:
de naamloze vennootschap
CHOGOGO RESORT CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Starreveld, advocaat,
en
de minister van Algemene Zaken,
verweerder,
gemachtigde: mr. I.U.C. Narain, advocaat.

Procesverloop

Bij beschikking van 6 oktober 2010 heeft verweerder aan eiseres een aanslag vergunningsrecht 2010 van NAf 3.000,- (de aanslag) opgelegd.
Bij de beslissing van 24 november 2014 op het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij het Gerecht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft het Gerecht de behandeling van het beroepschrift in een openbare zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Landsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao 1992 (Llpr) zijn aan de Afdeling Financiën de volgende leges verschuldigd met betrekking tot lokaliteiten in het stadsdistrict en in Salinja voor de navolgende vergunningen van de Vergunningslandsverordening (P.B. 1963, no. 28):
a. een koffiehuisvergunning, per jaar NAf 2400
b. een sociëteitsvergunning, per jaar NAf 2400
c. een grossiervergunning, per jaar NAf 2400
d. een slijtvergunning, per jaar NAf 1200
e. een bierhuisvergunning, per jaar NAf 1200
f. een logementvergunning, per jaar NAf 1200
g. een restaurantvergunning A, per jaar NAf 720
h. een restaurantvergunning B, per jaar NAf 720
i. een ijshuisvergunning, per jaar NAf 720
j. een hotelvergunning, per jaar NAf 3000
Op grond van het tweede lid is voor lokaliteiten buiten het stadsdistrict en buiten Salinja de helft van de legesbedragen sub a, b, e, g, h en i vermeld verschuldigd. De begrenzing van het stadsdistrict en van Salinja wordt zonodig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
Op grond van artikel 126, eerste lid, kan belanghebbende tegen een beslissing van (lees:) verweerder binnen twee weken na ontvangst van het besluit in beroep komen bij de Eilandsraad, die in hoogste instantie beslist.
1.2
Op de voet van artikel 6, negende lid, van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur, treedt na 10 oktober 2010 waar van enige beslissing beroep wordt opengesteld op de eilandsraad of een commissie daaruit, beroep overeenkomstig de bepalingen van de Lar daarvoor in de plaats.
2. Eiseres betoogt tevergeefs dat verweerder bij het bestreden besluit heeft miskend dat artikel 45 van de Llpr geen grondslag biedt voor de aanslag, nu dat artikel wat betreft hotelvergunningen alleen betrekking heeft op lokaliteiten binnen het stadsdistrict en Salinja, terwijl de lokaliteit waarvoor haar vergunning is verleend en waarvoor de aanslag is opgelegd daarbuiten is gelegen.
De daartoe gebezigde, onjuiste verwoording in artikel 45, eerste en tweede lid, doet er naar het oordeel van het Gerecht niet aan af dat het voor belanghebbenden bij lezing van die artikelleden in samenhang, duidelijk kon zijn dat de wetgever met de afbakening van het stadsdistrict en Salinja heeft beoogd voor enkele horeca-activiteiten daarbuiten lagere leges in rekening te brengen en níet om daarbuiten categorieën van horecalokaliteiten te vrijwaren van leges. De letterlijke interpretatie dat voor grossiers-, slijt-, logement- en hotelvergunningen voor lokaliteiten buiten het stadsdistrict en Salinja in het geheel geen leges verschuldigd is, kan evident aldus uitgelegd is die wil immers niet begrijpelijk niet de uitdrukking van de wil van de wetgever zijn, wat overigens ook bevestiging vindt in de parlementaire stukken die aan de totstandkoming van deze bepalingen ten grondslag liggen. Nu het hier een kennelijk onjuiste verwoording betreft, terwijl het iedere belanghebbende duidelijk kon zijn wat de juiste strekking is van deze artikelleden in samenhang gelezen, is het niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel ze aldus te interpreteren en toe te passen.
3. De slotsom is dat het beroep ongegrond verklaard moet worden en dat het bestreden besluit in stand kan blijven.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 14 juni 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.