ECLI:NL:OGEAC:2019:133
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing van beslag en betekening in kort geding met betrekking tot een vordering tot terugbetaling
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. V.S. la Fleur, de opheffing van een executoriaal beslag dat is gelegd door de buitenlandse vennootschap Hoist Portfolio Holding Ltd., vertegenwoordigd door mr. N. Doekhie. De eiseres stelt dat het beslag niet correct is betekend, omdat de overbetekening niet tijdig heeft plaatsgevonden volgens artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde heeft betoogd dat de overbetekening op 6 september 2018 heeft plaatsgevonden, maar eiseres betwist dit en stelt dat zij niet op de hoogte is geraakt van de betekening.
Het Gerecht oordeelt dat de betekening per post, die door de deurwaarder is uitgevoerd, niet de juiste procedure was, gezien de omstandigheden. De deurwaarder had de verplichting om de betekening op een manier te doen die ervoor zorgt dat de geadresseerde daadwerkelijk op de hoogte raakt van het beslag. Aangezien er geen goede reden is gegeven voor de gekozen wijze van betekening, concludeert het Gerecht dat de overbetekening niet correct heeft plaatsgevonden. Daarom wordt het beslag opgeheven, en wordt er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan deze uitspraak voldoet.
Eiseres heeft ook gevorderd dat het ingehouden bedrag op haar salaris wordt terugbetaald, maar deze vordering wordt afgewezen. Het Gerecht oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat gedaagde een vordering heeft op eiseres op basis van een eerder verstekvonnis, en dat eiseres zich niet kan beroepen op een minnelijke regeling die enkel tussen haar echtgenoot en gedaagde is getroffen. Eiseres krijgt wel toestemming om kosteloos te procederen, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 juli 2019.