ECLI:NL:OGEAC:2019:130

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
CUR201801927
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag winstbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een naheffingsaanslag winstbelasting en een verzuimboete opgelegd aan de belanghebbende, een advocatenkantoor gevestigd in Curaçao. De belanghebbende had op 29 juni 2017 een naheffingsaanslag van NAf 6.000 ontvangen, samen met een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2015. Na bezwaar en beroep heeft de belanghebbende op 15 juni 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur, die de naheffingsaanslag en de verzuimboete handhaafde. Tijdens de zitting op 29 mei 2019 heeft de belanghebbende tevergeefs verzocht om uitstel en heeft zij bewijsaanbod gedaan dat door het Gerecht werd gepasseerd omdat het niet tijdig was ingediend.

Het Gerecht overwoog dat de belanghebbende pas in de beroepsfase aangifte had gedaan, wat leidde tot omkering van de bewijslast. De Inspecteur had een redelijke schatting gemaakt van de winst, en de belanghebbende kon niet overtuigend aantonen dat de naheffingsaanslag onjuist was. De verzuimboete werd ook bevestigd, omdat de belanghebbende niet tijdig de aangifte had ingediend. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de opgelegde boete passend was, gezien het aantal eerdere verzuimen. De proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2019
BBZ nr. CUR201801927
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2017 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2015 opgelegd van NAf 6.000. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 vanwege het niet tijdig indienen van de aangifte (derde verzuim).
1.2
Belanghebbende heeft op 29 augustus 2017 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete.
1.3
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 april 2018 de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 15 juni 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarbij is NAf 150 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 mei 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2019 te Willemstad. Namens belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niemand verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. De Inspecteur heeft ter zitting een printscreen van de aangiften omzetbelasting voor het jaar 2017 van belanghebbende ingebracht, alsmede een uittreksel uit het handelsregister van belanghebbende.
1.7
Belanghebbende heeft één dag voor de zitting verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling vanwege een ‘noodsituatie’. Nu belanghebbende geen concrete reden voor uitstel heeft genoemd, is niet gebleken van een gewichtige reden die noopt tot uitstel van de zitting. Het Gerecht heeft het verzoek van belanghebbende dan ook afgewezen.
1.8
Belanghebbende heeft 1,5 uur voor de zitting per mail aangeboden haar administratie in te brengen, in het bijzonder bankafschriften en aangiftes omzetbelasting. Een goede procesorde brengt mee dat het schriftelijke bewijs tijdig voor de zitting wordt overgelegd. Nu de door belanghebbende aangeboden stukken reeds in een veel eerder stadium hadden kunnen worden ingebracht, passeert het Gerecht dit bewijsaanbod.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft niet verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte winstbelasting 2015. Aan belanghebbende is dan ook geen uitstel verleend.
2.2
De Inspecteur heeft op 29 juni 2017 een naheffingsaanslag winstbelasting 2015 opgelegd naar een geschatte winst van NAf 24.000, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 6.000. Tevens is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte (derde verzuim).
2.3
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete bezwaar en beroep ingesteld.
2.4
Belanghebbende heeft hangende de beroepsprocedure op 26 november 2018 aangifte winstbelasting 2015 gedaan naar een winst van NAf -/- 78.965.
2.5
Belanghebbende heeft over de jaren 2013 en 2014 de aangiften winstbelasting evenmin tijdig ingediend. De Inspecteur heeft daarvoor telkens verzuimboetes opgelegd. Voor het jaar 2013 is een verzuimboete van NAf 250 opgelegd en voor het jaar 2014 is een verzuimboete van NAf 500 opgelegd vanwege een tweede verzuim.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht heeft opgelegd.
3.2
Belanghebbende betoogt dat de naheffingsaanslag winstbelasting moet worden verminderd overeenkomstig de in november 2018 gedane aangifte, en dat daarom de naheffingsaanslag moeten worden vernietigd.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de verzuimboete. De Inspecteur concludeert tot handhaving.

4.OVERWEGINGEN

Omkering bewijslast

4.1
Artikel 31, lid 3, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2
Belanghebbende heeft pas in de beroepsfase de aangifte ingediend. Dit heeft niet te gelden als het doen van de vereiste aangifte (vgl. HR 5 oktober 2018, nr. 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839, r.o. 2.4.3). Het Gerecht acht deze schending voldoende ernstig voor toepassing van de bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast).
Redelijke schatting
4.3
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft in dat verband erop gewezen dat belanghebbende een internationaal opererend advocatenkantoor met personeel drijft en dat belanghebbende voor het jaar 2017 voor de omzetbelasting een omzet van meer dan NAf 3.800.000 heeft aangegeven. Ter onderbouwing van deze laatste stelling heeft de Inspecteur ter zitting een printscreen van de aangiften omzetbelasting voor het jaar 2017 van belanghebbende ingebracht. Gelet op het vorenstaande kan niet worden gezegd dat een geschatte winst van NAf 24.000 onredelijk of willekeurig is vastgesteld.
Verzwaard tegenbewijs
4.4
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013: BX7184). Belanghebbende betoogt dat de in de beroepsfase ingediende aangifte naar een winst van NAf -/- 78.965 een juist beeld geeft van het in 2015 behaalde resultaat.
4.5
Het Gerecht acht deze aangifte, die is gebaseerd op een door de statutair directeur [ B ] zelf opgestelde balans, niet dermate overtuigend dat daarmee elke redelijke twijfel is uitgesloten dat de naheffingsaanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. De naheffingsaanslag winstbelasting zal derhalve niet worden verminderd.
Verzuimboete
4.6
De verzuimboete van NAf 1.000 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte winstbelasting.
4.7
Op grond van artikel 18, lid 2, ALL kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.8
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.9
Ingevolge artikel 4.4, lid 1 en 3 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van NAf 250, bij een tweede verzuim een boete van NAf 500, bij een derde verzuim een boete van NAf 1.000, bij een vierde verzuim een boete van NAf 1.500, en bij een stelselmatig verzuim een boete van NAf 2.500.
4.1
Op grond van artikel 15, lid 4, ALL is belanghebbende gehouden uiterlijk op 30 juni 2016 de definitieve aangifte winstbelasting 2015 in te dienen. Aan belanghebbende is geen uitstel verleend. Belanghebbende heeft op 26 november 2018 de definitieve aangifte gedaan. Deze aangifte is dus buiten de termijn ingediend. In zoverre heeft de Inspecteur terecht een verzuimboete opgelegd.
4.11
De Inspecteur heeft gemotiveerd gesteld, hetgeen niet is weersproken door belanghebbende, dat ook voor de jaren 2013 en 2014 aan belanghebbende verzuimboetes zijn opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangiften winstbelasting. Dit brengt mee dat in het onderhavige jaar 2015 sprake is van een derde verzuim. De opgelegde boete van NAf 1.000 is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 26 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500