Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Naheffingsaanslag winstbelasting 2012
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de Inspecteur der Belastingen. De BV, vertegenwoordigd door haar aandeelhouder en advocaat, had bezwaar gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2012 en 2014, alsook tegen de opgelegde verzuimboetes. De naheffingsaanslag voor 2012 betrof een bedrag van NAf 42.623, terwijl de naheffingsaanslag voor 2014 een bedrag van NAf 82.500 betrof. De BV stelde dat zij meer loonkosten had gemaakt dan op de verzamelloonstaat was vermeld, en voerde aan dat een bonus van NAf 170.614 ten onrechte niet was meegenomen in de loonkosten. De Inspecteur had echter enkel het op de verzamelloonstaat vermelde bedrag van NAf 209.641 als loonkosten geaccepteerd.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de BV niet in haar bewijslast was geslaagd. De rechter oordeelde dat de BV niet voldoende bewijs had geleverd dat de bonus daadwerkelijk was uitgekeerd en dat deze op de verzamelloonstaat vermeld had moeten worden. De rechter concludeerde dat de naheffingsaanslag voor 2012 terecht was opgelegd en dat de verzuimboete van NAf 6.393 ook terecht was opgelegd, aangezien de BV te weinig belasting had aangegeven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.