ECLI:NL:OGEAC:2019:118

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
500.00222/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarig kind door ouder

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochter. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 25 januari 2019, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaten, mr. H.C. van Blarcum en mr. R.A. Gonet. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met reclasseringsbegeleiding als bijzondere voorwaarde. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen die de verdachte tussen 11 juni 2014 en 1 maart 2018 zou hebben gepleegd tegen zijn dochter, die op dat moment minderjarig was.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit wegens onvoldoende bewijs, maar het Gerecht achtte het tweede feit bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn dochter, waarbij hij haar dwong tot seksuele handelingen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van zijn dochter had geschonden en dat dit ernstige gevolgen heeft voor het slachtoffer.

De strafmaat werd bepaald op 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en contactverbod met het slachtoffer. Het Gerecht benadrukte de ernst van de feiten en de impact van seksueel misbruik, vooral in incestueuze situaties. De uitspraak werd gedaan op 15 februari 2019, waarbij de rechter en griffiers aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00222/18

Uitspraak: 15 februari 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. H.C. van Blarcum en mr. R.A. Gonet, advocaten te Curaçao.
De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding.
De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 11 juni 2014 tot en met 1 maart 2018, te Curaçao, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001 te Curaçao) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte, (telkens)
  • zijn penis in/ tegen de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
  • die [slachtoffer 1] (met zijn handen) betast over/aan haar be(e)n(en) en/of borst(en) en/of bill(en), althans haar lichaam en/of
  • die [slachtoffer 1] met haar mond/hand aan zijn verdachte's penis laten zuigen en/of likken en/of trekken,
welk geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/ of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,(telkens) opzettelijk
  • die [slachtoffer 1] uitkleed, althans zich laten uitkleden en/of met zijn, verdachte's ontbloot lijf in het bijzijn van [slachtoffer 1] verkeren en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij tegen niemand moest vertellen dat hij, verdachte, met haar sekst en/of
  • die [slachtoffer 1] bepaalde (gehurkte) houding of stand laten aannemen voor, hem, verdachte en/of
  • onverhoeds het (ontblote) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of met zijn penis heeft gepenetreerd;
  • met een zekere regelmaat die [slachtoffer 1] opzoeken in hun woning bij afwezigheid van de moeder van die [slachtoffer 1]/de echtgenote van hem, verdachte en/of
  • zich (telkens) opdringen aan die [slachtoffer 1] en/of
  • (daarbij) misbruik en/ of gebruik maakt van zijn fysieke overwicht en/of diens ouderlijke gezagsverhouding en/of afhankelijkheidsrelatie (en die [slachtoffer 1] een geldbedrag geeft) en/of
  • de deur(en) in/van de woning op slot gezet (zodat de moeder van die [slachtoffer 1] niet plotseling binnen kan lopen)
waardoor (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen zijn kind, te weten zijn dochter, en/of een kind waarover hij, verdachte, het gezag uitoefent en/of hij, verdachte, verzorgt en/of opvoed als behorend tot zijn, verdachte's, gezin en/of een minderjarige kind dat aan zijn, verdachte's zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd;
(artikel 2:197 j° 2:210 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 11 juni 2014 tot en met 1 maart 2018, te Curaçao, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001 te Curaçao), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte,
  • zijn penis in/tegen de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
  • die [slachtoffer 1] (met zijn handen) betast over/aan haar be(e)n(en) en/of borst(en) en/of bill(en), althans haar lichaam en/of
  • die [slachtoffer 1] met haar mond/hand aan zijn verdachte's penis laten zuigen en/of likken en/of trekken,
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen zijn kind, te weten zijn dochter, en/of een kind waarover hij, verdachte, het gezag uitoefent en/of hij, verdachte, verzorgt en/of opvoed als behorend tot zijn, verdachte's, gezin en/of een minderjarige kind dat aan zijn, verdachte's zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd
(artikel 2:200 j° 2:210 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 11 juni 2014 tot en met 1 maart 2018, te Curaçao, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001 te Curaçao),
zijnde die [slachtoffer 1] zijn, verdachte's minderjarig kind en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit
  • het brengen in en/of tegen aan zetten van zijn, verdachte's penis in/tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of
  • het duwen en/of houden van zijn, verdachte's penis tegen de mond en/of anus van die [slachtoffer 1]
  • het met zijn hand(en) betasten over en/of aan de been(en) en/of
  • borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer 1] althans haar lichaam en/of
  • die [slachtoffer 1] met haar mond/hand aan zijn verdachte's penis laten zuigen
  • en/of likken en/of trekken,
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen zijn kind, te weten zijn dochter, en/of een kind waarover hij, verdachte, het gezag uitoefent en/of hij, verdachte, verzorgt en/of opvoed als behorend tot zijn, verdachte's, gezin en/of een minderjarige kind dat aan zijn, verdachte's zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd
(artikel 2:208 j° 2:210 Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 1
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1 ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Voor bewezenverklaring van verkrachting, zoals onder 1 ten laste gelegde, is vereist dat wordt bewezen dat het slachtoffer door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Uit het dossier kan in ieder geval niet worden afgeleid dat sprake is geweest van (bedreiging met) geweld. Met betrekking tot de vraag of sprake is geweest van (bedreiging met) een andere feitelijkheid als bedoeld in art. 2:197 Wetboek van Strafrecht, overweegt het Gerecht als volgt.
Voor beantwoording van genoemde vraag is van belang of de verdachte opzettelijk tegenover zijn dochter een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of haar in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen kon verzetten, of dat de verdachte haar heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie dat het daardoor voor haar zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de kant van de verdachte (vgl. HR 12 december 2006, NJ 2007/422). De enkele omstandigheid dat de verdachte de vader is, is in dit verband onvoldoende.
Het Gerecht is van oordeel dat de vraag of sprake was van 'door een feitelijkheid dwingen' in vorenbedoelde zin, in de onderhavige zaak negatief dient te worden beantwoord. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
De verdachte zal daarom van dat feit worden vrijgesproken.
Deelvrijspraak van feit 2
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde seksuele handelingen in de periode voordat het slachtoffer de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Gelet op de wisselende verklaringen daaromtrent valt niet uit te sluiten dat het slachtoffer reeds zestien was toen de seksuele handelingen begonnen. De verdachte zal daarom van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 11 juni 2014 tot en met 1 maart 2018, te Curaçao, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001 te Curaçao), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte,
  • zijn penis in/tegen de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
  • die [slachtoffer 1] (met zijn handen) betast over/aan haar be(e)n(en) en/of borst(en) en/of bill(en), althans haar lichaam en/of
  • die [slachtoffer 1] met haar mond/hand aan zijn verdachte's penis laten zuigen en/of likken en/of trekken,
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen zijn kind, te weten zijn dochter, en/of een kind waarover hij, verdachte, het gezag uitoefent en/of hij, verdachte, verzorgt en/of opvoed als behorend tot zijn, verdachte's, gezin en/of een minderjarige kind dat aan zijn, verdachte's zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd
(2:200 j° 2:210 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode vanaf 11 juni
2017tot en met 1 maart 2018, te Curaçao,
met[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001 te Curaçao),
zijnde die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes minderjarig kind
en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
)uit
  • het brengen in en/of tegen aan zetten van zijn, verdachtes penis in/tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of
  • het duwen en/of houden van zijn, verdachte's penis tegen de mond en/of anus van die [slachtoffer 1]
  • het met zijn hand
  • die [slachtoffer 1] met haar mond
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen zijn kind, te weten zijn dochter
, en/of een kind waarover hij, verdachte, het gezag uitoefent en/of hij, verdachte, verzorgt en/of opvoed als behorend tot zijn, verdachte's, gezin en/of een minderjarige kind dat aan zijn, verdachte's zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. [slachtoffer 1]deed op 7 maart 2018 aangifte van seksueel misbruik. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2001, wil aangifte doen van seksueel misbruik tegen mijn biologische vader genaamd [verdachte]. Ik was thuis alleen met mijn vader. Hij begon mijn lichaam te betasten met zijn beide handen. Hij betastte mijn borsten en mijn billen. Na enkele weken had mijn vader het weer gedaan. U vraagt mij hoe vaak mijn vader seks deed met mij. Soms twee keer in een maand. Ik moest zijn penis zuigen en zijn penis masturberen. ” [2]
2.De verdachte heeft op 12 juni 2018 tegenover de politie het volgende verklaard:
“Mijn dochter heet [slachtoffer 1].” [3]
3.De verdachte heeft op 12 juni 2018 tegenover de politie het volgende verklaard:
“Ik weet dat ik fout had gedaan. Meestal gebeurt het wanneer mijn vrouw niet thuis is. [slachtoffer 1] en ik raken elkaar overal aan het lichaam. Soms eindigt het dat ik mijn penis tussen de billen van [slachtoffer 1] wrijf. Het kan zijn dat het twee keer in dezelfde maand gebeurt. Dat het de volgende maand weer gebeurt klopt ook. Ik had haar (ook) mijn penis laten zuigen en ook had ik haar mij laten afrukken.” [4]
4.De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg het volgende verklaard:
“Het begon in de zomervakantie van 2017. Het begon met strelen. We zaten thuis op de bank toen ik haar vroeg mij te strelen bij mijn penis. Na een maand gebeurde het weer, het strelen en het pijpen enzovoort. Ik streelde ook haar billen en haar borsten. Het duurde tot ongeveer januari 2018” [5]
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:208 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn dochter. Hij heeft gedurende in ieder geval rond een half jaar meermalen seksuele handelingen met zijn dochter verricht, die onder meer bestonden uit het door zijn dochter laten zuigen en aftrekken van zijn penis. Hiermee heeft de verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van zijn dochter geschonden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik, met name wanneer dit een incestueus karakter heeft, nog lange tijd daarvan de negatieve gevolgen ondervinden en vaak voor het leven getekend zijn. De verdachte heeft zich daarvan onvoldoende rekenschap gegeven en zijn eigen seksuele lusten voorop gesteld. Dit neemt het Gerecht de verdachte zeer kwalijk.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op bovengenoemde ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In soortgelijke gevallen, waarin sprake is van meermalen gepleegd seksueel misbruik van het eigen minderjarige kind, worden veelal onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd van drie jaren of langer. Het Gerecht neemt dan ook een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt voor de aan de verdachte op te leggen straf.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven echter aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft het Gerecht gelet op de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld. Voorts heeft het Gerecht acht geslagen op de navolgende rapporten betreffende de verdachte:
  • het Vroeghulpbericht van de reclassering van 9 juli 2018, opgemaakt door P. Peternella en D. Mingeli;
  • het psychologisch rapport van 9 juli 2018, opgemaakt door psychologen S. Wichard en H. Linkels;
  • het psychiatrisch rapport van 15 augustus 2018, opgemaakt door psychiater F.G.M. Heijtel.
In al deze stukken wordt geadviseerd aan de verdachte reclasseringsbegeleiding op te leggen, waarbij de reclassering zelf een behandeling door een gedragsdeskundige adviseert.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht in vorenbedoelde zin, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
36 (zesendertig) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaaltdat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Curaçao, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt behandeling door een gedragsdeskundige;
- de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. S. La Croes-Virginia en mr. R.J. Gras (zittingsgriffiers), en op 15 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige – en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte – processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Team Jeugd en Zeden) d.d. 10 september 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2018.09.06.09.25 en de onderzoeksnaam “Gladiool”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 104.
2.Proces-verbaal d.d. 7 maart 2018, dossierpagina’s 9 - 13.
3.Proces-verbaal d.d. 12 juni 2018, dossierpagina 86.
4.Proces-verbaal d.d. 12 juni 2018, dossierpagina’s 90 - 98.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.