ECLI:NL:OGEAC:2019:113

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
CUR201801619
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bouw van woning en geschil over overeenkomst tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiseres en gedaagde over de bouw van een woning. Eiseres heeft in 2017 een overeenkomst gesloten met gedaagde, waarbij gedaagde zich verplichtte om een woning voor eiseres te bouwen op een stuk grond. Eiseres heeft een aanbetaling van NAf 8.000,- gedaan, maar de woning is niet afgebouwd. Eiseres vordert in deze procedure onder andere de terugbetaling van het betaalde bedrag, vermeerderd met rente, en stelt dat de woning niet aan haar verwachtingen voldoet. Gedaagde betwist de claims van eiseres en stelt dat hij de aanbetaling heeft gebruikt voor de aankoop van materialen en dat eiseres hem nog geld verschuldigd is.

Tijdens de zitting is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken tussen partijen en de status van de woning. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de overeenkomst niet meer geldt, maar de exacte reden voor het einde van de overeenkomst is onderwerp van discussie. Eiseres stelt dat zij de overeenkomst heeft ontbonden vanwege wanprestatie, terwijl gedaagde aanvoert dat eiseres hem heeft opgedragen te stoppen met de bouw omdat zij naar de Verenigde Staten ging.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in staat is om de overeenkomst te ontbinden op grond van wanprestatie, omdat gedaagde niet in verzuim was. Ook de stelling van eiseres dat de overeenkomst nietig is omdat gedaagde niet bevoegd was om de grond te verkopen, werd verworpen. Het Gerecht concludeert dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking, omdat er een rechtsgrond voor de betaling was en gedaagde voldoende werkuren heeft geleverd. Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201801619
Vonnis d.d. 25 februari 2019
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 17 januari 2018 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord, genomen op de rol van 29 oktober 2018;
- de comparitie van 10 januari 2019, waar partijen het woord hebben gevoerd mede aan de hand van pleitaantekeningen en de gemachtigde van eiseres een herstelakte heeft overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in 2017 onder meer afgesproken dat gedaagde voor eiseres een woning zou bouwen op het terrein gelegen te Dein.
2.2.
Op 30 maart 2017 heeft eiseres een bedrag van NAf 8.000,- gestort op de rekening van gedaagde.
2.3.
Partijen hebben op 7 augustus 2017 een purchase-agreement ondertekend, waarin onder meer staat dat seller (gedaagde) aan buyer (eiseres) huurgrond verkoopt, dat de total cost NAf 75.000,- bedraagt en dat buyer een down payment zal doen van NAf 15.000,- en dat seller daarvan al NAf 8.000,- heeft ontvangen zodat er nog NAf 7.000,- resteert. Onder 2. MONTHLY INSTALLMENTS staat de getypte tekst:
Seller agrees to sell land to Buyer for a total cost of ANG.75.000,--. Met de hand is het woord ‘land’ omcirkeld. Daarbij is met de hand, door gedaagde, geschreven: ‘huurgrond (rent fls 30 a month).
2.4.
Gedaagde heeft een aanvang gemaakt met de bouw van de woning. De woning is niet afgebouwd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
haar toestemming verleend om kosteloos te procederen;
gedaagde, uit hoofde van de verplichting tot ongedaanmaking zal veroordelen tot betaling van het bedrag ad NAf 8.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der ingebrekestelling, althans vanaf datum vonnis;
bepaalt dat enige betaling tot voldoening van het verschuldigde in de volgorde van de soort schuldbestanddelen als in artikel 6:44 BW zal strekken;
gedaagde zal veroordelen in de kosten van de procedure, daarin begrepen griffierechten en gemachtigdensalaris.
3.2.
Eiseres legt aan de vordering ten grondslag dat de woning in aanbouw niet aan haar wensen voldoet omdat gedaagde betonblokken muren heeft opgetrokken zonder dat eerst een met ijzer gemixte fundering werd gestort. Bovendien is de grootte van de woning niet wat zij had verwacht. In plaats van professionele bouwlieden in te huren om de werkzaamheden te verrichten heeft gedaagde zelf aan de woning gewerkt, terwijl hij daartoe kennelijk niet in staat was. De tekortkomingen aan de woning in aanbouw zijn van zodanige aard dat alleen ontbinding van de overeenkomst mogelijk is, aldus eiseres. Tenslotte heeft eiseres nog aangevoerd dat gedaagde de grond niet heeft kunnen verkopen omdat hij geen eigenaar is.
3.3.
Gedaagde betwist dat de woning in aanbouw niet aan de nodige technische bouweisen voldoet en stelt dat de door eiseres ingebrachte foto’s een andere woning (in aanbouw) betreft dan de woning van eiseres. Eiseres was er volgens hem weldegelijk van op de hoogte dat het stuk grond waarop haar woning zou worden gebouwd eigendom van een derde was. Om deze reden heeft eiseres ingestemd met betaling van maandelijkse huurpenningen, zoals opgenomen in de overeenkomst. Aan het begin van de constructie, in september 2017, heeft eiseres gedaagde opgedragen om met de bouw van de woning te stoppen. Voorts stelt gedaagde - ter zitting - dat hij de deelaanbetaling heeft gebruikt om materialen te kopen en dat eiseres hem NAf 9.000,- aan werkloon verschuldigd is. In de conclusie van antwoord staat een optelstaatje van materialen voor een totaalbedrag van NAf 7.950,- en noemt gedaagde een bedrag van NAf 50,- aan ‘debet’, omdat eiseres hem NAf 8.000,- heeft betaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter inleiding geldt het volgende. Het is na bestudering van de stukken en het ondervragen van partijen ter zitting toch onduidelijk gebleven wat partijen precies met elkaar hebben afgesproken. Het gaat, zo begrijpt het Gerecht, om een stuk grond dat in eigendom aan een derde toebehoort. Bouwtekeningen en/of een bouwvergunning, kadasterstukken, enzovoorts ontbreken. De tekst van de ‘purchase agreement’ lijkt vooral over verkoop van huurgrond te gaan. Bovendien bleek ter zitting dat partijen ook nog eens van mening verschilden over welk stuk grond het gaat. Eiseres heeft foto’s overgelegd van een woning in aanbouw waar het volgens haar over gaat, terwijl gedaagde zegt dat dat een andere woning betreft en dat de woning waar partijen over hebben gecontracteerd meer noordelijk is gelegen op het terrein. Het Gerecht heeft het uiteindelijk zo begrepen dat de kern van de overeenkomst is geweest dat gedaagde tegen betaling voor eiseres een woning zou bouwen.
4.2.
Partijen zijn het er over eens dat die overeenkomst inmiddels niet meer geldt. Hoe de overeenkomst tot een einde is gekomen en wat de gevolgen daarvan zouden moeten zijn houdt hen echter verdeeld. Volgens eiseres heeft zij de overeenkomst in een mondeling gesprek ontbonden toen zij in 2017 ter plaatse ging kijken en niet tevreden was met het resultaat. Volgens gedaagde heeft eiseres hem gezegd dat hij moest stoppen met de bouw omdat ze naar de Verenigde Staten ging.
4.3.
Voor zover eiseres de overeenkomst heeft willen ontbinden op grond van wanprestatie stuit dit af op de artikelen 6:265 lid 1 en 2 en 7:756 BW. In deze artikelen is geregeld dat pas kan worden ontbonden als gedaagde in verzuim is, tenzij de nakoming onmogelijk is en / of reeds vóór oplevering waarschijnlijk wordt dat het werk niet behoorlijk zal worden opgeleverd. Dat nakoming onmogelijk zou zijn is niet door eiseres gesteld, noch is dit gebleken. Zij heeft de ontbinding gebaseerd op een visuele inspectie van een woning in aanbouw, waarvan gedaagde zegt dat het niet de woning betreft waarover partijen hebben gecontracteerd. Dat is niet weersproken door eiseres. En zelfs als wel moet worden uitgegaan van de half gebouwde woning waar eiseres op duidt, is nog niet gezegd dat dit niet hersteld had kunnen worden. Er is dus evenmin gebleken dat het werk niet behoorlijk zou worden opgeleverd. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat ze gedaagde niet in de gelegenheid heeft gesteld om de aanbouw te verbeteren. Gedaagde verkeerde dus niet in verzuim.
4.4.
Verder beroept eiseres zich op nietigheid van de overeenkomst omdat gedaagde beschikkingsonbevoegd was om de grond te verkopen. Deze grondslag gaat evenmin op. Ter zitting is gebleken dat de partijbedoeling niet was om grond over te dragen, maar dat gedaagde op bij hem en zijn familie in gebruik zijnde grond een woning zou bouwen voor eiseres. Eiseres wist dit, zo blijkt onder meer uit de purchase-agreement (zie 2.3.).
4.5.
Onder aanvulling van rechtsgronden wordt nog bezien of de vordering van eiseres zou kunnen worden toegewezen op grond van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Van onverschuldigde betaling is geen sprake nu er een rechtsgrond bestond voor betaling van NAf 8.000,-, namelijk de overeenkomst tussen partijen. Van ongerechtvaardigde verrijking is evenmin sprake aangezien in voldoende mate door gedaagde naar voren is gebracht dat er tegenover genoemd bedrag werkuren hebben gestaan. Een redelijke prijs wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW geschat op dat zelfde bedrag. Voor zover eiseres zou vinden dat gedaagde is verrijkt doordat door haar gefinancierd bouwmateriaal is verwerkt op grond van gedaagde gaat dit evenmin op nu gedaagde niet de eigenaar is van de grond.
4.6.
Het Gerecht heeft zich tenslotte afgevraagd of het betoog van gedaagde dient te worden opgevat als een eis in reconventie. Gedaagde heeft op de zitting namelijk naar voren gebracht dat eiseres hem nog NAf 1.000,- moest geven. In de conclusie van antwoord noemt hij andere bedragen, namelijk dat eiseres hem NAf 15.000,- moet betalen en verderop staat weer het bedrag NAf 7.950,-. Een duidelijke wens van de zijde van gedaagde kan dus niet worden gedestilleerd uit het voorgaande, laat staan dat eiseres hier adequaat op heeft kunnen reageren. Het betoog van gedaagde wordt daarom niet aangemerkt als een eis in reconventie als bedoeld in artikel 183 Rv.
4.7.
Eiseres wordt in de proceskosten van gedaagde veroordeeld, die evenwel op nihil worden begroot omdat niet is gebleken van kosten als bedoeld in artikel 61 Rv.

5.De beslissing

Het Gerecht:

5.1.
5.1.
laateiseres toe kosteloos te procederen;
5.2.
wijsthet gevorderde af;
5.3.
veroordeelteiseres in de proceskosten van gedaagde, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter, en op 25 februari 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.