ECLI:NL:OGEAC:2019:107

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
CUR201702343
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 mei 2019 uitspraak gedaan op het verzet van X N.V. tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht. De belanghebbende, X N.V., had op 30 juni 2016 een naheffingsaanslag in de winstbelasting ontvangen, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslag en de boete, waarna belanghebbende beroep instelde. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, maar dit was niet voldaan. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij de nota's voor het griffierecht niet had ontvangen, aangezien andere correspondentie wel was aangekomen. De gemachtigde van belanghebbende, die bekend is met de procedures in belastingzaken, had ook geen feiten aangedragen die de bewering dat de nota's niet waren ontvangen konden onderbouwen. Het Gerecht verklaarde het verzet ongegrond en wees erop dat de gemachtigde ook de mogelijkheid had om het griffierecht direct bij het indienen van het beroepschrift te betalen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 16 mei 2019
BBZ nr. CUR201702343
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het verzet van:
X N.V.,gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 7a Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) gedane uitspraak van dit Gerecht van 29 januari 2019 nummer CUR201702343, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur der Belastingen te Curaçao.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 juni 2016 voor het jaar 2014 een naheffingsaanslag in de winstbelasting opgelegd van NAf. 60. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf. 1.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 12 juli 2016 daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 juni 2017 de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende heeft op 30 augustus 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur.
1.4
Bij e-mailbericht van 15 januari 2018 heeft de griffier belanghebbende gewezen op onder andere de verschuldigdheid van griffierecht ten bedrage van NAf. 150. Daarbij is meegedeeld dat het griffierecht binnen 6 weken na de dagtekening van de brief moet worden betaald en dat niet tijdige betaling van het griffierecht kan leiden tot niet ontvankelijk verklaring van het beroep.
1.5
Bij e-mailbericht van 16 april 2018 heeft de griffier belanghebbende nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht. Daarbij is meegedeeld dat, als het verschuldigde bedrag na twee weken niet is betaald, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
1.6
Belanghebbende heeft het in rekening gebrachte bedrag van NAf. 150 niet betaald.
1.7
Het Gerecht heeft op 29 januari 2019 uitspraak gedaan en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald.
1.8
Belanghebbende heeft op 12 februari 2019 tegen de uitspraak van het Gerecht verzet aangetekend. In het verzetschrift heeft belanghebbende aangevoerd dat zij noch haar gemachtigde de e-mailberichten over de betaling van het griffierecht heeft ontvangen.
1.9
Het verzet is behandeld ter zitting van het Gerecht van 18 april 2019. Namens belanghebbende zijn verschenen mr. A en B BSc.

2.BEOORDELING VAN HET VERZET

2.1
Van de indiener van een beroepschrift wordt een griffierecht geheven. Op grond van artikel 18, lid 3 Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) wijst de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het griffierecht binnen zes weken na de verzending van zijn mededeling dient te zijn betaald aan het Gerecht.
2.2
Ingevolge artikel 18, lid 4 ALL wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard als het griffierecht niet tijdig is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
2.3
Bij e-mailberichten van 15 januari 2018 en 16 april 2018 heeft de griffier belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht.
2.4
Mede in het licht van de gebrekkige postbezorging heeft als uitgangspunt te gelden dat een nota griffierecht ook via e-mail aan een indiener van een beroepschrift kan worden gestuurd, mits de indiener kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend (vgl. GEA Curaçao, 2 juli 2018, CUR201700497, ECLI:OGEAC:2018:176).
2.5
Indien de nota griffierecht wordt toegezonden aan het door de indiener vermelde e-mailadres, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat de indiener op de verschuldigdheid van het griffierecht is gewezen. Stelt de indiener dat hij ter zake van het niet betalen van het griffierecht niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest omdat hij de nota griffierecht buiten zijn toedoen niet heeft ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de nota griffierecht hem per e-mail heeft bereikt (vgl. GEA Curaçao, 2 juli 2018, CUR201700497, ECLI:OGEAC:2018:176).
2.6
In het onderhavige geval heeft de gemachtigde van belanghebbende op 30 augustus 2017 via e-mail beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar. De e-mail is verstuurd door ‘A/A & Associates’ met het e-mailadres
A@Atax.com. Daarin heeft de griffier aanleiding mogen zien de correspondentie met de gemachtigde van belanghebbende per e-mail te voeren. Zo heeft de griffier de nota griffierecht tweemaal aan voornoemd e-mailadres toegestuurd.
2.7
De uitspraak van 29 januari 2019 waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard is ook naar voormelde e-mailadres gestuurd. In reactie daarop heeft de gemachtigde van belanghebbende op 7 februari 2019 een e-mail gestuurd waarin is vermeld dat belanghebbende tegen de uitspraak verzet doet. Op 12 februari 2019 heeft de gemachtigde via e-mail een verzetschrift ingediend.
2.8
In zijn verzetschrift ontkent belanghebbende een verzoek tot betaling van het griffierecht te hebben ontvangen. Voorts is zij van mening dat het griffierecht meteen bij het indienen van het beroepschrift gevorderd moest worden, dat de belastinggriffie had moeten controleren of de e-mail met verzoek tot betaling van griffierecht wel door belanghebbende is ontvangen en dat het mogelijk moet zijn voor de gemachtigde in belastingzaken een depot bij de griffie te houden voor de betaling van griffierechten.
2.9
Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, is zij naar het oordeel van het Gerecht niet erin geslaagd feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de nota’s griffierecht haar per e-mail hebben bereikt. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat andere correspondentie in deze zaak die eveneens naar het voormelde e-mailadres is verzonden wel is ontvangen. Voorts heeft de griffier na de verzending van de e-mailberichten geen (automatisch gegenereerde) e-mail gekregen dat de bezorging niet is gelukt (‘mail delivery failure’). Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest met betrekking tot het niet betalen van het griffierecht. Het Gerecht merkt nog op dat de gemachtigde van belanghebbende procesgemachtigde is in belastingzaken en geacht wordt bekend te zijn met de termijn voor de betaling van griffierecht. Bovendien is het wel mogelijk om direct bij de indiening van het beroepschrift griffierecht te betalen.
2.1
Gelet op het vorenstaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. D.J. Jansen, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2019.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Gelet op het bepaalde in artikel 17a in samenhang met artikel 7b en 14 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, kan tegen deze uitspraak op verzet binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep worden ingesteld bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500