In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 mei 2019 uitspraak gedaan op het verzet van X N.V. tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht. De belanghebbende, X N.V., had op 30 juni 2016 een naheffingsaanslag in de winstbelasting ontvangen, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslag en de boete, waarna belanghebbende beroep instelde. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, maar dit was niet voldaan. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij de nota's voor het griffierecht niet had ontvangen, aangezien andere correspondentie wel was aangekomen. De gemachtigde van belanghebbende, die bekend is met de procedures in belastingzaken, had ook geen feiten aangedragen die de bewering dat de nota's niet waren ontvangen konden onderbouwen. Het Gerecht verklaarde het verzet ongegrond en wees erop dat de gemachtigde ook de mogelijkheid had om het griffierecht direct bij het indienen van het beroepschrift te betalen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.