Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Beslissing
[verzoekster],
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaarthet beroep
niet-ontvankelijk; - wijsthet verzoek om een voorlopige voorziening
af.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een bodemzaak. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, had beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Justitie, die haar als ongewenste vreemdeling had aangemerkt en haar uitzetting had bevolen. De verzoekster had op 30 april 2019 beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 6 mei 2019, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. S.X.T. Hato, en mr. K. Leito-Rosario, werkzaam bij de verweerder.
Het Gerecht overwoog dat op grond van artikel 55 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) eerst een bezwaarschrift ingediend moest worden voordat beroep kon worden ingesteld. Verzoekster had op 18 april 2019 een bezwaarschrift ingediend, maar er was nog geen beslissing op dit bezwaar genomen. Hierdoor was het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het Gerecht oordeelde dat het beroep niet ontvankelijk was. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Gerecht geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en bekendgemaakt op 7 mei 2019. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, zoals vermeld in hoofdstuk 5 van de Lar.