ECLI:NL:OGEAC:2019:105

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
CUR201901574 en CUR201901605
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep en afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een bodemzaak. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, had beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Justitie, die haar als ongewenste vreemdeling had aangemerkt en haar uitzetting had bevolen. De verzoekster had op 30 april 2019 beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 6 mei 2019, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. S.X.T. Hato, en mr. K. Leito-Rosario, werkzaam bij de verweerder.

Het Gerecht overwoog dat op grond van artikel 55 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) eerst een bezwaarschrift ingediend moest worden voordat beroep kon worden ingesteld. Verzoekster had op 18 april 2019 een bezwaarschrift ingediend, maar er was nog geen beslissing op dit bezwaar genomen. Hierdoor was het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het Gerecht oordeelde dat het beroep niet ontvankelijk was. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Gerecht geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en bekendgemaakt op 7 mei 2019. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, zoals vermeld in hoofdstuk 5 van de Lar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Beslissing

op het verzoek om een vorolopige voorziening hangende beroep in de zaak tussen:

[verzoekster],

verblijvende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, advocaat,

DE MINISTER VAN JUSTITIE,

verweerder,
gemachtigde: mr. S.X.T. Hato, advocaat.

Procesverloop

Bij beschikking van 10 april 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder bepaald dat verzoekster als ongewenste vreemdeling wordt beschouwd en uiterlijk 10 mei 2019 uit Curaçao zal worden verwijderd en bevolen dat verzoekster ter verzekering van haar verwijdering in bewaring wordt gesteld.
Daartegen heeft verzoekster op 30 april 2019 beroep ingesteld bij dit Gerecht (CUR201901605) en op dezelfde datum verzocht om een voorlopige voorziening.
De behandeling van dit verzoek heeft op 6 mei 2019 plaatsgevonden. Verzoekster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. K. Leito-Rosario, werkzaam bij verweerder.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Lar kunnen natuurlijke of rechtspersonen die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Op grond van artikel 55 zijn de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep, bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.
Op grond van artikel 95, eerste lid, onder b, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen op het beroepschrift indien het Gerecht oordeelt dat de feiten geen nader onderzoek vergen.
2. Verzoekster heeft ter zitting een kopie overgelegd van een op 18 april 2019 op de voet van artikel 55 van de Lar tegen de bestreden beschikking bij verweerder ingediend bezwaarschrift.
3. Verzoekster heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat ze zowel het bezwaar van 18 april 2019 als het beroep van 30 april 2019 wenst te handhaven. Nu zij ervoor gekozen heeft om op de voet van artikel 55 van de Lar eerst een bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking in te dienen, stond beroep pas open nadat op het bezwaarschrift zou zijn beslist. Van een beslissing op het bezwaar is nog geen sprake. Het Gerecht zal het beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
4. Nu het Gerecht uitspraak zal doen op het beroep, zal het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen worden.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    niet-ontvankelijk;
  • wijsthet verzoek om een voorlopige voorziening
    af.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 7 mei 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.