ECLI:NL:OGEAC:2018:87

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
Lar: Cur201700009
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sanctie wegens niet voldoen aan administratieplicht en/of bewaarplicht in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam [naam], en de inspecteur der belastingen in Curaçao. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de eiser is opgelegd wegens het niet volledig voldoen aan de administratieplicht en/of bewaarplicht. De inspecteur had op 4 januari 2017 een sanctie opgelegd van tijdelijke sluiting van de bedrijfslocatie van de eiser voor zevenmaal 24 uur, na een constatering van overtredingen op 15 december 2016. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 november 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.J. Henriquez, zijn gronden van beroep toegelicht. De inspecteur, vertegenwoordigd door mr. V. Elisabeth en L. Overman, heeft een verweerschrift ingediend. Het Gerecht heeft overwogen dat de sanctie niet voldoende was onderbouwd, met name omdat de feitelijke grondslag van de overtreding niet duidelijk was gemaakt in het bestreden besluit. De inspecteur had in zijn verweerschrift pas op het laatste moment informatie verstrekt over de overtredingen, wat in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de omschrijving van de overtreding in het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en dat de sanctie daarom vernietigd moest worden. De eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en onderbouwde communicatie van de inspecteur bij het opleggen van sancties, vooral in belastingzaken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiser], handelend onder de naam [naam],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.J. Henriquez, advocaat,
en

de inspecteur der belastingen in Curaçao,

verweerder,
gemachtigde: mr. V. Elisabeth, werkzaam bij de Belastingdienst.

Procesverloop

Bij beschikking van 4 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser de administratieve sanctie opgelegd van tijdelijke sluiting voor zevenmaal 24 uur van zijn bedrijfslocatie aan de Zutphenstraat 1 (de bedrijfslocatie) wegens de op 15 december 2016 geconstateerde overtreding van het niet volledig voldoen aan de administratieplicht en/of bewaarplicht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij het Gerecht en bij nader geschrift de gronden van zijn beroep aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 20 november 2017. Eiser was daar aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder werd daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld door L. Overman, project coördinator bij het Belastingaccountantsbureau.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 28a, eerste lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (de All) kan een administratieve sanctie worden opgelegd aan een belastingplichtige die niet, dan wel niet op de voorgeschreven wijze, voldoet aan de verplichtingen van artikel 43, tweede tot en met negende lid, dan wel niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens artikel 43, tiende lid. Op grond van het vierde lid legt de Inspecteur de administratieve sanctie op bij een voor bezwaar vatbare beschikking, in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar.
Op grond van artikel 43, eerste lid, aanhef en onder a, zijn administratieplichtigen natuurlijke personen die een bedrijf of beroep uitoefenen. Op grond van het tweede lid zijn zij gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Op grond van het vijfde lid dient de inrichting, het bijhouden en bewaren van de administratie controle daarvan door de Inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk te maken. De administratieplichtige verleent de hiervoor benodigde medewerking en verschaft het nodige inzicht in de opzet en de werking van de administratie. Op grond van het zesde lid zijn administratieplichtigen verplicht hun administratie en de daartoe behorende gegevensdragers gedurende tien jaar te bewaren. Op grond van het tiende lid kunnen bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ten aanzien van administratieplichtigen met betrekking tot de wijze van het voeren en bewaren van de administratie en de daartoe behorende gegevensdragers, nadere regels worden gesteld.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van het Landsbesluit administratieve sanctie bij niet nakomen van fiscale verplichtingen (het Las; P.B. 2016, no. 23) wordt in deze regeling en de daarop berustende bepalingen onder ‘overtreding’ verstaan: het niet, dan wel niet op de voorgeschreven wijze, voldoen aan de verplichtingen van artikel 43, tweede tot en met negende lid, of artikel 44a, eerste tot en met zesde lid, dan wel niet voldoen aan het gestelde bij of krachtens artikel 43, tiende lid, of bij of krachtens artikel 44a, achtste lid.
Op grond van artikel 10, eerste lid, handelt de Inspecteur, als de controle autoriteit, een overtreding constateert als volgt:
a. bij een eerste constatering geeft de Inspecteur aan de overtreder terstond een schriftelijk waarschuwing;
b. bij een tweede constatering legt de Inspecteur aan de overtreder terstond een last tot herstel van de overtreding op;
c. bij een derde en daarop volgende constateringen alsmede bij het niet binnen de begunstigingstermijn herstellen van de overtreding, kan de Inspecteur aan de overtreder terstond een administratieve sanctie opleggen.
Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, bestaat de administratieve sanctie bij een vierde constatering: sluiting van de bedrijfslocatie voor zevenmaal 24 uur.
Op grond van artikel 13, eerste lid, vermeldt een administratieve sanctie onder meer de last tot herstel van de overtreding bedoeld in artikel 12 (onder c) en een omschrijving van de overtreding (onder d).
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Ministeriële regeling vaststelling prioriteiten uitvoering controle-autoriteit (de Ministeriële regeling) worden voor de uitvoering van de controle, door de controle-autoriteit, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Las, voor de naleving van de verplichtingen opgenomen in artikel 43, tweede tot en met negende lid, dan wel met de naleving van het gestelde bij of krachtens artikel 43, tiende lid, van de All, prioriteiten vastgesteld. Op grond van het tweede lid zijn die prioriteiten als nader vermeld onder a tot en met m, en worden die in deze volgorde uitgevoerd. Op grond van het derde lid is er sprake van een overtreding, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Las, indien de controle-autoriteit constateert dat de belastingplichtige niet voldoet aan een van de prioriteiten, bedoeld in het tweede lid.
2. Eiser exploiteert op de bedrijfslocatie een ‘minimarket’. Voorafgaande aan het bestreden besluiten heeft de controle-autoriteit tot driemaal toe een overtreding geconstateerd ter zake van de zo aangeduide fiscale verplichtingen. Verweerder heeft hem voor het eerst op 9 augustus 2016 voor het in strijd met artikel 44a, tweede lid, van de All niet uitreiken van een kassabon een schriftelijke waarschuwing gegeven, en hem vervolgens op 26 augustus 2016 voor het in strijd met artikel 43, zevende lid, van de All niet meewerken aan het ter inzage geven van gevorderde administratieonderdelen een last tot herstel opgelegd, waarbij hem een week de tijd is gegund om mee te werken aan het ter inzage geven van zijn administratie. Op 24 oktober 2016 heeft verweerder hem, voor de herhaalde overtreding artikel 43, zevende lid, de administratieve sanctie opgelegd van sluiting van de bedrijfslocatie voor drie maal 24 uur. Tegen de last tot herstel noch tegen de administratieve sanctie heeft eiser bezwaar of beroep aangetekend, zodat de rechtmatigheid van die beschikkingen in rechte vaststaat.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder vermelding van de eerdere waarschuwing, last tot herstel en administratieve sanctie, vastgesteld dat op 15 december 2016 een vierde overtreding heeft plaatsgevonden, dit maal van artikel 43, tweede en of zesde lid, van de All en omschreven als: “Belastingplichtige voldoet niet volledig aan de administratieplicht en/of bewaarplicht”.
3. Het Gerecht stelt voorop dat er gegeven de tekst van P.B. 2016, no. 23, onduidelijkheid zou kunnen bestaan over wat bij het Las als overtreding is gedefinieerd, nu in artikel I, zowel onder B als C, wijzigingen staan van artikel 1, onderdeel e, die echter van elkaar verschillen. Uit de Toelichting maakt het Gerecht op dat het de bedoeling van de regelgever is geweest dat de meest uitgebreide omschrijving zou gaan gelden, wat ook voor de hand ligt binnen het systeem van de betrokken regelgeving. Het is dan ook voldoende duidelijk dat de bepaling geacht moet worden te luiden zoals die hiervoor is weergegeven.
4. Eiser betoogt met succes dat in strijd met artikel 13, eerste lid, van het Las en het rechtszekerheidsbeginsel uit het bestreden besluit, noch uit het ter zake van de constatering van de overtreding hem ter hand gestelde ”Bezoek/Constatering sheet”, valt op te maken wat de feitelijke grondslag is, die verweerder aan zijn beweerdelijke overtreding van de administratie- en/of bewaarplicht ten grondslag heeft gelegd.
4.1
De omschrijving van de overtreding van de op eiser rustende administratieplicht bij het bestreden besluit laat geheel te raden welke geconstateerde feiten verweerder daaraan ten grondslag heeft gelegd. Pas uit het twee dagen voor de zitting ingediende verweerschrift blijkt dat verweerder eiser verwijt dat bij de betrokken controle inkoopfacturen zijn aangetroffen, die in het Chinees zijn geschreven, de naam van de leverancier niet vermelden, dan wel de naam van het bedrijf van eiser niet vermelden. Bij het verweerschrift zijn kopieën van de desbetreffende acht inkoopfacturen gevoegd.
4.2
De op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Las bij de administratieve sanctie te geven omschrijving van de overtreding moet naar het oordeel van het Gerecht meer inhouden dan een algemene aanduiding dat niet is voldaan aan de administratie- of bewaarplicht. Het rechtzekerheidsbeginsel vereist dat deze bepaling zo begrepen moet worden dat uit de administratieve sanctie de feitelijke grondslag moet blijken voor de verweten overtreding (eventueel door bijvoeging van het controlerapport). Het bestreden besluit voldoet niet aan die eis en moet reeds daarom worden vernietigd. Voor herstel van dit gebrek bestaat thans geen ruimte meer.
4.3
Het Gerecht merkt ten aanzien van de bij het verweerschrift vermelde overtredingen nog het volgende op.
Voor zover de inkoopfacturen in het Chinees zijn gesteld zou dit mogelijk een overtreding zijn van de verplichting op grond van artikel 43, derde lid, van de All dat de administratie gevoerd moet worden in het Nederlands, Papiaments, Engels of Spaans met gebruikmaking van de daarbij gebruikelijke cijfers. Echter die bepaling is niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Wat betreft de verwijten dat op de desbetreffende inkoopfacturen niet de naam van de leverancier dan wel die van het bedrijf van eiser staan vermeld, laat verweerder na te stipuleren op grond waarvan hij dat als schendingen van de administratieplicht aanmerkt.
5. De slotsom is dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
6. Het Gerecht veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser als na te melden. Verder zal het Gerecht het land Curaçao gelasten aan eiser het door hem voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van diens proceskosten in deze instantie tot bedrag van NAf 1.400,- (zegge: duizendvierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelasthet land Curaçao aan eiser te vergoeden het door hem voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig gulden).
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken te Curaçao in het openbaar op 16 januari 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.