In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam [naam], en de inspecteur der belastingen in Curaçao. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de eiser is opgelegd wegens het niet volledig voldoen aan de administratieplicht en/of bewaarplicht. De inspecteur had op 4 januari 2017 een sanctie opgelegd van tijdelijke sluiting van de bedrijfslocatie van de eiser voor zevenmaal 24 uur, na een constatering van overtredingen op 15 december 2016. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 november 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.J. Henriquez, zijn gronden van beroep toegelicht. De inspecteur, vertegenwoordigd door mr. V. Elisabeth en L. Overman, heeft een verweerschrift ingediend. Het Gerecht heeft overwogen dat de sanctie niet voldoende was onderbouwd, met name omdat de feitelijke grondslag van de overtreding niet duidelijk was gemaakt in het bestreden besluit. De inspecteur had in zijn verweerschrift pas op het laatste moment informatie verstrekt over de overtredingen, wat in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de omschrijving van de overtreding in het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en dat de sanctie daarom vernietigd moest worden. De eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en onderbouwde communicatie van de inspecteur bij het opleggen van sancties, vooral in belastingzaken.