In deze zaak heeft de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (verweerder) op 2 september 2016 de ontheffing van de eiseres, die zich bezighoudt met het verstrekken van microkredieten, ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op het feit dat eiseres, ondanks herhaalde aanmaningen, haar rapportageverplichtingen niet was nagekomen. Eiseres had eerder een ontheffing ontvangen, maar voldeed niet aan de voorwaarden die aan deze ontheffing waren verbonden, waaronder het tijdig indienen van jaarrekeningen en kwartaalrapportages. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking, maar het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 12 januari 2018 geoordeeld dat de intrekking rechtmatig was. Het Gerecht oordeelde dat de verweerder voldoende had aangetoond dat eiseres stelselmatig haar rapportageverplichtingen had geschonden en dat de intrekking van de ontheffing niet in strijd was met de rechtsbeginselen van zorgvuldigheid en evenredigheid. Eiseres had ook niet aangetoond dat verweerder in andere gevallen een minder strenge lijn had gevolgd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en de intrekking van de ontheffing bleef in stand.