ECLI:NL:OGEAC:2018:77

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
A.R. 79416/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en bewijsvoering omtrent instemming van de eiseres

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiseres, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. E.A. Knoppel en J.C. Meulens, heeft de gedaagde advocaat aangeklaagd. De procedure volgde op een eerder vonnis van 12 juni 2017, waarin voorshands was geoordeeld dat de gedaagde advocaat zonder instemming van de eiseres een strategiewijziging had doorgevoerd. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.L. Taylor, heeft geprobeerd tegenbewijs te leveren, maar is hierin niet geslaagd. Tijdens de getuigenverhoren, die plaatsvonden op 5 september en 18 oktober 2017, heeft de gedaagde verklaard dat er een gesprek had plaatsgevonden waarin de strategie was gewijzigd, maar de verklaringen van de eiseres en haar getuige stonden hier lijnrecht tegenover. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat de eerdere oordelen blijven staan. De eiseres heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op NAf 18.150, met wettelijke rente vanaf 23 juni 2016. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres zijn begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 216,50 aan oproepingskosten en NAf 4.000 voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2018 door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis
in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Curaçao,
gemachtigden: mr. E.A. Knoppel en J.C. Meulens,
eiseres,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Curaçao,
gemachtigde: mr. C.L. Taylor,
gedaagde.

1.Het verloop van de procedure

Na het vonnis van 12 juni 2017 zijn op 5 september 2017 op voordracht van gedaagde twee getuigen - onder wie gedaagde zelf - gehoord, en op 18 oktober 2017 op voordracht van eiseres nog twee getuigen - onder wie eiseres zelf. Van die zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt. Op 27 november 2018 hebben partijen ieder een conclusie na enquête genomen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij het vonnis van 12 juni 2017 is op grond van de daar onder 4.4 genoemde omstandigheden voorshands bewezen geoordeeld dat gedaagde in de procedure voor het Hof zonder instemming van eiseres de ontvangst door eiseres van de oproep voor de zitting van het Gerecht in eerste aanleg van 2 april 2014 heeft erkend. Gedaagde is bij dat vonnis toegelaten zijn stelling te bewijzen dat eiseres in een in het bijzijn van mr. [naam collega van gedaagde] gehouden gesprek voorafgaand aan het pleidooi bij het Hof van 4 november 2014 ermee heeft ingestemd dat gedaagde bij het pleidooi namens eiseres haar stelling zou laten varen dat zij niet voor de behandeling in eerste aanleg was opgeroepen.
2.2
Gedaagde is niet in zijn (tegen)bewijs geslaagd. Gedaagde is er niet in geslaagd het voorshands geleverde bewijs van het ontbreken van instemming van eiseres te ontkrachten. Voor gedaagdes stelling dat eiseres heeft ingestemd met de erkenning van de ontvangst van de oproep bestaat ook na de bewijslevering onvoldoende steun. Zijn verweer op dat punt kan dan ook niet slagen. Gedaagde heeft zelf als (partij)getuige verklaard dat in een gesprek waaraan gedaagde, eiseres en mr. [naam collega van gedaagde] deelnamen is besloten de strategie te wijzigen. Hiertegenover staat echter de verklaring van eiseres als (partij)getuige, die verklaart dat iets dergelijks niet is besproken, alsmede de getuigenverklaring van mr. [naam collega van gedaagde], die op dat punt in de kern in gelijke zin verklaart als eiseres.
2.3
Gelet op hetgeen reeds in het vonnis van 12 juni 2017 onder 4.6 tot en met 4.22 is overwogen voor het geval gedaagde niet in zijn tegenbewijs slaagt, welk geval nu aan de orde is, zal worden beslist als hierna omschreven.
2.4
De gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding van NAf 18.150 is toewijsbaar met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift.
2.5
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

3.De beslissing

Het Gerecht:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen NAf 18.150, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot heden begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 216,50 aan oproepingskosten en NAf 4.000 voor salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018.