In deze zaak heeft Oren Hydrocarbons Middle East FZCO (hierna: Oren) een kort geding aangespannen tegen Banco del Orinoco (hierna: de bank) met betrekking tot een bankgarantie die door de bank was verstrekt. De bankgarantie was afgegeven ten gunste van Oren in verband met een vordering op de Panamese vennootschap Corporación Naturgas S.A. De procedure begon met een verzoekschrift van Oren op 31 januari 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 maart 2018. De kern van het geschil was of Oren recht had op uitkering onder de bankgarantie, gezien de omstandigheden van de zaak en de voorwaarden die in de bankgarantie waren opgenomen.
De rechter heeft vastgesteld dat Oren een spoedeisend belang had bij de vordering, omdat er twijfels bestonden over de financiële positie van de bank. De bank had geweigerd uit te keren onder de bankgarantie, met het argument dat er nog geen definitieve uitspraak in de bodemprocedure was gedaan. De rechter oordeelde echter dat de bankgarantie een abstracte garantie was, wat betekende dat de bank verplicht was om te betalen onder de voorwaarden van de garantie, ongeacht de uitkomst van de bodemprocedure.
Uiteindelijk heeft de rechter de bank veroordeeld tot betaling van USD 1.202.019,57 en NAf 20.558,68 aan Oren, evenals buitengerechtelijke kosten. De bank werd ook veroordeeld in de proceskosten van Oren. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Oren direct recht had op de betaling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures die de bank zou kunnen instellen.