ECLI:NL:OGEAC:2018:59

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201700095
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens te late indiening en gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 april 2018 uitspraak gedaan over het beroep van een belanghebbende tegen een aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2014. De belanghebbende had op 24 maart 2016 een aanslag ontvangen en kwam op 25 augustus 2016 in bezwaar. De Inspecteur verklaarde het bezwaar op 25 november 2016 niet-ontvankelijk. Vervolgens diende de belanghebbende op 6 februari 2017 beroep in, wat na de wettelijke termijn van twee maanden was. De belanghebbende voerde aan dat haar geestelijke gezondheid, waaronder manische depressiviteit, haar had belet om tijdig beroep in te stellen. Het Gerecht oordeelde echter dat de geestelijke stoornis geen bijzondere omstandigheid vormde die de termijnoverschrijding rechtvaardigde. De belanghebbende had eerder maatregelen kunnen treffen om haar belangen te behartigen, zoals het inschakelen van iemand anders om haar beroepschrift in te dienen. Aangezien het beroep te laat was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden, verklaarde het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk. De proceskosten werden niet vergoed, en de uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, met de griffier M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 23 april 2018
BBZ nr. CUR201700095
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 24 maart 2016 over het jaar 2014 een aanslag
premies AOV/AWW opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 25 augustus 2016 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 25 november 2016 uitspraak op bezwaar gedaan en het
bezwaar niet- ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende is op 6 februari 2017 in beroep gekomen tegen de
uitspraak op bezwaar.
1.5
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting. In dat verband is op 16 maart 2018 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen [ A ] en belanghebbende is in persoon verschenen. Zij werd vergezeld door haar vader.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep

2.1
In artikel 31, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is bepaald dat de belanghebbende binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar in beroep kan komen bij het Gerecht. De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 25 november 2016. Het beroep is ingediend op 6 februari 2017, dat is na de termijn van twee maanden. Het beroep is dus te laat ingediend.
2.2
Ingevolge artikel 5, lid 4 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is die termijn niet verbindend als ten genoegen van het Gerecht wordt aangetoond dat de overschrijding daarvan door bijzondere omstandigheden is verhinderd. Belanghebbende heeft er in dat verband op gewezen dat zij sinds 2014 meerdere klachten van manische depressiviteit heeft gehad en daardoor ontregeld was in haar dagelijkse gang van zaken of om die reden opgenomen was. Als bewijs hiervoor heeft ze brieven bijgevoegd van behandelend artsen. Hieruit blijkt onder meer dat ze een bipolaire, schizo-affectieve stoornis heeft en als gevolg van crisissituaties sinds 2011 vier keer in [ KC] is opgenomen voor periodes van ca 1 tot 3 maanden: eenmaal in 2011, tweemaal in 2014 en in 2017 van 13 februari tot 7 april. In deze situatie is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 4 LBB. De genoemde oorzaken van de termijnoverschrijding doen zich volgens belanghebbende reeds gedurende langere tijd voor. Belanghebbende had dan ook tijdig maatregelen kunnen treffen ter behartiging van haar belangen en om die overschrijding te voorkomen. De eigen verantwoordelijkheid staat daarbij voorop. Belanghebbende had gedurende de ziekte iemand anders kunnen verzoeken om haar zaken te behartigen en voor haar een beroepschrift in te dienen of ze had zelf een pro forma beroepschrift in kunnen dienen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daartoe niet in staat is geweest.
2.3
Nu het beroepschrift te laat is ingediend en van een bijzondere omstandigheid die de te late indiening rechtvaardigt geen sprake is, is het beroep niet-ontvankelijk. Het Gerecht komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat om
de uitspraak te ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).