ECLI:NL:OGEAC:2018:5

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600481 en CUR201600482
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en dubbele belasting ter voorkoming met betrekking tot ABP-pensioen van ingezetene van Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een ingezetene van Curaçao en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die een pensioenuitkering ontving van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), was belast voor zijn totale wereldinkomen, inclusief het ABP-pensioen. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ, die hem eerder waren opgelegd. De Inspecteur had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.

Het Gerecht oordeelde dat de bezwaren van de belanghebbende ontvankelijk waren, aangezien deze tijdig waren ingediend. Inhoudelijk werd vastgesteld dat het ABP-pensioen, dat ook in Nederland belast werd, in de heffing van inkomstenbelasting in Curaçao moest worden betrokken. De Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) biedt regels voor de voorkoming van dubbele belasting, waarbij het recht om inkomstenbelasting te heffen over het ABP-pensioen aan Nederland toekomt. Curaçao moet echter een belastingvermindering verlenen op basis van het ABP-pensioen.

Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de aanslagen correct had vastgesteld en dat de verschuldigde inkomstenbelasting en premie AVBZ correct waren berekend. De uitspraak leidde tot de beslissing dat de aanslagen in stand blijven, maar dat de Inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.

Uitspraak

Uitspraak van 24 januari 2018
BBZ nrs. CUR201600481 en CUR201600482
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 oktober 2014 over het jaar 2011 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd van Naf. 104.863 respectievelijk Naf. 5.306. Gelijktijdig met de aanslag in de inkomstenbelasting is een verzuimboete van Naf. 500 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is tijdig op 24 december 2014 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 15 januari 2016 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren niet- ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende is op 19 februari 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroepschrift heeft belanghebbende een bedrag van Naf. 50 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 28 april 2016 verweerschriften ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2017 te Willemstad. Aldaar is verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur is met bericht van verhindering niemand verschenen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2
Belanghebbende (geboortedatum 1934) is ingezetene van Curaçao en heeft in het onderhavige jaar als onderdeel van zijn inkomen uit Nederland een pensioenuitkering ten bedrage van Euro 2.018 (Naf. 5.001) van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) genoten.
2.3
Belanghebbende heeft geen aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2011 ingediend.
2.4
De Inspecteur heeft voor het onderhavige jaar taxatieve aanslagen opgelegd en daarbij het belastbaar en premie-inkomen vastgesteld op Naf. 266.987. In de uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Naar aanleiding van ontvangen informatie uit Nederland en naar aanleiding van correspondentie van belanghebbende zijn het belastbaar en premie-inkomen eerst ambtshalve verminderd tot Naf.100.438 en daarna tot Naf. 87.372. Tot dit inkomen behoort het onder 2.2 vermelde ambtenarenpensioen van ABP. De op basis van dit inkomen door de Inspecteur berekende verschuldigde inkomstenbelasting en premie AVBZ bedragen Naf. 17.675 respectievelijk Naf. 1.401.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur op juiste wijze rekening gehouden heeft met de aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing met betrekking tot het ABP-pensioen van Naf. 5.001.
3.2
Belanghebbende meent van niet nu de Inspecteur het belastbaar- en premie-inkomen ten onrechte niet verminderd heeft met ABP-pensioen. Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat de Nederlandse regering zich op het standpunt heeft gesteld dat belastingheffing op uitkeringen door pensioenfonds exclusief aan Nederland zou toevallen. Dat betekent dat andere belastingheffende landen dit zouden dienen te erkennen en aldus aftrek ter voorkoming van dubbele belasting zouden moeten verlenen door het bedrag niet in het inkomen te begrijpen. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat zij op juiste wijze aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend voor het ABP-pensioen. De voorkoming van dubbele belastingheffing houdt niet in dat het ABP-inkomen afgetrokken moet worden van het belastbare inkomen, aldus de Inspecteur.
3.3
De verzuimboete is niet in geschil.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
De Inspecteur heeft in haar uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen en de boetebeschikking de bezwaren niet- ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelt hierover als volgt. Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) kan de belastingplichtige binnen twee maanden na dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking een bezwaar indienen bij de Inspecteur. Belanghebbende heeft op 24 december 2014 bezwaar aangetekend; dat is binnen de termijn van twee maanden. Dat betekent dat de bezwaren ontvankelijk zijn. In zoverre is het beroep reeds gegrond.
Inhoudelijk
4.2
Met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting oordeelt het Gerecht als volgt. Voor de heffing van inkomstenbelasting worden natuurlijke personen die in Curaçao wonen op grond van artikel 1 in verbinding met artikel 3 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB) belast voor hun totale wereldinkomen. Het is daarbij niet van belang, waar ter wereld dat inkomen is verkregen. Tot dit wereldinkomen behoort in het onderhavige geval het ABP- pensioen dat daarom in de heffing van inkomstenbelasting dient te worden betrokken.
4.3
Het ABP-pensioen wordt ook in Nederland belast zodat een situatie ontstaat van dubbele belastingheffing. De Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) bevat regels voor de voorkoming van dubbele belasting. Het recht inkomstenbelasting te heffen over het ABP-pensioen komt ingevolge artikel 17 van de BRK toe aan Nederland. Dit laat onverlet dat Curaçao de ABP-pensioen in de heffingsgrondslag van de inkomstenbelasting kan begrijpen. Om dubbele belasting te voorkomen moet van de zijde van Curaçao een tegemoetkoming (belastingvermindering) worden verleend. De wijze van tegemoetkoming wordt geregeld in artikel 24, eerste lid, van de BRK. Deze bepaling luidt als volgt:
“1. Het land van inwoning kan in het inkomen of vermogen begrijpen de bestanddelen welke ingevolge de voorgaande artikelen van deze afdeling mogen worden belast in een van de andere landen met dien verstande, dat op de berekende belasting een vermindering wordt toegepast welke gelijk is aan het bedrag dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat als het totaal van de bestanddelen, welke in laatstbedoeld land – anders dan uitsluitend ingevolge artikel 11, tweede en derde lid, artikel 12, tweede lid, en artikel 13, tweede lid – mogen worden belast, staat tot het totale belastbare inkomen of vermogen. Artikel 23 wordt daarbij in aanmerking genomen.”
4.4
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de BRK verleent Curaçao op de over het totale wereldinkomen berekende belasting een vermindering voor het ABP-pensioen die gelijk is aan het bedrag, dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat als het ABP-pensioen staat tot het totale wereldinkomen (het belastbare inkomen). De BRK verplicht Curaçao niet een verdergaande vermindering te verlenen dan in artikel 24, eerste lid, van de BRK is voorgeschreven.
4.5
Op grond van het vorenstaande kan de verschuldigde inkomstenbelasting als volgt berekend worden:
Belastbaar inkomen Naf. 87.372
Belasting over het inkomen Naf. 18.747
Belastingreductie (Naf. 5.001/Naf. 87.372) x 18.747 =
Naf 1.073 -/-
Verschuldigde belasting: Naf. 17.675
Dit bedrag stemt overeen met de door de Inspecteur vastgestelde inkomstenbelastingschuld (zie 2.4). Het gelijk is aldus aan de Inspecteur.
4.6
Met betrekking tot de aanslag premie AVBZ oordeelt het Gerecht als volgt. Het staat vast dat belanghebbende ingezetene is van Curacao. Hieruit volgt dat, nu gesteld noch gebleken is dat hij op grond van het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ niet verzekerd is of is vrijgesteld., hij tot de kring van verzekerden voor de AVBZ behoort en premieplichtig is in Curaçao (artikel 4 in verbinding met artikel 20 en 22 van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (LvAVBZ). Belanghebbende moet aldus premie betalen over zijn premie- inkomen. Daartoe behoort ook het genoten ABP-pensioen. Heffing van AVBZ blijft niet achterwege door het enkele feit dat belanghebbende over het ABP-pensioen in Nederland reeds premies volksverzekeringen heeft betaald. Het betoog van belanghebbende met betrekking tot de toepassing van de BRK gaat niet op nu de heffing van premie AVBZ buiten het toepassingsbereik van de BRK valt. Deze regeling heeft immers enkel betrekking op met name genoemde belastingen en niet op premies. Dit geldt evenzeer voor de nieuwe Belastingregeling Nederland Curaçao die overigens pas per 1 januari 2016 in werking is getreden.
4.7
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5.GRIFFIERECHT

Nu het beroep gegrond is dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

6.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslag in de inkomstenbelasting en premie AVBZ gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • handhaaft de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie AVBZ ten bedrage van Naf. 17.675 en Naf. 1.401 zoals deze door de Inspecteur na het instellen van het beroep zijn vastgesteld;
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van Naf. 50 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschrift zijn per post/per e-mail op …………………………………. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).