In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een ingezetene van Curaçao en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die een pensioenuitkering ontving van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), was belast voor zijn totale wereldinkomen, inclusief het ABP-pensioen. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ, die hem eerder waren opgelegd. De Inspecteur had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.
Het Gerecht oordeelde dat de bezwaren van de belanghebbende ontvankelijk waren, aangezien deze tijdig waren ingediend. Inhoudelijk werd vastgesteld dat het ABP-pensioen, dat ook in Nederland belast werd, in de heffing van inkomstenbelasting in Curaçao moest worden betrokken. De Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) biedt regels voor de voorkoming van dubbele belasting, waarbij het recht om inkomstenbelasting te heffen over het ABP-pensioen aan Nederland toekomt. Curaçao moet echter een belastingvermindering verlenen op basis van het ABP-pensioen.
Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de aanslagen correct had vastgesteld en dat de verschuldigde inkomstenbelasting en premie AVBZ correct waren berekend. De uitspraak leidde tot de beslissing dat de aanslagen in stand blijven, maar dat de Inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.