ECLI:NL:OGEAC:2018:47

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
CUR201701839 (voorheen AR 83225/2017)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering inzake onrechtmatige wetgeving bekostiging onderwijs en ontvankelijkheid in civiele en bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in een incident tot niet-ontvankelijkheid en een verzoek tot gevoegde behandeling. De zaak betreft een vordering van de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs op Curaçao (VPCO) tegen het Land Curaçao, waarbij VPCO stelt dat het Land niet ontvankelijk is in haar vordering omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Het Land betwist de ontvankelijkheid van VPCO en stelt dat de landsverordeningen een volledig bestuursrechtelijk rechtsbeschermingsstelsel bieden. VPCO verzoekt daarnaast om de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak te voegen met de civiele procedure, omdat beide zaken met elkaar verknocht zijn.

Het Gerecht overweegt dat de bevoegdheid van de civiele rechter niet ter discussie staat, maar dat de vraag of VPCO ontvankelijk is in haar vordering aan de orde is. Het Gerecht concludeert dat VPCO ontvankelijk is in haar vordering, omdat de beoordeling van de rechtmatigheid van de wetgeving en het bekostigingsmodel niet op vergelijkbare wijze kan plaatsvinden binnen het kader van een beroep bij de bestuursrechter. De vordering in het incident tot niet-ontvankelijkheid wordt afgewezen, en het Land wordt veroordeeld in de kosten van dit incident.

Wat betreft het verzoek tot gevoegde behandeling, oordeelt het Gerecht dat er geen aanleiding is voor een informele gevoegde behandeling van de civiele en bestuursrechtelijke zaak, omdat de bestuursrechtelijke procedure zich nog in een vroeg stadium bevindt. De vordering tot gevoegde behandeling wordt afgewezen, en VPCO wordt veroordeeld in de kosten van dit incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rolzitting voor beraad comparitie na antwoord, met verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN HET INCIDENT
op het verzoek tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van:
de openbare rechtspersoon
het
LAND CURAÇAO,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigden: mr. W.R. Flocker en mr. S. Vierbergen,
tegen
de
VERENIGING VOOR PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS OP CURAÇAO,
kantoorhoudende in Curaçao,
eiser in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
en
op het verzoek tot gevoegde behandeling met een bestuursrechtelijke zaak van:
de
VERENIGING VOOR PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS OP CURAÇAO,
kantoorhoudende in Curaçao,
eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
tegen
de openbare rechtspersoon
het LAND CURAÇAO,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigden: mr. W.R. Flocker en mr. S. Vierbergen,
Partijen worden hierna het Land en VPCO genoemd.

1.Het procesverloop in de incidenten

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift, op 6 juli 2017 ter griffie ingediend;
  • de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid tevens conclusie van antwoord, d.d. 4 december 2017;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens verzoek tot gevoegde behandeling met de bestuursrechtelijke procedure, d.d. 22 januari 2018;
  • de akte uitlating productie van het Land, d.d.19 februari 2018.
1.2.
Vonnis in beide incidenten is nader bepaald op heden.

2.De vordering in het incident

van het Land
2.1.
Het Land verzoekt VPCO niet ontvankelijk te verklaring in haar vordering. Volgens het Land is VCPO niet ontvankelijk, omdat de landsverordeningen waarop VPCO zich beroept in samenhang met de Landsverordening administratieve rechtspraak voorzien in een volledig bestuursrechtelijk rechtsbeschermingsstelsel dat VPCO had kunnen en daarom had moeten inroepen.
2.2.
VPCO betwist dat zij niet ontvankelijk is.
van VPCO
2.3.
VPCO verzoekt dat de behandeling van de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer CUR201700739 wordt gevoegd met deze civiele procedure. Volgens VCPO is deze kwestie er één met bestuursrechtelijke en civielrechtelijke accenten. Zij heeft daarom naast de onderhavige procedure tevens een bestuursrechtelijke procedure (bekend onder voormeld zaaknummer) ingesteld, om te voorkomen dat de rechter om formele redenen niet aan de beoordeling van het volledige onderliggende geschil toekomt.
2.4.
Het Land heeft in reactie daarop laten weten dat het gelet op hetgeen VCPO ter beoordeling aan de bestuursrechter heeft voorgelegd niet duidelijk is hoe VCPO zich voorstelt dat deze civiele zaak en de bestuursrechtelijke zaak door één en dezelfde rechter (civiel- en bestuursrecht) behandeld zou moeten worden.

3.De beoordeling

in het incident tot niet-ontvankelijkheid
3.1.
De bevoegdheid van de civiele rechter staat niet ter discussie. In geschil is de vraag of VCPO ontvankelijk is in haar vordering. Dat is niet het geval indien, kort gezegd, een met voldoende rechtswaarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang voor haar openstaat.
3.2.
Het Land heeft kort gezegd aangevoerd dat er in deze kwestie een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang bij de bestuursrechter bestaat aan wie VPCO de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen van het Land had kunnen voorleggen. Het Land heeft gesteld dat ten aanzien van alle besluiten inzake de jaarlijkse vaststelling van de bekostiging het bestuursrechtelijke rechtsbeschermingssysteem van de Landsverordening administratieve rechtspraak (de LAR) van toepassing is.
3.3.
Het Gerecht overweegt dat het Landsbesluit bekostiging onderwijs (hierna: het Landsbesluit), waarop de vordering van VCPO mede betrekking heeft, een besluit van algemene strekking is en als zodanig op grond van artikel 7 LAR jo. artikel 3 LAR niet vatbaar is voor beroep bij de bestuursrechter. VCPO meent dat dit Landsbesluit onrechtmatig is. Dit betekent op zichzelf nog niet dat de onrechtmatigheid van het Landsbesluit op geen enkele wijze ter toetsing aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd. De bestuursrechter heeft immers de mogelijkheid om algemeen verbindende voorschriften te toetsen aan regels van hogere orde en algemene rechtsbeginselen indien deze algemeen verbindende voorschriften ten grondslag zijn gelegd aan een besluit waarvan bij hem beroep openstaat. Die (zogenoemde exceptieve) toetsing laat echter onverlet dat de beoordeling door de bestuursrechter plaatsvindt binnen het kader van een beroep tegen een concrete beschikking. De vordering van VCPO zoals ingesteld in de onderhavige procedure heeft echter een veel bredere strekking. Zij stelt immers in het algemeen de rechtmatigheid van de op de bekostiging van onderwijs betrekking hebbende wetgeving aan de orde alsook de rechtmatigheid van de praktijk van het bekostigingsmodel. Niet gezegd kan worden dat deze beoordeling op vergelijkbare wijze kan plaatsvinden binnen het kader van een beroep bij de bestuursrechter tegen een op die wetgeving gebaseerde beschikking.
3.4.
Het voorgaande brengt mee dat VCPO ontvankelijk is in haar vordering in de hoofdzaak, zodat de vordering in het incident zal worden afgewezen. Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld.
in het incident tot gevoegde behandeling
3.5.
VCPO wenst een gevoegde behandeling van onderhavige zaak met de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer CUR201700739. In artikel 126 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is voor zover voor dit incident van belang bepaald dat in zaken die reeds tevoren voor een andere rechter zijn aanhangig gemaakt tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of indien het geschil aan een zaak verknocht is, verwijzing mag worden gevraagd naar die andere rechter. Met “andere rechter” in voormeld artikel wordt verstaan de burgerlijke rechter en niet de bestuursrechter. Weliswaar kan om proceseconomische redenen gekozen worden voor een informeel gevoegde behandeling van de beide zaken door een en dezelfde rechter, die dan zowel de civiele als bestuursrechtelijke zaak behandelt, maar daarvoor bestaat in dit geval geen aanleiding. De bestuursrechtelijke procedure bevindt zich immers nog slechts in het stadium van een fictieve weigering, terwijl de civiele zaak al inhoudelijk verder gevorderd is. De vordering ter zake zal daarom worden afgewezen.
3.6.
VCPO zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident aan de zijde van het Land worden veroordeeld, welke tot op heden zijn begroot op NAf 1.250,00 aan gemachtigdensalaris.
in de hoofdzaak
3.7.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad comparitie na antwoord.
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
in het incident tot niet-ontvankelijkheid
4.1.
wijst de vordering in het incident af;
4.2.
veroordeelt het Land in de kosten van dit incident aan de zijde van VCPO tot op heden begroot op NAf 1.250,00 aan gemachtigdensalaris
in het incident tot gevoegde behandeling
4.3.
wijst af het verzoek tot gevoegde behandeling;
4.4.
veroordeelt VCPO in de kosten van dit incident aan de zijde van het Land tot op heden begroot op NAf 1.250,00 aan gemachtigdensalaris;
in de hoofdzaak
4.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
maandag 9 april 2018 om 9:00uur voor beraad comparitie na antwoord
;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2018.
mbe