In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in een incident tot niet-ontvankelijkheid en een verzoek tot gevoegde behandeling. De zaak betreft een vordering van de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs op Curaçao (VPCO) tegen het Land Curaçao, waarbij VPCO stelt dat het Land niet ontvankelijk is in haar vordering omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Het Land betwist de ontvankelijkheid van VPCO en stelt dat de landsverordeningen een volledig bestuursrechtelijk rechtsbeschermingsstelsel bieden. VPCO verzoekt daarnaast om de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak te voegen met de civiele procedure, omdat beide zaken met elkaar verknocht zijn.
Het Gerecht overweegt dat de bevoegdheid van de civiele rechter niet ter discussie staat, maar dat de vraag of VPCO ontvankelijk is in haar vordering aan de orde is. Het Gerecht concludeert dat VPCO ontvankelijk is in haar vordering, omdat de beoordeling van de rechtmatigheid van de wetgeving en het bekostigingsmodel niet op vergelijkbare wijze kan plaatsvinden binnen het kader van een beroep bij de bestuursrechter. De vordering in het incident tot niet-ontvankelijkheid wordt afgewezen, en het Land wordt veroordeeld in de kosten van dit incident.
Wat betreft het verzoek tot gevoegde behandeling, oordeelt het Gerecht dat er geen aanleiding is voor een informele gevoegde behandeling van de civiele en bestuursrechtelijke zaak, omdat de bestuursrechtelijke procedure zich nog in een vroeg stadium bevindt. De vordering tot gevoegde behandeling wordt afgewezen, en VPCO wordt veroordeeld in de kosten van dit incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rolzitting voor beraad comparitie na antwoord, met verdere beslissingen aangehouden.