ECLI:NL:OGEAC:2018:391

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
500.00125/14
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord in penitentiaire inrichting op Curaçao met levenslange gevangenisstraf als gevolg

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 23 november 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van moord op een medegedetineerde, gepleegd op 30 juli 2012. De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, eiste een levenslange gevangenisstraf. De raadsvrouw van de verdachte, mr. M.J. Eisden, pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging betrof het opzettelijk doden van het slachtoffer met een vuurwapen, waarbij meerdere kogels werden afgevuurd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van getuigen en het bestuderen van bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen, heeft het Gerecht geoordeeld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De verdachte werd schuldig bevonden aan moord en kreeg een gevangenisstraf van 24 jaar opgelegd, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de dochter van het slachtoffer, voor de geleden schade.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00125/14
Uitspraak: 23 november 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1975 in de [geboorteplaats],
uit anderen hoofde gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Eisden, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit te veroordelen tot een levenslange gevangenisstraf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
MOORD CQ. DOODSLAG
dat hij op of omstreeks 30 juli 2012 te Curaçao opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden;
(artikel 2:262 en 2:259 jo 1:123 Wetboek van Strafrecht van Curaçao)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks30 juli 2012 te Curaçao opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk en
al dan nietna kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Een proces-verbaal van bevindingen van] verbalisant 1] werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, p.17 ev, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op 30 juli 2012 omstreeks 10:10 uur werd ik gedirigeerd naar de penitentiaire inrichting “Sentro di Detenshon i Korekshon Korsou” (hierna: SDKK). Ter plaatse ging ik naar huisblok 4. Op de vloer voor cel nummer 206 lag een man, met een bloot bovenlichaam, op zijn rechterzij in een grote plas bloed. Hij vertoonde geen teken van leven. De man bleek in leven te zijn: [slachtoffer], geboren op 17 maart 1976.

2. Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, p.19, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

Door de politiearts, dr Mozes, werd op 30 juli 2012 omstreeks 11:00 uur de dood van de man [slachtoffer] geconstateerd.

3. Een geschrift, te weten een sectieverslag (no. S-12-00048), opgemaakt en ondertekend door dr. J.A. van Raalte, arts en patholoog, voor zover inhoudende:
Op 31 juli 2012 heb ik een uit- en inwendige schouwing uitgevoerd op het lijk van [slachtoffer], geboren op 17 maart 1976 en overleden op 30 juli 2012.
[slachtoffer] werd getroffen door meerdere kogels.
Een schotwond in het achterhoofd waarvan de kogel door de hersenen ging, door de hersenstam en net boven het rechteroog onder de huid werd teruggevonden.
Een inschot in de hals links waarvan het schotkanaal liep naar het achterhoofdsgat in de schedel en de kogel in twee delen werd teruggevonden op de grens van het ruggemerg en de kleine hersenen.
Een inschot in de borst links die door het hartzakje ging waarbij de kogel werd teruggevonden naast de wervelkolom.
Een inschot in de linkeroksel waarbij de kogel is teruggevonden naast de wervelkolom.
Een inschot in de linkeroksel met een uitschot aan de rechterzijde.
De combinatie van bovenstaande schoten met twee schoten in de hersenen en een schot in het hart hebben geleid tot een directe dood.
4. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p.25 ev, voor zover inhoudende:
als verklaring van [getuige 1] afgelegd op 30 juli 2012:
De bijnaam van [slachtoffer] is [bijnaam slachtoffer]. Vanochtend heb ik gezien dat het slachtoffer [bijnaam slachtoffer] uit zijn cel kwam en naar de cel liep van [gedetineerde]. Op een gegeven moment is [bijnaam slachtoffer] teruggelopen. De moordenaar van [bijnaam slachtoffer] zat buiten voor zijn cel op een emmer toen [bijnaam slachtoffer] langs hem liep. Hij stond op en rende achter [bijnaam slachtoffer] aan, haalde een vuurwapen tevoorschijn en schoot op [bijnaam slachtoffer]. Het eerste schot raakte [bijnaam slachtoffer] in zijn achterhoofd. Hierna viel [bijnaam slachtoffer] op de grond en de schutter bleef op hem schieten. Nadat de schutter op [bijnaam slachtoffer] had geschoten gooide hij het vuurwapen, een revolver, op de grond en rende zijn cel in. Hij deed zijn celdeur op slot. De man die [bijnaam slachtoffer] heeft doodgeschoten is [bijnaam 1 verdachte]. Als u weet wie Lucifer in de Bijbel voorstelt dan weet u wie ik bedoel.
als mededeling van de verbalisanten:
Met Lucifer wordt bedoeld de duivel. De duivel is in de Spaanse taal: diablo”.
5. Een proces-verbaal van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken mr. J.G.M. Kroeze, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:

Nadat ik de schoten hoorde, hoorde ik [naam] schreeuwen: “[bijnaam 2 verdachte] a tira [bijnaam slachtoffer]”.

6. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p.41 ev, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 2] afgelegd op 30 juli 2012:

Ik ben gedetineerd in celnummer 212. Vandaag zag ik dat de schutter het slachtoffer van achteren in het hoofd schoot. Na het eerste schot viel het slachtoffer op de grond. Terwijl het slachtoffer op de grond lag bleef de schutter op hem schieten. Daarna rende de schutter naar zijn cel en heeft hij deze dichtgedaan. Het celnummer van de schutter is 203. De schutter is de man bijgenaamd “[bijnaam 2 verdachte]”.

7. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van het Korps Politie Curaçao, p. 46 ev, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 31 juli 2012 werd met de getuige [getuige 2] een fotoconfrontatie gedaan. Wij toonden aan [getuige 2] een fotosheet “B” met tien foto’s van verschillende personen. Op de foto genummerd met cijfer 7 is de afbeelding opgenomen van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Na het bekijken van de fotosheet wees de getuige [getuige 2] de persoon afgebeeld bij nummer 7 aan als de man bijgenaamd “[bijnaam 2 verdachte]” die hij in zijn verklaring noemde als de man die het slachtoffer [bijnaam slachtoffer] had doodgeschoten.
8. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p.70 ev, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3]:

Op 30 juli 2012 stond ik in celnummer 204 toen ik zag dat [bijnaam slachtoffer] voorbij liep naar de cel van Frailon. Na ongeveer twee minuten kwam [bijnaam slachtoffer] terug en voegde zich bij ons in cel nummer 204. Na ongeveer drie minuten liep ik naar buiten, gevolgd door [bijnaam slachtoffer]. Ik zag dat “[bijnaam 2 verdachte]” opstond vanaf een emmer die voor zijn celdeur stond en in onze richting begon te rennen. Toen hij dichterbij kwam strekte hij zijn rechterarm en richtte een vuurwapen op [bijnaam slachtoffer]. Ik zag dat “[bijnaam 2 verdachte]” een schot loste op het hoofd van [bijnaam slachtoffer]. [bijnaam slachtoffer] viel op de grond. Terwijl [bijnaam slachtoffer] op de grond lag vuurde “[bijnaam 2 verdachte]” nog ongeveer vier schoten af op [bijnaam slachtoffer]. Daarna gooide hij het vuurwapen, een revolver, naast [bijnaam slachtoffer] op de grond en rende naar zijn eigen cel, ging zijn cel in en deed de celdeur dicht.

9. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van het Korps Politie Curaçao, p. 74 ev, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

Op 29 augustus 2012 werd met de getuige [getuige 3] een fotoconfrontatie gedaan. Wij toonden aan [getuige 3] een fotosheet “C” met tien foto’s van verschillende personen. Na het bekijken van de fotosheet wees de getuige [getuige 3] de persoon afgebeeld bij nummer 5 aan als de man bijgenaamd “[bijnaam 2 verdachte]” die hij in zijn verklaring noemde als de man die het slachtoffer [bijnaam slachtoffer] had doodgeschoten.

10. Een proces-verbaal van bevindingen fotoconfrontatie van het Korps Politie Curaçao, p. 77 ev, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

Op 29 augustus 2012 werd met de getuige [getuige 3] een fotoconfrontatie gedaan. Wij toonden aan [getuige 3] een fotosheet “C” met tien foto’s van verschillende personen. Op de foto genummerd met cijfer 5 is de afbeelding opgenomen van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].

11. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p. 65 ev, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4]:

Ik ben beveiliger bij de SDKK. Op 30 juli 2012 hoorde ik een schot afgaan, gevolgd door vier opeenvolgende schoten. Ik ben naar huisblok 4 gegaan. Ik zag een man op de vloer voor cel nummer 206 liggen. Naast deze man lag een revolver. Ik heb dit vuurwapen veiliggesteld. Ik ben naar celnummer 203 gegaan. In die cel was een gedetineerde aanwezig. Van mijn collega’s heb ik vernomen dat die gedetineerde “[bijnaam 2 verdachte]” wordt genoemd. Toen wij op de bovenverdieping aankwamen was “[bijnaam 2 verdachte]” de enige gedetineerde die in zijn cel was opgesloten.

12. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek opgemaakt door [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, p.84 ev, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

Uit het lichaam van [slachtoffer] zijn vier kogels van het kaliber .38 verwijderd.

13. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p. 95 ev, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:

Ik heb onderzoek gedaan naar een revolver van het merk Llama, model Scorpio, kaliber .38 S&W SPL en 1 scherpe patroon van het kaliber .38 SPL. die op 30 juli 2012 in het onderzoek tegen [verdachte] zijn veiliggesteld. In het rondsel van de revolver zaten vijf hulzen.

14. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao van 10 oktober 2016 van bevinding camerabeelden (201610101130.AMB), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]:
Door ons zijn camerabeelden bekeken van een camera die is geplaatst in het cellenblok 4 van de SDKK. Het betreffen beelden van 30 juni 2012 rondom het tijdstip waarop een schietpartij had plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] is overleden. Op de beelden is het volgende te zien:
Om 00.08 tijd videobeeld (tv) loopt een man cel nummer 204 binnen;
Even later (tv 01.51) loopt een man in het wit gekleed cel 204 uit;
De in het wit geklede man wordt gevolgd door een man met bloot bovenlijf (tv 02.00);
Iemand begint van de naastgelegen cel te rennen in de richting van de twee mannen (tv 02.04). Het celnummer van deze naastgelegen cel is conform de plattegrond 203;
Als de rennende man bij hen aankomt valt de man met het ontbloot bovenlijf op de grond (tv 02.05 tot 02.10);
De man die eerder in de richting van de twee mannen rende rent terug naar cel 203 (tv 02.10);
De celdeur van cel 203 wordt gesloten.
15. Een proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, p. 109 ev, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte afgelegd op 30 juli 2012:

Ik ben gedetineerd in celnummer 203. Het is een eenmanscel. Ik zit daar alleen opgesloten.

Bewijsoverwegingen
Het Gerecht is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak omdat dat hij niet de schutter is geweest, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het Gerecht heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. De verklaringen van de getuigen zijn gedetailleerd, komen met elkaar overeen en worden bovendien ondersteund door de camerabeelden en het rapport van de patholoog.
De verdachte heeft met een vuurwapen op het achterhoofd van het slachtoffer geschoten. Nadat het slachtoffer ten gevolge hiervan is gevallen en op de grond lag, heeft de verdachte nog vier schoten afgelost op het slachtoffer. Deze handelwijze, kan naar het oordeel van het Gerecht niet anders worden aangemerkt dan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer te zijn gericht op de dood van het slachtoffer dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op levensbeëindiging. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat hier sprake is geweest van vol opzet.
De vraag die vervolgens aan het Gerecht ter beoordeling voorligt is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd (moord of doodslag). Daaromtrent overweegt het Gerecht het volgende.
Voor bewezenverklaring van moord is vereist dat voorbedachte raad bewezen kan worden. Voorop staat dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier heeft het Gerecht vastgesteld dat de verdachte zich van een vuurwapen heeft voorzien en hiermee, zittend op een emmer voor zijn cel, het slachtoffer heeft opgewacht. Toen het slachtoffer aan kwam lopen is de verdachte zonder iets te zeggen achter hem aan gelopen en heeft hij op het achterhoofd van het slachtoffer geschoten. Nadat het slachtoffer ten gevolge hiervan op de grond lag, heeft de verdachte nog vier schoten afgelost op het slachtoffer. Hierna is hij teruggegaan naar zijn cel.
Het Gerecht is van oordeel van oordeel dat uit voormelde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kan worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Hieruit blijkt immers dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van enig aanknopingspunt dat de verdachte zou hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is niet gebleken.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is de
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft het slachtoffer, medegedetineerde [slachtoffer], in de gevangenis doodgeschoten. Hij heeft hiermee op zeer gewelddadige wijze het leven van een ander beëindigd en het slachtoffer het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Het verlies van het leven is onomkeerbaar en leidt over het algemeen tot enorm verdriet en levenslang gemis bij de naasten van het slachtoffer. De dochter van het slachtoffer heeft hier ter terechtzitting op niet mis te verstane wijze uitdrukking aan gegeven. De verdachte heeft bovendien geen opening van zaken gegeven, waardoor de nabestaanden van het slachtoffer niet weten wat de achtergrond is van de dood van hun dierbare. Dit maakt het onbegrip hiervoor en daarmee het verdriet voor hen des te groter en zal hun verwerkingsproces niet bevorderen.
Dergelijke misdrijven zijn voorts uitermate schokkend voor de rechtsorde en dat geldt in het onderhavige geval temeer nu de verdachte het feit heeft gepleegd in de gevangenis waar hij was gedetineerd wegens een veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf wegens (onder meer) een eveneens met voorbedachte rade gepleegde levensberoving.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van zeer lange duur.
De gedingstukken geven het Gerecht aanleiding te onderzoeken of het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van de verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Het Gerecht stelt de redelijke termijn in dit geval op twee jaren van de aanvang op 20 juli 2012 tot de afronding met een eindvonnis. Bij dit oordeel heeft het Gerecht rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van de verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak, de vraag of de verdachte al dan niet preventief is gedetineerd en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In het onderhavige geval is de redelijke termijn met ruim vier jaren en derhalve in aanzienlijke mate overschreden. Het Gerecht vindt in deze forse termijnoverschrijding aanleiding een lagere straf op te leggen dan het zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het Gerecht hierop een korting van 1 jaar toepassen.

Schadevergoeding

De benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, welke door het Gerecht wordt opgevat als een vordering van de dochter van het slachtoffer, [benadeelde 1], en haar grootmoeder van moederszijde, [benadeelde 2], tevens haar wettelijke vertegenwoordiger. Deze bedraagt totaal NAf 50.000,00.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 5.289,15 (te weten NAf 5.189,15 voor begrafeniskosten en NAf 100,00 voor overlijdensadvertentiekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2012.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partijen kunnen daarom niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De proceskosten van de benadeelde partij [benadeelde 2] zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
24 (vierentwintig) jaren;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 5.289,15 (zegge: vijfduizend tweehonderdnegenentachtig gulden en vijftien cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2012 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 5.289,15 (zegge: vijfduizend tweehonderdnegenentachtig gulden en vijftien cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2012 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides, en op 23 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het einddossier van het Korps Politie Curaçao met de onderzoeksnaam “[bijnaam slachtoffer]”. De penitentiaire inrichting “Sentro di Detenshon i Korekshon Korsou” is gelegen in Curaçao.