ECLI:NL:OGEAC:2018:390

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
500.00606/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van wapen en munitie in Curaçao met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 20 juni 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 december 2017 in Curaçao werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 23 maart en 20 juni 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moeniralam. De officier van justitie, mr. R.A. Koert, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest en onttrekking van de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte niet de eigenaar was van de aangetroffen tas met vuurwapens.

Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van verbalisanten van de Kustwacht, concludeerde het Gerecht dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het Gerecht legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van illegale vuurwapens. De in beslag genomen vuurwapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door zittingsgriffier R.A. Caupain.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00606/17

Uitspraak: 20 juni 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2018 en 20 juni 2018. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moeniralam, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ze heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 3 december 2017 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
  • een pistool (van het merk Glock model 22, kaliber .40); en/of
  • een pistool (van het merk Ruger model P95 van het kaliber 9x19mm; serienummer [wapennummer]); en/of
  • een pistool (van het merk Sarsilmaz model B6C; kaliber 9mm Parabellum; serienummer [wapennummer]), in elk geval één of meerdere vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930; en/of
  • 9 patroonhouders,
althans onderdelen van vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930; en/of
40 scherpe patronen (van het kaliber 9mm en het kaliber .40), in elk geval munitie in de zin van de vuurwapenverordening 1930;
(
Artikel 3 en/of 5 jo artikel 11 Vuurwapenverordening 1930).
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks3 december 2017 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad:
  • een pistool
  • een pistool
  • een pistool
  • 9 patroonhouders,
althans onderdelen van vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930; en
/of
40 scherpe patronen
(van het kaliber 9mm en het kaliber .40
), in elk geval munitie in de zin van de vuurwapenverordening 1930.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1.Op 3 december 2017 omstreeks 02:13 uur, werden de verbalisanten van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied
[verbalisant kustwacht 1], [verbalisant kustwacht 2] en [verbalisant kustwacht 3] samen met hun collega kustwachters [kustwacht medewerker 1], [kustwachtmedewerker 2], [kustwacht medewerker 3] en [kustwacht medewerker 4] naar aanleiding van een melding van het RCC gedirigeerd naar een waargenomen contact op zee dat Curaçao vanuit het zuiden ter hoogte van [naam baai] naderde. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant[verbalisant kustwacht 1]
, als bestuurder van het kustwacht patrouillevaartuig, besloot om vanaf onze positie, Marinebasis Parera, direct onder aansturing van het RCC richting voormeld contact te varen.
Omstreeks 02:15 uur werden wij onder coördinatie en aansturing van het RCC, dat ons heeft bericht dat het contact volgens hun walradarbeelden aan land was gekomen, gedirigeerd naar het radarcontact dat zich op dat moment vanuit het gebied van de [naam baai] in zuidelijke richting verplaatste en zich op ongeveer één mijl uit de kust bevond.
Om 02:27 uur voeren wij richting het radar contact dat wij op dat moment visueel hadden. Het bleek een onverlicht donkerblauw vaartuig van het type Yola met twee personen aan boord. Kustwachter [kustwacht medewerker 1] en verbalisant [verbalisant kustwacht 2] stapten aan boord van het vaartuig. Verbalisanten [verbalisant kustwacht 1] en [verbalisant kustwacht 3] en kustwachters [kustwacht medewerker 2], [kustwacht medewerker 3
] en [kustwacht medewerker 4] voeren op aansturing van het RCC richting de kust, waar volgens de radarbeelden het vaartuig aan land was gegaan.
Omstreeks 04:19 uur werden door de kustwachters die vanaf het land met een kustwachtvoertuig richting de aanlandingsplek waren gereden, vier mannen en één vrouw in de bosschages tussen de aanlandingsplek en het bedrijf [naam bedrijf] aangetroffen.
De verdachte werd door verbalisant [verbalisant kustwacht 3] in gehurkte houding schuilend in de bosjes aangetroffen. Tijdens onderzoek bleek de verdachte in het bezit te zijn van een blauwe tas waarin drie vuurwapens, 1 vuurwapen van het merk Glock, 1 vuurwapen van het merk Ruger en 1 vuurwapen van het merk Sarsilmaz, met 9 patroonhouders waterdicht en geladen verpakt zaten, waarvan 4 patroonhouders met scherpe patronen waren gevuld.
Omstreeks 04:21 uur werd de verdachte genaamd, [verdachte] door verbalisant [verbalisant kustwacht 3] aangehouden.” [2]
2.Bij het aanvullend proces-verbaal (dat niet is gedagtekend) heeft verbalisant [verbalisant kustwacht 3] 4 foto’s toegevoegd. Op de foto’s is een blauwe tas/zak te zien. Hij heeft voorts het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, heb de verdachte als enige persoon in het bosschage aangetroffen. De andere personen werden in een andere bosschage aan de andere kant van het pad op ongeveer tien meter afstand van de verdachte aangetroffen. Bij het aantreffen van de verdachte zag ik, verbalisant, een donkerkleurig object vallen, dat op het lichaam van de verdachte was gezien. Ik zag dat dit donkerkleurig object na het schijnen met mijn zaklamp, een blauwe stoffen tas meer op een bundel lijkend, betrof. Na het openscheuren van de stoffen tas troffen we de vuurwapens en patroonhouders aan. Deze waren in waterdicht plastic folie verpakt. Deze blauwe tas werd op het terrein van de [naam bedrijf] achtergelaten. De zwarte plastic tas waarin de vuurwapens en patroonhouders werden opgeborgen, is om praktische redenen gebruikt.” [3]
3.Door verbalisant [verbalisant 1] werd een proces-verbaal van bevinding overdracht in beslag genomen goederen opgemaakt. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Door [hoofdinspecteur], hoofdinspecteur bij Korps Politie Curaçao, werd een zwartkleurige plastic zak met inhoud aan mij overhandigd. Na een ingesteld onderzoek door [inspecteur], inspecteur van politie van het Forensische afdeling, werden de navolgende voorwerpen aangetroffen:
- 1 pistool van het merk Glock model 22, kaliber .40, met bijbehorende patroonhouder;
- 1 pistool van het merk Ruger model P95 van het kaliber 9x19 mm, voorzien van het serienummer [wapennummer] met bijbehorende patroonhouder;
- 1 pistool van het merk Sarsilmaz model B6c kaliber 9 mm Parabellum voorzien van het serienummer [wapennummer] met bijbehorende patroonhouder;
- 2 patroonhouders bijbehorende aan het pistool Sarsilmaz (beiden leeg). ” [4]
4.Geschrift, te weten een aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie, inhoudende:
“Datum inbeslagname: 3 december 2017.
Verbalisant: [verbalisant kustwacht 3].
Afdeling: Kustwacht.
Verdachte: [verdachte].
Vier patroonhouders. Merk/model: Tanfoglio, Glock en onbekend. Kaliber 9 mm luger en .40 S&W.
Munitie: Ja. Aantal: 40.” [5]
5.Door verbalisant [verbalisant 2], werkzaam bij het Team Forensische Opsporing (hierna: TFO) werd onderzoek ingesteld naar het hiervoor omschreven pistool van het merk Glock:
“Aangeboden voor onderzoek: een pistool van het merk Glock model Glock 22 van het kaliber .40 mm, waarvan het serienummer mechanisch is geradeerd.
Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te vuren. De werking van het pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Met voornoemd vuurwapen werden twee scherpe patronen van het kaliber .40 vanuit het munitie voorraad proef geschoten.
Bedoeld pistool werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.” [6]
6.Door verbalisant [verbalisant 3], werkzaam bij het TFO werd onderzoek ingesteld naar het hiervoor omschreven pistool van het merk Ruger:
“Aangeboden voor onderzoek: een pistool van het merk Ruger model P95 van het kaliber 9mm luger, voorzien van het serienummer [wapennummer]. Het pistool is voorzien van een bijbehorende patroonhouder.
Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te vuren. De werking van het pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Met voornoemd vuurwapen werd met twee munitie die bewaard zijn in de opslagruimte van het TFO proef geschoten.
Bedoeld pistool werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.” [7]
7.Door verbalisant [verbalisant 3], werkzaam bij het TFO werd onderzoek ingesteld naar het hiervoor omschreven pistool van het merk Sarsilmaz:
“Aangeboden voor onderzoek: een pistool van het merk Sarsilmaz model B6C van het kaliber 9 mm luger, voorzien van het serienummer [wapennummer]. Het pistool is voorzien van drie bijbehorende patroonhouders.
Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te vuren. De werking van het pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Met voornoemd vuurwapen werd met twee munitie die bewaard zijn in de opslagruimte van het TFO proef geschoten.
Bedoeld pistool werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.” [8]
Bewijsmiddelverweer
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De verdachte ontkent stellig dat de blauwe tas, waarin de vuurwapens en munitie volgens de betrokken verbalisant(en) zijn aangetroffen, van hem was. Deze blauwe tas is niet voor onderzoek ter beschikking gesteld en kan dus ook niet op dna-sporen worden onderzocht. Verder kan niet worden vastgesteld dat de aangetroffen wapens uit voormelde tas afkomstig zijn, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant kustwacht 3], van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat het niet is gedagtekend en niet over een procesnummer beschikt. De inhoud van dit aanvullend proces-verbaal moet bovendien als onvoldoende betrouwbaar terzijde worden gesteld, omdat het op cruciale punten verschilt van de getuigenis die de verbalisant bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De stelling van de verdediging dat het aanvullend proces-verbaal van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat dit niet is gedagtekend en niet over een proces-nummer beschikt, vindt geen steun in het recht. Wel is het zo dat de inhoud van dit proces-verbaal slechts als schriftelijk bescheid kan bijdragen aan het bewijs (HR 16 januari 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ2481). De inhoud heeft het Gerecht daarom slechts laten gelden in verband met de andere bewijsmiddelen. Dat volgens de verdediging het proces-verbaal ook buiten beschouwing moet blijven omdat de inhoud onbetrouwbaar is, daartoe ziet het Gerecht geen reden. Het Gerecht constateert dat het aanvullend proces-verbaal een aanvulling is op het proces-verbaal van 3 december 2017 waarin wordt gerelateerd dat de verdachte door verbalisant [verbalisant kustwacht 3] in de bosjes werd aangetroffen en dat tijdens het onderzoek bleek dat de verdachte in het bezit was van een blauwe tas met daarin vuurwapens en munitie. Ter aanvulling is vervolgens aangegeven dat de verdachte als enige persoon in het desbetreffende bosje stond en dat de andere personen in een bosje werden aangetroffen aan de andere kant van het paadje. Bij het aantreffen van de verdachte, zag de verbalisant een donkerkleurig object welke op het lichaam van de verdachte was, op de grond vallen. Bij bijschijnen met een zaklamp zag de verbalisant dat het om een blauwe stoffen tas ging, ”meer op een bundel lijkend”. Daarin zaten vuurwapens met patroonhouders, verpakt in waterdicht plastic folie. De blauwe tas heeft de verbalisant opengescheurd om zo snel mogelijk na te kunnen gaan wat de inhoud ervan was. De tas werd achtergelaten op het terrein. De verbalisant geeft nog aan dat bij de actie waarbij de verdachte werd aangehouden de veiligheid voorop stond, zeker na het aantreffen van de wapens, en niet het zorgvuldig vergaren van bewijsmateriaal. De zwarte tas/zak waarin de wapens aan het TFO zijn overhandigd, heeft geen link met het feit of de verdachte, aldus de verbalisant. Bij de rechter-commissaris heeft de betrokken verbalisant later verklaard dat hij iets had zien vallen op het moment dat hij de verdachte uit de bosjes haalde. Hij hield de verdachte vast op het moment dat hij iets liet vallen. Dat was de blauwe tas waarin de drie pistolen zaten. Toen zijn collega’s de verdachte vasthielden ging hij in de bosjes kijken en zag de zak liggen, een halve meter van de plek waar de verdachte eerder gehurkt had gezeten. In tegenstelling tot de verdediging ziet het Gerecht geen tegenstrijdigheden in de verklaringen van de betrokken verbalisant en acht het Gerecht de inhoud van het het aanvullend proces-verbaal betrouwbaar.
De verweren worden verworpen.
Aan de hand van de bewijsmiddelen kunnen dan ook de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld. Op 3 december 2017 werden kustwachters naar een waargenomen contact op zee gedirigeerd, dat Curaçao ter hoogte van [naam baai] naderde. De kustwachters werden nadien bericht dat het contact aan land was gekomen, dat het zich vanuit het gebied van de [naam baai] in zuidelijke richting verplaatste en zich ongeveer één mijl uit de kust bevond. Vervolgens voeren de kustwachters richting het contact, alwaar ze een onverlicht vaartuig met twee personen aan boord aantroffen. Aan land werden vijf personen, waaronder de verdachte, aangetroffen. Deze personen bevonden zich allemaal in een gebied tussen de aanlandingsplek en het bedrijf [naam bedrijf]. Door verbalisant [verbalisant kustwacht 3] is gezien hoe een donkerkleurig object dat op het lichaam van de verdachte was op de grond viel. Nadat de verbalisant met zijn zaklamp scheen zag hij dat het donkerkleurige object een blauwe stoffen tas was. Bij het openscheuren van deze tas werden drie vuurwapens, negen patroonhouders en munitie aangetroffen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte 3 vuurwapens, 9 patroonhouders en 40 patronen voorhanden heeft gehad.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de omstandigheid dat de verdachte bij zijn aanhouding is mishandeld moet leiden tot strafvermindering. Voorts zou de omstandigheid dat de genoemde blauwe tas en de wapens niet voor onderzoek ter beschikking zijn gesteld eveneens tot strafvermindering moeten leiden nu de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om zijn onschuld aan te tonen. Verder heeft de raadsvrouw gewezen op de strafvorderlijke richtlijn van het openbaar ministerie en meent dat op grond daarvan een kortere gevangenisstraf dan geëist zou moeten volgen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het dossier bevat geen aanwijzingen van letsel bij de verdachte. Verdachte heeft geen klacht ingediend bij het bevoegd gezag en heeft geen aangifte gedaan. Het Gerecht kan zich voorstellen dat de aanhouding van de verdachte niet op een zachtzinnige wijze is gebeurd, gelet op de door de verbalisant beschreven situatie dat er in het donker naar meerdere personen werd gezocht, dat er wapens waren aangetroffen en dat er de mogelijkheid van nog meer wapens bestond. Nu het dossier echter geen aanwijzingen bevat dat er sprake was van disproportioneel geweld, ziet het Gerecht geen aanleiding voor strafvermindering.
De omstandigheid dat de blauwe tas en de wapens niet voor onderzoek zijn aangeboden, geeft het Gerecht evenmin aanleiding om tot strafvermindering over te gaan. Het Gerecht acht het niet waarschijnlijk dat een stoffen tas voor onderzoek bruikbaar zou zijn geweest. Zou er al onderzoek op de wapens verricht had kunnen worden, is verder een eventuele uitkomst dat daarop geen dna van de verdachte zit, niet doorslaggevend, aangezien het strafrechtelijke verwijt is dat de verdachte wapens voor handen heeft gehad, en dus niet dat hij eigenaar/gebruiker is van de wapens. Door het achterwege blijven van het gewenste onderzoek is de verdediging dan ook niet in de belangen geschaad.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, met daarvoor geschikte patroonhouders en munitie. De illegale handel in vuurwapens is maatschappelijk onaanvaardbaar. Het veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de Curaçaose samenleving. Dergelijke wapens verdwijnen in het zwarte circuit en worden regelmatig gebruikt voor allerlei criminele activiteiten.
Het Gerecht rekent de verdachte dat zwaar aan en is gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde van oordeel dat slechts een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Het Gerecht houdt bij de hoogte van de op te leggen straf rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het dragen van een vuurwapen (in een tas) op straat, levert al snel een gevangenisstraf op van rond de twee jaar. In het onderhavige geval wegen als strafverhogende factoren mee dat het bij zich dragen in de nachtelijke uren plaatsvond, dat de wapens binnen handbereik waren en dat het om meerdere wapens gaat. Het Gerecht is van oordeel dat de gevorderde gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden is.
In de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, inhoudende de algemene situatie in Venezuela, het hebben van een gezin en het eerder hebben gewerkt in Curaçao, ziet het Gerecht geen aanleiding voor strafvermindering.
In beslag genomen voorwerpen
De vuurwapens, patroonhouders en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen zijn met betrekking tot het bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten drie pistolen, negen patroonhouders en 40 scherpe patronen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 20 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het relaas proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 11 januari 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20180111.1014 en de onderzoeksnaam “Fuik”.
2.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 december 2017, bijlage 01, in combinatie met proces-verbaal van voorgeleiding d.d.4 december 2017 waarin is vermeld dat per abuis was opgenomen dat 6 patroonhouders werden aangetroffen.
3.Schriftelijk bescheid, te weten een niet gedagtekend aanvullend proces-verbaal met bijlagen.
4.Proces-verbaal van bevinding d.d. 4 december 2017.
5.Schriftelijk bescheid, te weten een aanbiedingsbrief d.d. 3 december 2017, bijlage 07.
6.Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 15 maart 2018.
7.Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 17 maart 2018.
8.Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 17 maart 2018.