In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994 op Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 januari 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V. Awadhpersad, en de officier van justitie, mr. H. Oppe, eiste een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal van een Toyota, waarbij gebruik was gemaakt van een valse sleutel. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de diefstal van het voertuig, dat op 13 augustus 2017 te Curaçao was weggenomen.
Tijdens de rechtszittingen op 4 december 2017 en 19 januari 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De verdediging voerde aan dat het verdedigingsrecht van de verdachte was geschonden, omdat hij voorafgaand aan zijn tweede verhoor niet in de gelegenheid was gesteld om een raadsman te raadplegen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte onder druk was gezet en dat de verklaring die hij tijdens het tweede verhoor had afgelegd, niet als bewijs kon worden gebruikt. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de autodiefstal.
Uiteindelijk sprak het Gerecht de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak benadrukte het belang van het recht op rechtsbijstand en de gevolgen van normschendingen in het strafproces.