ECLI:NL:OGEAC:2018:38

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201400006, CUR201400008 t/m CUR20140010 en CUR201400515
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • mr. D.J. Jansen
  • mr. J. Sap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren tegen aanslagen winstbelasting en boete voor niet tijdige indiening

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over de bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2007 tot en met 2009 en 2011, alsook tegen een boete voor het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2012. De bezwaren zijn ingediend buiten de wettelijke termijn van twee maanden, zoals voorgeschreven in artikel 29, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat zij redelijkerwijs niet in staat was om de termijn in acht te nemen, ook al woonde zij in het buitenland en was het bedrijf niet actief. De verantwoordelijkheid voor tijdige indiening ligt bij belanghebbende, ongeacht haar woonplaats.

Wat betreft de boete voor het jaar 2012, deze is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Het Gerecht bevestigt dat belanghebbende verantwoordelijk is voor de tijdige indiening, ook al was zij niet woonachtig op het eiland. De boete is aanvankelijk vastgesteld op Naf. 2.500, maar het Gerecht heeft deze gematigd tot Naf. 500, rekening houdend met het feit dat het bedrijf nooit actief is geweest en er al eerder verzuimboetes waren opgelegd.

De beslissing van het Gerecht is als volgt: het beroep tegen de aanslagen voor de jaren 2007 tot en met 2009 en 2011 wordt ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de boete voor het jaar 2012 gegrond wordt verklaard. De uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete wordt vernietigd en de boete wordt verminderd tot Naf. 500. Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2018.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2018
BBZ nrs. CUR201400006, CUR201400008 t/m CUR20140010 en CUR201400515
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 26 juni 2009 (2007), 25 juni 2010 (2008), 15 juli 2011 (2009), 25 juni 2013 (2011) en 27 juni 2014 (2012) naheffingsaanslagen winstbelasting en boetes opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 15 augustus 2014 tegen de boetebeschikkingen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 31 oktober 2014 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2011 niet- ontvankelijk verklaard en voor het jaar 2012 de aanslag en de boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 17 december 2014 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 7 februari 2018 een verweerschrift over de jaren 2007 tot en met 2009, 2011 en 2012 ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband is op 9 februari 2018 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen [ A ]. Namens belanghebbende is, met bericht van verhindering, niemand verschenen.
1.7
De Inspecteur heeft schriftelijk toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.
1.8
Op 9 februari 2018 heeft belanghebbende een e-mail aan het Gerecht gestuurd waarin staat dat hij zelf niet aanwezig kan zijn bij de zitting en dat zijn punten bekend zijn bij de rechter. Uit het schrijven maakt het Gerecht op dat belanghebbende hiermee toestemming geeft voor het doen van een uitspraak.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is geregeld dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
De bezwaren tegen de aanslagen winstbelasting over de jaren 2007 tot en met 2009 en 2011 zijn buiten de wettelijke termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 29, lid 1, van de ALL ingediend. De bestuurder van belanghebbende heeft gesteld dat hij niet binnen de normale termijn bezwaar kon maken omdat hij niet op het eiland woonde en niets wist over de procedure van stopzetting van het niet-actieve bedrijf bij de Kamer van Koophandel. Belanghebbende heeft hiermee naar het oordeel van het Gerecht niet aangetoond dat zij redelijkerwijze niet in staat was de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslagen, in acht te nemen. Belanghebbende is en blijft verantwoordelijk voor de tijdige indiening van de aangifte, ook al woont ze in het buitenland en kent ze de regels niet. Het Gerecht acht de overschrijding dan ook niet verschoonbaar, zodat de Inspecteur de bezwaren terecht niet- ontvankelijk heeft geacht. Het beroep is derhalve ongegrond. Nu de bezwaren niet-ontvankelijk zijn, komt het Gerecht niet toe aan een inhoudelijke behandeling.
Boete 2012
2.3
De boete voor het jaar 2012 is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting. Ingevolge artikel 15, lid 4 ALL moest belanghebbende vóór 1 juli 2013 haar definitieve aangifte winstbelasting over 2012 indienen. Belanghebbende heeft verdedigd dat zij de aangifte niet op tijd heeft ingediend omdat zij niet woonachtig op het eiland was en het bedrijf niet actief was. Zoals het Gerecht hiervoor heeft overwogen is belanghebbende verantwoordelijk voor de tijdige indiening van de aangifte, ook al woont de bestuurder in het buitenland. Van afwezigheid van alle schuld is dan ook naar het oordeel van het Gerecht geen sprake, zodat , nu de aangifte buiten de wettelijke termijn is ingediend, de Inspecteur terecht een verzuimboete heeft opgelegd. De Inspecteur heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 19, lid 1 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) in samenhang met artikel 4.6, lid 2 van de Ministeriële Regeling Formeel Belastingrecht, een boete opgelegd van Naf. 2.500 (na vermindering in de beroepsfase) behorend bij een tweede verzuim. Het Gerecht ziet in de omstandigheid dat het bedrijf nooit actief is geweest en dat in de periode 2007 tot en met 2011 reeds een hoog bedrag aan verzuimboetes is opgelegd, reden om de boete te matigen tot Naf. 500. Het Gerecht acht die boete passend en geboden.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep voor wat betreft de jaren 2007 tot en met 2009 en 2011 ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen de boete voor het jaar 2012 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete;
  • vermindert de boete tot Naf. 500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. D.J. Jansen en mr. J. Sap, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift zijn per post/per e-mail op …………………………… aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).