In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen verzoeker, een werknemer van de naamloze vennootschap Kompania di Distribushon di Awa i Elektrisidat di Korsou (Kodela) N.V., en zijn werkgever. Verzoeker was sinds 15 maart 2009 in dienst als Technician Inspection & Operations en werd op 28 november 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat verzoeker onrechtmatig had gehandeld door een installatie goed te keuren die niet voldeed aan de geldende normen, wat leidde tot het verlies van vertrouwen in verzoeker.
De procedure begon met een niet ontvankelijkheidsverweer van de werkgever, maar verzoeker werd ontvankelijk verklaard. Tijdens de behandeling op 8 februari 2018 zijn beide partijen verschenen, en de gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht. De werkgever voerde aan dat er dringende redenen waren voor het ontslag, terwijl verzoeker betwistte dat er sprake was van een dringende reden en verzocht om zijn loon uitbetaald te krijgen.
Het Gerecht oordeelde dat voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet een dringende reden vereist is. De werkgever heeft aangetoond dat verzoeker niet deugdelijke inspecties heeft uitgevoerd, wat leidde tot de conclusie dat het vertrouwen in verzoeker was weggevallen. Het Gerecht heeft de vordering van verzoeker afgewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden, met veroordeling van verzoeker in de proceskosten van de werkgever.