ECLI:NL:OGEAC:2018:37

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
CUR201703084 (voorheen EJ 84207/2017)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en dringende reden in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen verzoeker, een werknemer van de naamloze vennootschap Kompania di Distribushon di Awa i Elektrisidat di Korsou (Kodela) N.V., en zijn werkgever. Verzoeker was sinds 15 maart 2009 in dienst als Technician Inspection & Operations en werd op 28 november 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat verzoeker onrechtmatig had gehandeld door een installatie goed te keuren die niet voldeed aan de geldende normen, wat leidde tot het verlies van vertrouwen in verzoeker.

De procedure begon met een niet ontvankelijkheidsverweer van de werkgever, maar verzoeker werd ontvankelijk verklaard. Tijdens de behandeling op 8 februari 2018 zijn beide partijen verschenen, en de gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht. De werkgever voerde aan dat er dringende redenen waren voor het ontslag, terwijl verzoeker betwistte dat er sprake was van een dringende reden en verzocht om zijn loon uitbetaald te krijgen.

Het Gerecht oordeelde dat voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet een dringende reden vereist is. De werkgever heeft aangetoond dat verzoeker niet deugdelijke inspecties heeft uitgevoerd, wat leidde tot de conclusie dat het vertrouwen in verzoeker was weggevallen. Het Gerecht heeft de vordering van verzoeker afgewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden, met veroordeling van verzoeker in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M.A. Koendjbiharie,
tegen
de naamloze vennootschap
Kompania di Distribushon di Awa i Elektrisidat di Korsou (Kodela) N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar de tussenbeschikking van 15 december 2017. Het Gerecht heeft verzoeker na een niet ontvankelijkheidsverweer van de zijde van verweerster ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Voorts is bepaald dat behandeling van de zaak wordt voortgezet.
1.2.
De voortzetting van de behandeling vond plaats op 8 februari 2018. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn verschenen (alsmede de echtgenoot van verzoeker). Van de kant van verweerster zijn verschenen [naam 1], Manager Corporate Business, [naam 2], Legal Counsil, en [naam 3], Coördinator Revenu Protection, alsmede de gemachtigde van verweerster. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is in dienst bij verweerster sinds 15 maart 2009 in de functie van Technician Inspection & Operations. Het behoort tot zijn taak om installaties van klanten van verweerster te checken en al dan niet goed te keuren, waarna aansluiting op het netwerk kan plaatsvinden.
2.2.
Verzoeker heeft op 5 mei 2015 een keuringskaart betreffende de installatie aan het adres [adres] ingevuld en de installatie goedgekeurd.
2.3.
Toen op 11 november 2016 een zekering werd geïnstalleerd op genoemd adres is verweerster gebleken dat de installatie ondanks de goedkeuring niet voldoet aan de norm NEN1010 en niet goedgekeurd had mogen worden.
2.4.
Op 14 november 2016 heeft verweerster verzoekster geconfronteerd met deze bevinding. Verzoeker gaf aan zich de goedkeuring op 5 mei 2015 niet meer te herinneren.
2.5.
Op 15 november 2016 is verzoeker op non actief gesteld in verband met nader onderzoek.
2.6.
Op 28 november 2016 is verzoeker op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat onder meer:
Met betrekking tot het geval te [adres] het volgende:
Aqualectra Distribution (…) heeft de door u samen met een installateur en een medewerker van OW (…) op 5 mei 2015 te [adres] (keuringskaart # [nummer1], SO # [nummer2]) een keuring uitgevoerd. Na een onderzoek is gebleken dat de installatie niet aan de huidige normen van NEN 1010 voldoet. Op 14 november 2016 heeft uw leidinggevenden u hiermee geconfronteerd, doch heeft u te kennen gegeven dat u zich het e.e.a. niet kan herinneren.
Tijdens het verrichten van een nader onderzoek heeft de bewoner/eigenaar van voormeld adres aangegeven dat de installatie van het perceel te [adres] in dezelfde staat is gebleven en dat hij niet aanwezig was tijdens de keuring op 5 mei 2015.
Gelet op het voorgaande en het feit dat bij het installeren van de primaire zekering (…) op 11 november 2016 is geconstateerd dat de installatie op voormeld adres niet aan de huidige normen van NEN 1010 voldoet en aldus nimmer door Aqualectra kon worden goedgekeurd, concludeert Aqualectra dat u in strijd met de regels en vereisten een installatie heeft goedgekeurd hetgeen voor Aqualectra niet wordt getolereerd.
Voor Aqualectra is uw onrechtmatig en wanpresterend handelen, waaronder het plegen van fraude, geenszins aanvaardbaar. Aqualectra kan niet tolereren dat u misbruik maakt van uw bevoegdheden in uw functie van TechnicianInspection& Operations (…) door uw handtekening te plaatsen op de keuringskaart als zijnde het hebben geinspecteerd en goedgekeurd van een installatie te [adres] (…) die gebrekkig is/of niet aan de normen van NEN 1010 voldoen te hebben goedgekeurd. Dit levert ernstig plichtsverzuim op.
Als gevolg van het geconstateerde door u onrechtmatig en/of wanpresterend handelen, is het vertrouwen van Aqualectra in uw persoon per direct geheel komen te ontvallen. Voormelde feiten c.q. onrechtmatig handelen uwerzijds vormen voor Aqualectra zowel op zichzelf staand (individueel) als gezamenlijk een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615p BW die een ontslag op staande voet alleszins rechtvaardigt.
2.7.
Per brief van 19 december 2016 heeft verzoeker de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.8.
Verweerster heeft op 22 december 2016 schriftelijk aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie betreffende valsheid in geschrifte in verband met de keuring van de installatie aan de [adres] op 5 mei 2015 tegen verzoeker. Als bijlage bij de aangifte is een feitelijk relaas opgenomen over de gang van zaken betreffende de [adres].

3.Het geschil

3.1.
Verzoeker verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, verweerster veroordeelt om aan verzoeker zijn loon uit te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en vertragingsrente. Tevens verzoekt verzoeker veroordeling van verweerster in de proceskosten.
3.2.
Verzoeker legt aan de vordering ten grondslag dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen aangezien er geen dringende reden is voor ontslag.
3.3.
Verweerster heeft verweer gevoerd. Onder meer is naar voren gebracht dat er wel sprake was van dringende redenen voor ontslag. Voorts heeft verweerster een zelfstandig verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ten gevolg hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren (artikelen 7A: 1615o lid 1 en 1615p lid 1 BW).
4.2.
Verweerster heeft over de dringende reden in onderhavig geval het volgende als achtergrond naar voren gebracht. Verweerster is in de afgelopen jaren geconfronteerd met een zwendel door installateurs van elektra-installaties, inspecteurs in dienst van verweerster en medewerkers van Openbare Werken. Deze personen spannen samen in die zin dat er tegen de regels in op papier, zonder daadwerkelijke check, goedkeuring wordt verleend aan door hen zelf aangebrachte installaties. Op die manier worden klanten na het storten van een deposito op het net aangesloten en – zo is kennelijk de veronderstelling – verdienen betrokkenen extra.
Volgens verweerster heeft ook verzoeker aldus gehandeld voor wat betreft de keuring op het adres [adres]. In de bijlage (feitelijk relaas) bij de strafrechtelijke aangifte staat over dat adres onder meer:
- Op 11 november 2016 constateerde een medewerker van verweerster toen hij op genoemd adres de elektra wilde aansluiten dat een kabel en een hoofdschakelaar ontbraken.
- Er was geen installatie aanwezig.
- Op 14 november 2016 hebben twee andere medewerkers van verweerster polshoogte genomen ter plaatse. Zij constateerden dat onder geen enkele omstandigheid de installatie gekeurd had kunnen worden.
- Er was sprake van oude zekeringen - niet conform NEN1010 - en er liep een voedingskabel vanaf de nis naar de klant die niet was aangesloten, de kabel liep over de grond, niet conform de regels.
- De keuringskaart is door verzoeker ingevuld.
- De bewoner gaf aan dat er nooit iets aan de bestaande en aangetroffen installatie is gedaan, noch is deze geplaatst, noch is deze verwijderd.
4.3.
Verzoeker erkent de installatie op het adres [adres] te hebben goedgekeurd. Hij heeft voorts naar voren gebracht dat hij zich die situatie aldaar niet meer kon herinneren, aangezien hij tientallen keuringen per week verricht en hij werd bevraagd over dit adres anderhalf jaar na de keuring. Verzoeker ontkent dat hij fraude zou hebben gepleegd.
4.4.
Verzoeker voert tegenover het betoog van verweerster tevergeefs aan dat de installatie in de tussenliggende periode van anderhalf jaar makkelijk kan zijn gestolen. De bewoner heeft aan verweerster verklaard dat de installatie nooit is gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van de keuring. Dat de bewoner zou willen verhullen dat na de keuring de installatie zou zijn gestolen en/of door verweerster onder druk zou zijn gezet om aldus te verklaren, is onwaarschijnlijk en in onvoldoende mate concreet door verzoeker aangevoerd. Het Gerecht kan daar dus niet vanuit gaan.
4.5.
Verzoeker werpt voorts op dat de installatie niet onder zijn verantwoordelijkheid valt, maar onder die van de installateur. Dat neemt de verantwoordelijkheid van verzoeker evenwel niet weg. Hij is aangesteld als inspecteur en dient dus ook op goede gronden een goedkeuring af te geven.
4.6.
Verder geeft verzoeker aan dat de medewerker van Openbare Werken eveneens zijn handtekening heeft gezet onder de keuring, zodat dat duidt op een goede installatie die op juiste gronden is goedgekeurd. Gezien de uitleg van verweerster is die betreffende medewerker echter evenzeer betrokken bij de foutieve goedkeuring op het adres [adres], hetgeen verweerster ook heeft gemeld aan Openbare Werken. Hier heeft verzoeker onvoldoende tegenin gebracht.
4.7.
Tenslotte gaat de stelling van verzoeker dat zijn taak zich beperkt tot het controleren van de nis (een kastje van beton tussen de woning en de weg), ook niet op. Dit is gemotiveerd weerlegd door verweerster die ter zitting heeft uitgelegd dat verzoeker vanuit zijn functie naast het bouwwerk van de nis zelf tevens dient te letten op diverse elementen zoals de kabel, de installatie, de zekeringskast alsmede de capaciteit en samenhang van een en ander etc. Inspecteurs bij verweerster hebben, zo is in onvoldoende mate weersproken, de plicht om kennis te hebben van de NEN 1010 norm en daaraan te toetsen.
4.8.
Voorgaande komt er op neer dat er sprake was van dringende redenen, zoals weergegeven onder 4.1. Verzoeker deed - in ieder geval voor wat betreft keuring op het adres [adres] - niet waarvoor hij juist was aangenomen; het uitvoeren van een deugdelijke inspectie. Gezien de feiten alsmede de reactie daarop door verzoeker, namelijk ontkennen terwijl hij er wel van moest weten, is er ook geen ruimte of aanleiding om af te wegen dat dit slechts één incident is dat wellicht niet zwaar genoeg zou wegen voor ontslag. Het is navolgbaar dat het vertrouwen in verzoeker is weggevallen gezien zijn ontkennende houding. Dit betekent dat de vordering van verzoeker wordt afgewezen.
4.9.
Verweerster heeft verzocht om - voor het geval in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 28 november 2016 nog bestaat - de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daaraan legt zij primair de dringende reden voor het ontslag op staande voet ten grondslag.
4.10.
Dit verzoek is toewijsbaar gezien hetgeen hierboven is overwogen (zie met name 4.8.). De arbeidsovereenkomst zal daarom per heden (voorwaardelijk) worden ontbonden.
4.11.
Het debat tussen partijen over de Artillerieweg 26 met de vraag of verzoeker ook voor wat betreft dat adres zijn werk niet naar behoren heeft uitgevoerd kan daarom verder buiten beschouwing blijven.
4.12.
Verzoeker zal worden veroordeeld in de proceskosten van verweerster. Deze bedragen tot op heden NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

verzoek verzoeker
-
wijst afhet gevorderde;
-
veroordeeltverzoeker in de proceskosten, aan de zijde van verweerster tot op heden begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
-
verklaartde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verzoek verweerster
-
ontbindt de arbeidsovereenkomst, per heden, voor het geval in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat na 28 november 2016;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçaoen in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2018.