ECLI:NL:OGEAC:2018:363

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
CUR201602052 (voorheen AR 78651/2016)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na ontbinding van het huwelijk

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na de ontbinding van hun huwelijk. De procedure begon met een comparitievonnis op 21 mei 2018, waarna beide partijen op 29 juni 2018 aanvullende stukken overlegden. De vrouw en de man, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, hebben hun stellingen toegelicht tijdens de comparitie. Het Gerecht oordeelde dat er overeenstemming was over de waarde van de woning, die op NAf 65.000,- werd vastgesteld, en dat deze aan de man werd toebedeeld, met een vergoeding van NAf 32.500,- aan de vrouw wegens overbedeling. Er werd vastgesteld dat er geen hypothecaire lening op de woning rustte, maar dat de man persoonlijke leningen had afgesloten voor de woning, wat door de vrouw werd betwist. Het Gerecht oordeelde dat de leningen ten behoeve van de woning waren aangewend en dat de resterende schuld van de lening aan de man werd toebedeeld onder verrekening met de vrouw.

Daarnaast vorderde de vrouw een gebruiksvergoeding voor de bewoning van de woning door de man, maar het Gerecht wees deze vordering af, omdat de man alle kosten verbonden aan de woning had gedragen sinds de vrouw het huis had verlaten. De verdeling van de schulden bij UTS en de kosten van de taxatie van de woning werden gelijkelijk tussen partijen verdeeld. De vrouw maakte aanspraak op de helft van de contante waarde van het ouderdomspensioen van de man, en de spaarregeling van de vrouw werd aan haar toebedeeld onder verrekening met de man. Uiteindelijk leidde de verdeling tot de conclusie dat de man een bedrag van NAf 20.177,94 aan de vrouw moest betalen wegens onderbedeling. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A. Koendjibiharie,
tegen
[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. D.I.E.I. Lichtenberg.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het comparitievonnis van 21 mei 2018;
- de akte overlegging stukken & akte vermeerdering eis zijdens de man d.d. 29 juni 2018;
- de akte overlegging stukken zijdens de vrouw d.d. 29 juni 2018.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Verdere beoordeling van het geschil

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.1.
Bij tussenvonnis van 21 mei 2018 heeft het Gerecht partijen opgedragen hun stellingen nader te onderbouwen. Partijen hebben daartoe op 29 juni 2018 stukken overgelegd. Tijdens de comparitie hebben partijen hun stellingen nader toegelicht. Het Gerecht komt naar aanleiding daarvan tot het volgende oordeel.
2.2.
Partijen hebben overeenstemming over de waarde van de woning en de toedeling daarvan aan de man. De woning met een waarde van NAf 65.000,- per 14 juni 2016, wordt aan de man toebedeeld, met een vergoeding van NAf 32.500,- wegens overbedeling aan de vrouw.
2.3.
Uit de door de partijen aangedragen bewijsstukken is gebleken dat er op het huis geen hypothecaire lening rust. Wel zijn er door de man persoonlijke leningen bij ACU afgesloten, naar zijn zeggen ten behoeve van de afbouw en het opknappen van de woning. Dat wordt bevestigd door de aanvraagformulieren van de desbetreffende leningen, waaruit volgt dat de leningen zijn aangevraagd ten behoeve van de woning. De vrouw betwist dat de leningen zijn aangewend ten behoeve van de woning. Zij stelt dat het geld is uitgegeven aan de auto van de man. Naar het oordeel van het Gerecht is genoegzaam gebleken dat de leningen bij ACU zijn aangevraagd ten behoeve van de woning. Ter comparitie heeft de man ook nader toegelicht aan welke werkzaamheden het geld is besteed en wie de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Daar komt bij dat de omvang van het geleende bedrag niet in verhouding staat tot de door de vrouw aangegeven werkzaamheden aan de auto. Anders dan de auto heeft de vrouw niet aangegeven waar het geld aan zou zijn besteed. Wat daar ook van zij, voor de verdeling van de schulden is dat echter niet relevant, omdat zowel de woning als de auto binnen de huwelijksgemeenschap vallen en daarmee vaststaat dat de leningen zijn aangewend ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding. De resterende schuld van de lening bedraagt NAf 33.160,81. De lening zal, nu deze op zijn naam staat, aan de man worden toebedeeld onder verrekening van de helft van de waarde, ad NAf 16.580,41, met de vrouw.
2.4.
De vrouw vordert dat het Gerecht een gebruiksvergoeding betreffende de bewoning van de woning door de man vanaf 2 maart 2015 vaststelt. De man brengt hier tegenin dat de vrouw vrijwillig de woning heeft verlaten en hij sinds haar vertrek alle kosten verbonden aan de woning draagt. De man heeft ter zake een overzicht van ACU overgelegd waaruit volgt dat hij maandelijks een bedrag van NAf 717,- wordt afgelost op de lening, te vermeerderen met NAf 9,- per maand ter zake van het verzekeringsplan. Daarnaast heeft de man sinds het vertrek van de vrouw alle vaste lasten verbonden aan de woning voldaan. De vrouw heeft dat niet betwist. Het Gerecht is van oordeel dat de vaste lasten verbonden aan het verblijf van de woning, de gebruikelijke gebruiksvergoeding van 4% van de marktwaarde, overstijgt. De door de vrouw gevorderde gebruiksvergoeding valt daarmee weg tegen de door de man betaalde vaste lasten over de periode vanaf 2 maart 2015., zodat deze zal worden afgewezen.
2.5.
Onbetwist zijn de hoogte en de verdeling van de schuld bij UTS en de kosten van de taxatie van de woning.
De schuld bij UTS, die op naam van de man staat, ad NAf 1.638,74 per 16 juni 2014 zal conform de vordering gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld.
De kosten van de taxatie van de woning ad NAf 530,-, die geheel door de man zijn voldaan, zal conform de vordering van de vrouw en de vermeerdering van de eis van de man d.d. 29 juni 2018, gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld.
2.6.
Blijkens de door de man aangeleverde pensioenberekening bedraagt de contante waarde van diens ouderdomspensioen vermindert met het nabestaandenpensioen een bedrag van NAf 15.758,-. De vrouw maakt aanspraak op de helft daarvan, ad NAf 7.879,-.
2.7.
Blijkens de door de vrouw aangeleverde bewijsstukken heeft zij zelf geen pensioenaanspraken. Wel heeft zij een spaarregeling die per 30 april 2015 een waarde had van NAf 5.072,57. Deze spaarregeling is tijdens het huwelijk opgebouwd en in geval van een algehele gemeenschap wordt er geen onderscheid gemaakt tussen privé en overige positieve saldi. De spaarregeling wordt aan de vrouw toebedeeld onder verrekening van de helft van die waarde aan de man, ad NAf 2.536,29.
2.8.
Partijen hebben geen andere boedelbestanddelen aangedragen die in de verdeling betrokken dienen te worden. Uit het voorgaande vloeit voort dat de inmiddels ontbonden huwelijksgemeenschap zal worden verdeeld zoals hieronder aangegeven.
2.9.
De verdeling leidt tot de volgende opsomming (bedragen in NAf.):
Toebedeeld aan vrouw
Toebedeeld aan man
Woning
65.000,-
Lening man
-33.160,81
Schuld UTS
-1.638,74
Kosten taxatie woning
-530,-
Pensioenaanspraken man
15.758,-
Spaarregeling vrouw
5.072,57
Totaal
5.072,57
45.428,45
Overbedeling c.q. tekort
-20.177,94
20.177,94
2.10.
Uit het hierboven weergegeven schema vloeit voort dat de man een bedrag van NAf 20.177,94 (45.428,45 -/- 5.072,57 = 40.355,88 / 2) wegens onderbedeling van de vrouw, aan haar moet betalen. De man zal door het Gerecht worden veroordeeld om dat bedrag aan de vrouw te betalen.
2.11.
Nu partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
  • steltde verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast als beslist in r.o. 2.9;
  • veroordeeltde man overeenkomstig r.o. 2.10 een bedrag van NAf 20.177,94 aan de vrouw te voldoen;
  • bepaaltdat partijen elkaar verder over en weer niets verschuldigd zijn ter zake van overbedeling;
  • compenseertde kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen koste draagt;
  • verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.