ECLI:NL:OGEAC:2018:354
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Gruijters
- C. Bernsen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van politieman in drugszaken na gebrek aan bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, een politieman geboren in 1984, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van softdrugs en munitie. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 december 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders. De officier van justitie, mr. I.R.V. Out, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, ontzetting uit het ambt van politieagent en een geldboete van NAf. 10.000. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorhanden hebben van ongeveer 19.390 gram hennep en het voorhanden hebben van munitie. Het Gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam het Gerecht tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De aangetroffen drugs en munitie waren in een zeecontainer gevonden, maar er was geen direct bewijs dat de verdachte deze had aangewend of dat hij verantwoordelijk was voor de contrabande.
Het Gerecht oordeelde dat er een redelijke verdenking was, maar dat het dossier niet voldoende bewijs bood om tot een veroordeling te komen. De verdachte had een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de politiebroek en het Gerecht kon niet uitsluiten dat anderen verantwoordelijk waren voor de contrabande. Uiteindelijk leidde dit alles tot de vrijspraak van de verdachte, en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.