ECLI:NL:OGEAC:2018:353

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
500.00073/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens invoer en voorhanden hebben van vuurwapens en verdovende middelen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van het invoeren en voorhanden hebben van vuurwapens en verdovende middelen. De zitting vond plaats op 8 juni 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk. De officier van justitie, mr. R.A. Koert, eiste een gevangenisstraf van zes jaren. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van vuurwapens en het invoeren van cocaïne en hennep in de periode van 24 juni tot 19 augustus 2017. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

De verdachte werd vrijgesproken van het derde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij cocaïne had ingevoerd. Het Gerecht oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de invoer van vuurwapens en marihuana op 11 juli 2017. De bewijsvoering was gebaseerd op telecomgegevens en getuigenverklaringen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor het medeplegen van de overtreding van de Vuurwapenverordening en de Opiumlandverordening. Het Gerecht benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00073/18

Uitspraak: 29 juni 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Invoer (voorhanden hebben van) vuurwapens en munitie

1. dat hij op of omstreeks
11 juli 2017, in elk geval op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
24 juni 2017 tot 19 augustus 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
één of meerdere vuurwapensin de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of
één of meerdere scherpe patronen,in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(art. 3 j° art. 11 Vuurwapenverordening 1930 j° art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)

Voorhanden hebben cq afleveren van vuurwapens

2. dat hij op of omstreeks
4 juli 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
een pistool (van het merk Pietro Beretta; serienummer [wapennummer]),in elk geval één of meerdere vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(art. 3 j° art. 11 Vuurwapenverordening 1930 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair,

althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,

dat hij
op een tijdstip in of omstreeks de maand juli 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, binnen het grondgebied van Curaçao
een pistool (van het merk Pietro Beretta; serienummer [wapennummer]), in elk geval één of meerdere vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, heeft afgeleverd;
(art. 6 j° art. 11 Vuurwapenverordening 1930 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)

Invoer van verdovende middelen

3. hij
op 11 juli 2017, in elk geval op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
24 juni 2017 tot 19 augustus 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in
zijnbezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,
één of meerdere hoeveelheden cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
cocaïne, althans enige bereiding van
cocaïne, zijnde
cocaïne(een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);

(artikel 3 jo 11 van de Opiumlandsverordening 1960)

4. hij
op 11 juli 2017, in elk geval op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
24 juni 2017 tot 19 augustus 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in
zijnbezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend
één of meerdere hoeveelheden hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
(Artikel 4 jo 11-2 Opiumlandsverordening 1960)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 3
Het Gerecht heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Zoals hierna zal worden overwogen is het Gerecht van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de invoer van contrabande in de St Jorisbaai op 11 juli 2017. De van deze contrabande gemaakte foto’s vertonen onder meer pakketten waarvan, beoordeeld naar het uiterlijk daarvan, redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze cocaïne bevatten.
Dit is echter onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs. De foto’s tonen ingepakte pakketten waarvan de inhoud niet te zien is. Er is niets van deze pakketten in beslag genomen, laat staan onderzocht in een laboratorium. Ook uit de in het dossier aanwezige tapgesprekken kan niet met enige mate van zekerheid worden afgeleid dat over cocaïne wordt gesproken. Noch de invoer van cocaïne, noch het daaruit volgende bezit, kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte het ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. dat hij
op ofomstreeks
11 juli 2017, in elk geval op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van24 juni 2017 tot 19 augustus 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
één ofmeerdere vuurwapensin de zin van de Vuurwapenverordening 1930
en/oféén of meerdere scherpe patronen,in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
2. dat hij op
of omstreeks4 juli 2017in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
een pistool (van het merk Pietro Beretta; serienummer [wapennummer]),in elk geval één of meerdere vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
4. hij
op 11 juli 2017,
in elk geval op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van24 juni 2017 tot 19 augustus 2017in Curaçao,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval inzijnbezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend
één hoeveelheidenhennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de feiten 1 en 4 heeft zij daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Er zijn geen wapens of drugs onder verdachte aangetroffen. De tapgesprekken zijn nietszeggend, terwijl de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] op zichzelf staat, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht is van oordeel dat het verweer weerlegd wordt door de gebezigde bewijsmiddelen. Ter nadere toelichting geldt het volgende.
Uit telecomgegevens, waaronder tapgesprekken, volgt dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 2], op 11 juli 2017 ’s nachts in de omgeving van de St Jorisbaai aanwezig is. De twee overleggen telefonisch nauw met elkaar. Volgens gegevens van de Kustwacht is daar toen een vaartuig aangeland. In de telefoon van [medeverdachte 2] is een groot aantal foto’s aangetroffen die kort na de aanlanding zijn gemaakt. Blijkens de achtergrond van deze foto’s zijn deze gemaakt in de woning van verdachte. Op de foto’s zijn vuurwapens en pakketten te zien. Enkele van deze pakketten zijn transparant en bevatten een groenkleurig kruid. Gelet op het uiterlijk van het kruid en de context waarin de foto’s zijn gemaakt, concludeert het Gerecht dat het om marihuana gaat. Dat het om echter vuurwapens gaat blijkt eveneens uit uiterlijk en context, alsmede uit het feit dat een van de afgebeelde vuurwapens, een Pietro Beretta model Px4 Storm, later daadwerkelijk onder medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen en een echt vuurwapen bleek te zijn.
Een en ander brengt het Gerecht tot het oordeel dat verdachte op 11 juli 2017 samen met [medeverdachte 2] een hoeveelheid vuurwapens en marihuana heeft ingevoerd en daarmee ook voorhanden heeft gehad.
Daarbij zij opgemerkt dat de invoer van vuurwapens niet ten laste is gelegd. Hoewel er, vooral gezien de tapgesprekken, aanwijzingen zijn dat verdachte ook voor en na 11 juli 2017 vuurwapens voorhanden heeft gehad, schiet het bewijs daarvoor tekort, zodat slechts het voorhanden hebben omstreeks 11 juli 2017 bewezen wordt verklaard.
Met betrekking tot de tenlastelegging van feit 4 overweegt het Gerecht dat de woorden ‘in elk geval’ duiden op een subsidiaire tenlastelegging van bezit/aanwezig hebben van de hennep, zodat de bewezenverklaring zich beperkt tot de invoer daarvan. Hoewel het verschillende balen betreft dient het geheel taalkundig te worden opgevat als ‘een hoeveelheid hennep’.
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak van feit 2 bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het bewijs tekort schiet dat verdachte degene is die het bewuste vuurwapen heeft overgedragen.
Het Gerecht verwerpt het verweer. Uit telecomgegevens blijkt dat verdachte rondom de overdracht van het vuurwapen veel contact heeft met de groep die het wapen ontvangt. De daadwerkelijke ontvanger [persoon 1], alsmede getuige [getuige 1], wijzen verdachte aan als degene die het wapen heeft geleverd. Voorts herkent een lid van het observatieteam verdachte als de bestuurder van de Toyota Passo die [persoon 1] in zijn auto laat stappen, waarna [persoon 1] uitstapt met een Albert Heijn-tas, volgens zijn zeggen met het vuurwapen daarin. Verdachte heeft het vuurwapen daarom, zoals primair ten laste is gelegd, voorhanden gehad, alvorens het over te dragen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Feit 1:
Het medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930;
Feit 4:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4 lid 1 onder A van de Opiumlandverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep en vuurwapens. Hennep is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de gebruikers daarvan en voor de maatschappij. De handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met geweldscriminaliteit en leidt tot vele andere vormen van criminaliteit bij de verslaafden. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving mee. Het betreft derhalve ernstige feiten.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat slechts een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:123 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 11 van de Vuurwapenverordening en artikel 11 van de Opiumlandverordening 1960, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door S.M. La Croes-Virginia (zittingsgriffier), en op 29 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: